Auteur: Judit Arends

Vrijwilligerswerk 2020

Over deze publicatie

In dit rapport staat het verrichten van vrijwilligerswerk door de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder in 2020 centraal. In dat jaar gaf 44 procent aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Er is sprake van een daling ten opzichte van de voorgaande jaren. In 2020 waren er vooral minder vrijwilligers voor sportverenigingen, scholen, jeugdwerk en voor wijk of buurt dan in 2019.
Vergeleken met 2017 deden in 2020 meer vrijwilligers incidenteel vrijwilligerswerk voor sportverenigingen, en meer regelmatig vrijwilligerswerk voor andere organisaties. Ruim een derde van de respondenten gaf aan dat ze ooit vrijwilligerswerk hadden gedaan. De voornaamste redenen waarom mensen hiermee gestopt zijn, zijn geen zin meer hebben, verandering in de gezinssituatie, gezondheidsproblemen, het vinden van een betaalde baan of “iets anders”.

1. Inleiding

Op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), is in 2020 in samenspraak met de Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk (NOV) een verdiepende module vrijwilligerswerk toegevoegd aan het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn 2020 (S&W). Dit betreft een aanvulling op het reguliere deel in S&W op basis waarvan informatie over het aandeel vrijwilligers in 13 soorten organisaties is verzameld.

Uit het reguliere vragenblok over vrijwilligerswerk blijkt dat in de periode 2012-2019 gemiddeld 49 procent van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder aangaf zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. 3 op de 10 zeiden de afgelopen vier weken nog als vrijwilliger actief te zijn geweest. De meeste vrijwilligers zetten zich in voor sportverenigingen, scholen, verzorging, jeugdwerk en levensbeschouwelijke organisaties. Vrijwilligers worden vooral aangetroffen onder hoger opgeleiden en 35- tot 45-jarigen.
In 2020 is het reguliere deel aangevuld met een aantal verdiepende vragen. Aan degenen die vrijwilligerswerk deden werden onder andere vragen gesteld over de frequentie en de duur van, en de tevredenheid over het vrijwilligerswerk. Ook is gevraagd of men eerder vrijwilligerswerk heeft gedaan en waarom men gestopt is.
In dit rapport staat het verrichten van vrijwilligerswerk door de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder in 2020 centraal. Het doel is allereerst om de resultaten van het reguliere deel en ontwikkelingen daarin ten opzichte van eerdere jaren te beschrijven. Daarnaast is dit onderzoek gericht op de verdiepende vragen. Omdat de aanvullende onderwerpen ook in 2017 zijn meegenomen wordt er ook een vergelijking gemaakt met dat jaar.
Opgemerkt moet worden dat 2020 een bijzondere jaar was vanwege corona en de maatregelen zoals de lockdowns. Hiermee moet bij de interpretatie van de gegevens rekening worden gehouden. Het is aannemelijk dat, doordat de mogelijkheden om vrijwilligerswerk te doen een groot deel van het jaar beperkter waren, het aandeel vrijwilligers in 2020 afnam.


2. Reguliere deel van het onderzoek

De resultaten in 2020 hebben betrekking op 7 836 respondenten in het onderzoek S&W 2020. Hiervan hebben 3 434 mensen aangegeven dat ze in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk hebben gedaan voor één of meer organisaties of verenigingen. Dat is 44 procent van de 15-plussers in Nederland. Dit aandeel is significant lager dan in eerdere jaren toen dit percentage rond de 49 procent schommelde. Sinds 2012 is zo’n sterke daling nog niet voorgekomen.

2.1 Vrijwilligers naar organisaties

Van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder gaf in 2020 21 procent aan zich in de vier weken voorafgaand aan het interview ingezet te hebben als vrijwilliger voor een organisatie of vereniging (tabel 2.1.1). Dit percentage bleef vrij stabiel in de periode 2012-2019 (30 procent), maar is in 2020 fors gedaald tot 21 procent.

2.1.1. Vrijwilligerswerk, personen van 15 jaar of ouder
201220132014201520162017201820192020
Afgelopen jaar vrijwilligerTotaal (%)50,549,148,048,749,748,547,646,743,8
OrganisatieSportvereniging (%)15,814,815,114,515,314,514,615,213,0
OrganisatieSchool (%)11,711,110,811,511,611,310,210,68,3
OrganisatieJeugdwerk (%)7,78,18,38,58,28,58,78,47,4
OrganisatieVerzorging (%)9,28,68,68,39,58,68,87,87,3
OrganisatieLevensbeschouwelijke organisatie (%)8,38,37,78,17,67,47,66,76,3
OrganisatieCulturele verenigingen (%)5,55,44,85,05,45,05,24,84,8
OrganisatieWijk of buurt (%)5,25,25,14,75,34,75,65,74,5
OrganisatieHobbyverenigingen (%)5,54,94,54,95,34,54,54,74,3
OrganisatieVakbond of bedrijfsorganisatie (%)2,52,52,42,12,82,22,22,72,1
OrganisatieWonen (%)2,22,02,11,92,01,82,22,21,6
OrganisatieSociale hulpverlening (%)1,61,81,71,82,02,01,91,91,6
OrganisatiePolitieke organisatie (%)1,51,31,41,41,51,21,31,31,1
OrganisatieAndere organisatie (%)7,37,26,47,07,16,67,27,16,5
Afgelopen 4 weken vrijwilligerTotaal (%)30,730,029,531,130,329,829,930,520,9

Er bestaan grote verschillen in de mate waarin mensen vrijwilligerswerk deden voor de gevraagde organisaties of verenigingen. In 2020 werden sportverenigingen, net als in de voorgaande jaren, het vaakst genoemd als organisatie of vereniging waarvoor men vrijwilligerswerk deed (13 procent), gevolgd door scholen (8 procent), jeugdorganisaties en verzorging (7 procent). Daarna volgen met 6 procent levensbeschouwelijke organisaties. Vijf procent van de bevolking deed vrijwilligerswerk voor culturele verenigingen of voor organisaties ten behoeve van de wijk of buurt. Vier procent deed vrijwilligerswerk voor hobby- of gezelligheidsverenigingen. Vakbonden of bedrijfsorganisaties en organisaties voor wonen, politieke organisaties en sociale hulpverlening werden relatief weinig genoemd:  1-2 procent van de 15-plussers zei hier vrijwilligerswerk voor te doen.

Er is sprake van een daling – in vergelijking met 2019 – in het aandeel dat in 2020 vrijwilligerswerk deed voor sportverenigingen, scholen, jeugdwerk, wijk of buurt, wonen en vakbond of bedrijfsorganisatie. Er is geen verschil tussen 2019 en 2020 in het percentage dat zich vrijwillig inzette op gebied van verzorging of sociale hulpverlening, voor een levensbeschouwelijke, culturele of politieke organisatie of voor hobbyverenigingen.

Er is sterke variatie in de tijd die vrijwilligers wekelijks in hun vrijwilligerswerk investeerden. Gemiddeld besteedden vrijwilligers in 2020 iets meer dan 4 uur per week aan vrijwilligerswerk. De grootste groep vrijwilligers, 37 procent, gaf aan minder dan één uur per week vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Dit zijn mensen die een paar uur per jaar actief waren als vrijwilliger. Bijna een kwart (23 procent) was 1 tot 3 uur per week actief en eveneens bijna een kwart (24 procent) 3 tot 8 uur. 12 procent van de vrijwilligers was wekelijks 8 tot 20 uur actief. Meer dan 20 uur vrijwilligerswerk per week is voorbehouden aan 4 procent. De meeste uren per week werden besteed aan jeugdwerk en de minste aan activiteiten voor scholen.

In 2020 is met 37 procent het aandeel vrijwilligers dat minder dan één uur vrijwilligerswerk deed hoger dan het jaar daarvoor (34 procent; figuur 2.1.2). Dit gaat vooral ten koste van het aandeel dat 1 tot 3 uur vrijwilligerswerk deed.

2.1.2 Uren per week besteed aan vrijwilligerswerk
JaarMinder dan 1 uur (% vrijwilligers)1 tot 3 uur (% vrijwilligers)3 tot 8 uur (% vrijwilligers)8 tot 20 uur (% vrijwilligers)20 uur of meer (% vrijwilligers)
2020372324124
2019342525124

2.2 Verschillen in vrijwilligerswerk tussen bevolkingsgroepen

Vrijwilligers waren vaker te vinden onder de middelbare leeftijdsgroepen dan in de jongere en oudere leeftijdsgroepen (tabel 2.2.2). Het aandeel vrijwilligers was het hoogst onder 35- tot 45-jarigen: 49 procent. Deze leeftijdsgroep, met vaak schoolgaande kinderen, was vergeleken met andere leeftijdsgroepen met 24 procent het vaakst actief op school. Mensen boven de 55 jaar zetten zich juist meer in voor organisaties op het gebied van verzorging en levensbeschouwing, en ook meer voor culturele activiteiten of hobbyverenigingen.

Gemiddeld besteedde een 65-plusser die vrijwilligerswerk deed daar wel meer uren aan dan mensen jonger dan 65 jaar. 65- tot 75-jarigen spendeerden de meeste uren per week aan vrijwilligerswerk (meer dan 6 uur) en 35- tot 45-jarigen de minste uren (3 uur). In 2019 was dat ook het geval.
Vergeleken met 2019 nam het aandeel vrijwilligers af bij 35- tot 45-jarigen en 45- tot 55-jarigen (figuur 2.2.1). Bij de andere leeftijdsgroepen zijn er geen (significante) verschillen.

2.2.1 Vrijwilligerswerk naar leeftijd, 2020 en 2019
vrijwilliger2020 (% )2019 (% )
Totaal43,846,7
15 tot 25 jaar44,144,8
25 tot 35 jaar39,842,3
35 tot 45 jaar48,954,7
45 tot 55 jaar48,253,3
55 tot 65 jaar43,046,2
65 tot 75 jaar44,247,7
75 jaar of ouder35,331,7

Mannen en vrouwen hebben zich in 2020 (vrijwel) even vaak ingezet als vrijwilliger. Wel zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen als naar het soort organisatie wordt gekeken waarvoor vrijwilligerswerk werd gedaan. Zo waren vrouwen twee en half keer zo vaak als mannen actief in de verzorging (10 tegen 4 procent) en bijna twee keer zo vaak voor een school (11 tegen 6 procent). Deze verschillen bestonden ongeacht hun leeftijd. Mannelijke vrijwilligers van 25 jaar of ouder waren daarentegen actiever op het gebied van sport (16 tegen 10 procent), politieke organisaties en woonomstandigheden. Tot 25 jaar is dit verschil tussen mannen en vrouwen er niet. Ook is er een verschil tussen mannen en vrouwen in het gemiddeld aantal uren per week dat aan vrijwilligerswerk werd besteed: mannen besteedden gemiddeld meer uren aan vrijwilligerswerk dan vrouwen.

2.2.2 Vrijwilligerswerk naar achtergrondkenmerken, personen van 15 jaar of ouder, 2020 (%)
TotaalSportSchoolJeugdwerkVerzorgingLevens-beschouwingCultuurWijk of buurtHobbyVakbond/ bedrijfSociale hulp-verleningWonenPolitieke organisatieAndere organisatie
VrijwilligersTotaal43,8138,37,47,36,34,84,54,32,11,61,61,16,5
GeslachtMannen44,215,85,67,74,35,95,15,14,92,61,32,21,47,0
GeslachtVrouwen43,510,3117,110,26,74,63,93,81,61,80,90,76,0
Leeftijd15 tot 25 jaar44,117,29,78,45,14,04,22,04,41,61,20,30,94,8
Leeftijd25 tot 35 jaar39,811,76,46,35,15,83,92,82,62,61,30,91,25,7
Leeftijd35 tot 45 jaar48,915,123,56,24,74,72,94,13,03,41,51,30,95,0
Leeftijd45 tot 55 jaar48,219,59,98,38,35,84,75,93,42,21,71,11,66,5
Leeftijd55 tot 65 jaar43,010,63,18,010,07,85,77,15,32,71,61,60,98,0
Leeftijd65 tot 75 jaar44,28,22,58,010,07,77,25,26,30,81,83,21,09,6
Leeftijd75 jaar of ouder35,34,51,15,78,09,15,73,26,60,81,83,40,76,0
OpleidingsniveauBasisonderwijs27,34,74,57,16,05,02,32,13,10,00,60,50,23,4
OpleidingsniveauVmbo, avo onderbouw, mbo137,110,25,27,88,25,83,43,43,90,90,61,20,45,0
OpleidingsniveauMbo2, 3, 4, havo, vwo44,213,28,07,37,76,64,64,45,21,91,51,61,06,7
OpleidingsniveauHbo, wo bachelor52,316,112,08,18,17,76,86,13,92,92,61,91,37,4
OpleidingsniveauWo, master, doctor53,219,011,36,14,35,17,25,74,14,82,52,52,89,6
HuishoudensinkomenEerste (laagste) kwartiel36,46,35,15,97,34,73,52,74,50,91,60,81,17,3
HuishoudensinkomenTweede kwartiel40,49,18,48,27,97,34,24,34,21,41,22,10,75,8
HuishoudensinkomenDerde kwartiel47,615,010,57,76,77,35,44,44,72,41,41,51,06,3
HuishoudensinkomenVierde (hoogste) kwartiel48,418,68,57,37,65,75,85,84,13,22,01,81,36,8
Betaald werkWel betaald werk46,216,510,27,26,45,94,94,83,80,91,51,41,25,7
Betaald werkGeen betaald werk39,66,65,07,68,97,04,74,05,40,61,72,00,77,9
Betaald werkGeen, exclusief 67 jaar of ouder39,97,38,68,58,95,12,84,03,80,61,90,60,78,3
HerkomstNederlandse achtergrond46,814,78,97,58,06,45,44,94,72,21,71,71,17,0
HerkomstMigratieachtergrond34,27,66,66,95,06,02,93,23,21,81,11,11,05,1
Kerkelijke gezindteGeen denominatie41,914,59,35,75,60,34,74,53,92,31,71,51,16,4
Kerkelijke gezindteDenominatie47,211,27,49,49,714,45,14,35,12,01,51,80,96,8
Stedelijkheid woongemeenteZeer sterk stedelijk40,09,47,66,05,54,24,04,34,12,51,82,31,45,3
Stedelijkheid woongemeenteSterk stedelijk40,511,88,46,56,85,94,13,53,31,91,51,71,06,6
Stedelijkheid woongemeenteMatig stedelijk48,316,88,69,49,36,35,44,24,52,11,70,90,77,6
Stedelijkheid woongemeenteWeinig stedelijk47,415,19,38,17,88,35,75,55,82,01,41,40,96,4
Stedelijkheid woongemeenteNiet stedelijk50,616,17,19,39,48,96,96,95,11,81,30,51,08,3

Mensen met een hoog opleidingsniveau (hbo, wo bachelor en wo, master, doctor) waren vaker vrijwilliger dan mensen met een lager opleidingsniveau. Waar van de hoog opgeleiden meer dan de helft actief was als vrijwilliger, bleef dat bij de laagst opgeleiden beperkt tot iets meer dan een kwart. Hoger opgeleiden zetten zich vooral vaker dan lager opgeleiden in voor een school, een sportvereniging, culturele vereniging, politieke organisaties, sociale hulpverlening en organisaties op het gebied van wonen. Lager opgeleiden besteedden gemiddeld meer uren aan vrijwilligerswerk dan hoger opgeleiden.

In 2020 deden minder mensen met een afgeronde mbo- en met wo-opleiding vrijwilligerswerk dan in 2019 (figuur 2.2.3). Tussen de andere opleidingsniveaus waren er geen significante verschillen.

2.2.3 Vrijwilligerswerk naar opleidingsniveau, 2020 en 2019
vrijwilliger2020 (% personen van 15 jaar of ouder)2019 (% personen van 15 jaar of ouder)
Totaal43,846,7
Basisonderwijs27,330,2
Vmbo,avo,onderbouw mbo37,136,4
Mbo 2, 3, 4, havo, vwo44,248,7
Hbo, wo bachelor52,355,6
Wo master, docor53,258,4

Mensen met een hoog huishoudinkomen deden over het algemeen vaker vrijwilligerswerk dan mensen met een laag huishoudinkomen: 48 tegen 36 procent. Het verschil was het grootst op het gebied van sport (19 versus 6 procent).
Werkenden waren vaker vrijwilliger dan niet-werkenden: 46 tegen 40 procent. Dit verschil komt echter geheel voor rekening van verschillen tussen werkenden en niet-werkenden in leeftijd en opleidingsniveau. Aangezien maar een zeer beperkt deel van de werkenden ouder is dan 67 jaar, is voor een betere vergelijking deze analyse ook uitgevoerd zonder de 67-plussers. Dit maakte voor het aandeel vrijwilligers zonder betaald werk geen verschil. Wel is er een toename van 5 naar 9 procent bij de vrijwillige inzet voor scholen.
Als we naar het gemiddeld aantal uren per week kijken, dan valt op dat mensen zonder betaald werk meer tijd besteden aan vrijwilligerswerk dan mensen met betaald werk. Dit geldt ook als 67-plussers niet meegenomen worden bij mensen zonder betaald werk.
Ook de migratieachtergrond is onderscheidend. Bijna de helft van de 15-plussers met een Nederlandse achtergrond was vrijwilliger, bij degenen met een migratieachtergrond was dat een derde.
Personen die zichzelf rekenen tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering waren met 47 procent vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie (42 procent). Mensen met denominatie deden niet alleen vaker vrijwilligerswerk voor de kerk maar ook voor andere organisaties dan mensen zonder denominatie.
Inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten deden ten slotte vaker vrijwilligerswerk dan inwoners van (zeer) sterk stedelijke woongemeenten.

3. Aanvullende deel van het onderzoek in 2020

Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk in 2020 was om meer informatie te verkrijgen over een aantal aspecten van vrijwilligerswerk, waaronder de frequentie, duur, tevredenheid en of en waarom mensen gestopt zijn. Deze aspecten zijn in 2017 ook gevraagd, waardoor er een vergelijking gemaakt kan worden met 2020.

3.1 Frequentie en duur

In figuur 3.1.1 is het aandeel incidenteel of regelmatig vrijwilligerswerk van de vrijwilligers die actief zijn in de 13 soorten organisaties weergegeven. Meer dan zes op de tien van de vrijwilligers deden het vrijwilligerswerk regelmatig (63 procent), dus (bijna) elke week of maand. Bijna vier op de tien deden dat incidenteel (37 procent). De vergelijking van de 13 soorten vrijwilligerswerk laat zien dat bij de meeste organisaties meer dan de helft van de vrijwilligers aangaf het vrijwilligerswerk regelmatig te doen. Dit geldt vooral voor vrijwilligerswerk voor kerk, moskee of levensbeschouwelijke groeperingen (69 procent), jeugdorganisaties (67 procent), culturele verenigingen (62 procent) en andere organisaties (66 procent). Vrijwilligerswerk vond vaker incidenteel plaats voor wijk of buurt (64  procent), scholen (59 procent), politieke partij (58 procent) en voor wonen en woonomstandigheden (51 procent).

3.1.1 Frequentie van vrijwilligerswerk, 2020
JaarRegelmatig (% vrijwilligers)Incidenteel (% vrijwilligers)
Totaal63,436,6
Kerk69,330,7
Jeugd67,932,1
Cultuur62,137,9
Vakbond56,943,1
Hobby56,143,9
Soc.hulpverlening55,444,6
Sport54,845,2
Verzorging54,545,5
Wonen48,651,4
Politiek41,658,4
School41,059,0
Wijk/buurt36,064,0
Anders66,133,9

In 2020 deden meer vrijwilligers incidenteel vrijwilligerswerk voor sportverenigingen, en meer regelmatig vrijwilligerswerk voor andere organisaties dan in 2017. Voor de andere vrijwilligersorganisaties is er geen sprake van significante verschuivingen.

De meeste vrijwilligers die regelmatig vrijwilligerswerk deden, deden dat wekelijks. Dit geldt niet voor vrijwilligerswerk voor kerk, moskee of levensbeschouwelijke groepering en voor school; dat deden mensen ongeveer even vaak wekelijks als maandelijks. Voor vakbond of bedrijfsorganisaties werd juist vaker maandelijks dan wekelijks vrijwilligerswerk gedaan. 
De meeste vrijwilligers die incidenteel vrijwilligerswerk deden, deden dat 2 of 3 keer per jaar. Voor sociale hulpverlening was dat vaker dan 2 of 3 keer per jaar en voor verzorging of verpleging deden  mensen vaker eenmalig per jaar.

Jongeren van 15- tot 19 jaar verrichtten vaker incidenteel vrijwilligerswerk (57 procent) dan de andere leeftijdsgroepen, variërend van 21 (75-plussers) tot 46 procent (25 tot 35 jarigen). Mannen en vrouwen en hoger en lager opgeleiden verschilden niet in de frequentie. Mensen met betaald werk verrichtten vaker incidenteel vrijwilligerswerk dan mensen zonder betaald werk: 42 tegen 26 procent. Inwoners van niet stedelijke woongemeenten deden vaker regelmatig vrijwilligerswerk dan inwoners van zeer sterk stedelijke woongemeenten: 69 tegenover 60 procent.

Gemiddeld deden mensen 7 jaar lang het vrijwilligerswerk (figuur 3.1.2). Het langst deden mensen vrijwilligerswerk voor kerk, moskee of levensbeschouwelijke groepering (13 jaar) en het kortst voor scholen (4 jaar). Er zijn geen significante verschillen met 2017.

3.1.2 Duur vrijwilligerswerk naar organisatie, 2020
JaarDuur (jaar)
Totaal7
Kerk13
Cultuur9
Jeugd8
Hobby7
Sport7
Politiek7
Verzorging6
Soc.hulpverlening6
Anders6
Wijk/buurt5
Vakbond5
Wonen6
School4

3.2 Tevredenheid en toekomstplannen

Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers waren met het vrijwilligerswerk dat ze het afgelopen jaar deden. Gemiddeld gaf men een 7,6. Er was weinig variatie in tevredenheid tussen het soort vrijwilligerswerk. Het laagste cijfer (7,2) gaven de vrijwilligers die actief waren voor organisaties op het terrein van wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen. Het hoogste cijfer (7,9 en 7,8) gaven de vrijwilligers die zich inzetten voor kerk, moskee, levensbeschouwelijke groepering, culturele verenigingen, jeugdwerk of andere organisaties.
Het meest tevreden waren de 65-plussers (7,8) en het minst de 15-tot 25-jarigen (7,4). Lager opgeleiden waren vaker tevreden dan hoger opgeleiden. Mannen en vrouwen verschilden niet in tevredenheid.

3.2.1 Gemiddelde rapportcijfer, 2020
Gemiddelde rapportcijfer
Andere organisatie 7,9
Levensbeschouwelijke organisatie7,8
Culturele verenigingen 7,8
Jeugdwerk 7,8
Hobbyverenigingen 7,7
Verzorging7,6
Sociale hulpverlening7,6
Sportvereniging7,5
School 7,5
Wijk of buurt 7,4
Vakbond of bedrijfsorganisatie7,3
Politieke organisatie 7,3
Wonen7,2

Tevens is gevraagd of men van plan was om het vrijwilligerswerk voor de organisatie over een jaar nog te doen (figuur 3.2.2). Zowel in 2020 als in 2017 gaf 74 procent aan om dat van plan te zijn. Voor kerk, moskee en levensbeschouwelijke organisaties wilde ruim 80 procent van de vrijwilligers ook het volgend jaar zich hiervoor inzetten, 5 procent gaf aan daarmee te stoppen, en 7 procent was in het afgelopen jaar al gestopt. Daarnaast gaf 6 procent geen antwoord of zei dit nog niet te weten. Ook bij de andere organisaties gaf een duidelijke meerderheid aan zich als vrijwilliger te willen blijven inzetten. Het minst geldt dit voor verzorging en scholen, waar deze bereidheid 62 en 63 procent was.

3.2.2 Van plan om vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen
JaarJa (% vrijwilligers)Nee (% vrijwilligers)Al gestopt (% vrijwilligers)Geen antwoord,weet niet (% vrijwilligers)
Kerk82756
Cultuur768106
Hobby751186
Anders749116
Sport7111126
Vakbond719128
Jeugd708139
Wijk/buurt6911128
Politiek6912109
Soc.hulpverlening6610168
Wonen6517153
School63141310
Verzorging62141311

Jongeren van 15- tot 19 jaar waren minder vaak van plan om met het vrijwilligerswerk door te gaan dan de andere leeftijdsgroepen (tabel 3.2.3). Minder dan de helft van de 15- tot 19-jarigen wilde doorgaan, terwijl meer dan 80 procent van de 55- tot 75-jarigen dat wilde. Hoger opgeleiden waren vaker van plan om door te gaan met het vrijwilligerswerk dan laagopgeleiden (basisonderwijs). Mannen en vrouwen verschilden niet in hun toekomstplannen.

3.2.3 Vrijwilligers die van plan zijn het vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen, 2020 (%)
Percentage vrijwilligers
GeslachtMannen76
GeslachtVrouwen73
Leeftijd15 tot 25 jaar56
Leeftijd15 tot 19 jaar49
Leeftijd19 tot 25 jaar60
Leeftijd25 tot 35 jaar69
Leeftijd35 tot 45 jaar78
Leeftijd45 tot 55 jaar76
Leeftijd55 tot 65 jaar83
Leeftijd65 tot 75 jaar82
Leeftijd75 jaar of ouder79
OpleidingsniveauBasisonderwijs67
OpleidingsniveauVmbo, avo onderbouw, mbo169
OpleidingsniveauMbo2, 3, 4, havo, vwo76
OpleidingsniveauHbo, wo bachelor78
OpleidingsniveauWo, master, doctor77

Vrijwilligers die een hoger rapportcijfer gaven, waren vaker van plan om over een jaar het vrijwilligerswerk nog te doen.

3.3 Redenen gestopt en geen vrijwilligerswerk gedaan

Ruim een derde (35 procent) van de respondenten gaf aan dat ze ooit maar niet in het afgelopen jaar vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging hadden gedaan of dat ze vóór het vrijwilligerswerk dat ze in de afgelopen 12 maanden hebben gedaan nog ander vrijwilligerswerk deden. Aan deze respondenten is vervolgens de vraag gesteld wat de voornaamste reden was dat ze hiermee zijn gestopt. Negen antwoordmogelijkheden werden voorgelegd: verandering in gezinssituatie, verhuizing, mantelzorg geven, betaalde baan gevonden, het oneens zijn met de koers van de organisatie, onenigheid met leden van de organisatie, geen zin meer hebben, gezondheid, of iets anders. 
De voornaamste redenen waren: geen zin meer hebben (12 procent), verandering in de gezinssituatie (10 procent), gezondheidsproblemen (10 procent) of het vinden van een betaalde baan (10 procent). Voor 33 procent was iets anders de reden om op te houden. De meest genoemde redenen daarbij waren de volgende: het vrijwilligerswerk was eenmalig, tijdelijk, de organisatie of vrijwilligerswerk was opgeheven, gestopt in verband met corona, niet meer nodig, was lang genoeg bezig geweest, te oud, te druk, geen tijd meer voor vrijwilligerswerk.

Er zijn geen significante verschillen met 2017. Toen gaf ook 35 procent van de respondenten aan dat ze ooit vrijwilligerswerk hadden gedaan, en de verdeling van de voornaamste redenen waarom men is gestopt is ook vergelijkbaar.

3.3.1 Voornaamste reden waarom men is gestopt
RedenReden (% personen van 15 jaar of ouder )
Iets anders33
Geen zin meer hebben12
Verandering in gezinssituatie10
Gezondheid10
Het vinden van een betaalde baan10
Verhuizing9
Het geven van mantelzorg4
Oneens met de koers van de organisatie3
Onenigheid met leden van de organisatie1

Respondenten die geen vrijwilligerswerk hadden gedaan in de afgelopen 12 maanden en respondenten die aangaven nooit vrijwilligerswerk te hebben gedaan kregen de vraag voorgelegd wat de redenen waren dat zij geen vrijwilligerswerk hebben gedaan. Meer dan de helft gaf aan geen tijd te hebben voor vrijwilligerswerk. Een op de vijf koos voor het antwoord dat vrijwilligerswerk doen hen niet aanspreekt of noemde een andere reden. 15 procent gaf aan dat ze niet konden vanwege hun gezondheid en drie procent koos voor de redenen ‘Ik denk dat ik er niet de juiste vaardigheden voor heb’ en ‘Ik weet niet hoe ik geschikt vrijwilligerswerk kan vinden’.

3.3.2 Redenen geen vrijwilligerswerk gedaan, 2020
RedenReden (% personen van 15 jaar of ouder)
Geen tijd52
Spreekt niet aan22
Andere reden20
Gezondheid15
Weet niet hoe te vinden3
Niet de juiste vaardigheden3

4. Samenvatting en conclusie

4.1 Vrijwilligerswerk: het reguliere onderzoeksdeel

In 2020 gaf 44 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Er is sprake van een daling ten opzichte van de voorgaande jaren. Toen lag dat aandeel rond de 49 procent. Vooral het aandeel dat in de afgelopen vier weken vrijwilligers werk deed is relatief sterk gedaald van rond 30 procent in voorgaande jaren tot 21 procent in 2020. In 2020 waren er vooral minder vrijwilligers voor sportverenigingen, scholen, jeugdwerk en voor wijk of buurt dan in 2019. Deze daling kan (deels) het gevolg zijn van Corona en de daaraan gerelateerde beperkende maatregelen.
De meeste vrijwilligers zetten zich, net als in voorgaande jaren, in voor sportverenigingen, scholen, jeugdwerk, verzorging en levensbeschouwelijke organisaties. Gemiddeld besteedden vrijwilligers rond 4 uur per week aan vrijwilligerswerk.

Er zijn verschillen tussen bevolkingsgroepen. Zo waren vrijwilligers vaker te vinden onder de middelbare leeftijdsgroepen dan onder de jongere en oudere leeftijdsgroepen. Vrouwen en mannen deden even vaak vrijwilligerswerk. Wel verschilden mannen en vrouwen naar het soort organisatie waarvoor ze het vrijwilligerswerk deden: vrouwen waren ongeveer twee keer zo vaak als mannen actief in de verzorging en voor een school. Mensen met een hoog opleidingsniveau, een hoog huishoudinkomen en werkenden waren vaker vrijwilliger dan mensen met een lager opleidingsniveau, een laag huishoudinkomen en niet werkenden. Sterkere verschillen zijn te zien tussen personen die zich al dan niet rekenen tot een kerkelijke gezindte. Mensen die behoren tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering waren vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie. Maar ook inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten waren vaker vrijwilliger dan degenen in (zeer) sterk stedelijke woongemeenten.

4.2 Vrijwilligerswerk: het aanvullende onderzoeksdeel

Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk was om meer informatie te verkrijgen over een aantal aspecten van vrijwilligerswerk, waaronder de frequentie, duur, tevredenheid en of en waarom mensen gestopt zijn. Uit de resultaten blijkt dat de meerderheid van de vrijwilligers het vrijwilligerswerk regelmatig deed, en dat de meeste vrijwilligers dat wekelijks deden. Vrijwilligerswerk was vaker incidenteel voor wijk of buurt, scholen en politieke partij. Jongeren van 15- tot 19 jaar verrichtten vaker incidenteel vrijwilligerswerk dan de andere leeftijdsgroepen. Mannen en vrouwen en hoger en lager opgeleiden verschilden niet in de frequentie.
Vergeleken met 2017 deden in 2020 meer vrijwilligers incidenteel vrijwilligerswerk voor sportverenigingen, en meer regelmatig vrijwilligerswerk voor andere organisaties. Gemiddeld deden vrijwilligers 7 jaar lang het vrijwilligerswerk: het langst voor kerk, moskee of levensbeschouwelijke groepering en het kortst voor scholen.

Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers waren met het vrijwilligerswerk dat ze deden. Gemiddeld gaf men een 7,6. Er was weinig variatie tussen het soort vrijwilligerswerk. Het meest tevreden waren de 65-plussers en het minst de 15- tot 19-jarigen. Lager opgeleiden waren tevredener dan hoger opgeleiden. Mannen en vrouwen verschilden niet in tevredenheid. Zowel in 2020 als in 2017 gaf 74 procent aan om het vrijwilligerswerk voor de organisatie over een jaar nog te doen. Jongeren van 15 tot 19 jaar waren minder vaak van plan om met het vrijwilligerswerk door te gaan dan de andere leeftijdsgroepen. Dit kan te maken hebben met leeftijdsgeboden werk, bijvoorbeeld voor school of jeugdwerk. 
Hoger opgeleiden waren vaker van plan om door te gaan met het vrijwilligerswerk dan laagopgeleiden. Mannen en vrouwen verschilden niet in hun toekomstplannen. Vrijwilligers die een hoger rapportcijfer gaven waren vaker van plan om over een jaar het vrijwilligerswerk nog te doen.

Ruim een derde van de respondenten gaf aan dat ze ooit vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging hadden gedaan of dat ze vóór het vrijwilligerswerk dat ze in de afgelopen 12 maanden hebben gedaan nog ander vrijwilligerswerk hadden gedaan. De voornaamste redenen waarom mensen hiermee gestopt waren: geen zin meer hebben, verandering in de gezinssituatie, gezondheidsproblemen, het vinden van een betaalde baan of “iets anders”. Er zijn geen significante verschillen met 2017. Ook toen gaf 35 procent van de respondenten aan dat ze ooit vrijwilligerswerk hadden gedaan, en de verdeling van de voornaamste redenen waarom men was gestopt was ook vergelijkbaar.

Technische toelichting

Data

Voor dit rapport is gebruik gemaakt van gegevens uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn (S&W) 2012/2020. In dit onderzoek is onder meer gevraagd naar de sociale en maatschappelijke participatie van mensen van 15 jaar of ouder, waaronder het verrichten van vrijwilligerswerk. In totaal zijn in 2012/2020 gegevens beschikbaar van 69.036 personen (2012: 7.949, 2013: 7.384, 2014: 7.627, 2015: 7.614, 2016: 7.467, 2017: 7.654, 2018: 7.853, 2019: 7652 en 2020: 7.836).

Vrijwilligerswerk

Er is aan respondenten gevraagd of zij in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête vrijwilligerswerk hebben gedaan voor bepaalde organisaties of verenigingen. Daarbij werden 13 typen organisaties of verenigingen onderscheiden.

De vragen luidden als volgt:
De volgende vragen gaan over vrijwilligerswerk. Sommige mensen doen vrijwilligerswerk voor organisaties of verenigingen. Het kan daarbij gaan om bestuurlijk werk of andere activiteiten. Kunt u bij de volgende organisaties en verenigingen steeds aangeven of u daarvoor in de afgelopen 12 maanden als vrijwilliger bepaald soort werk heeft gedaan?

Heeft u in de afgelopen 12 maanden wel eens vrijwilligerswerk gedaan:
(1) in het jeugd- en buurthuiswerk of als leider van scouting,
(2) op school, zoals bijvoorbeeld hulp op school, de oudercommissie, schoolbestuur,
werken in de bibliotheek of als leesouder,
(3) in de verzorging of verpleging, zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg, kinderopvang,
kruiswerk, zieken bezoeken, collecteren voor gezondheidsorganisaties,
welfarewerk in het ziekenhuis of assisteren bij stervensbegeleiding,
(4) voor een sportvereniging, in het bestuur of bijvoorbeeld werken in de kantine,
organisatie, trainen of zaalbeheer,
(5) voor culturele verenigingen, zoals bijvoorbeeld een muziek- of toneelvereniging of
een tekenclub,
(6) voor hobby- of gezelligheidsverenigingen,
(7) voor de kerk, moskee of levensbeschouwing, zoals bijvoorbeeld de kerkenraad,
parochieraad, moskeevereniging, huisbezoek, of het rondbrengen van blaadjes,
(8) voor de vakbond of bedrijfsorganisatie, zoals bijvoorbeeld de ondernemingsraad of
personeelsvereniging,
(9) voor een politieke partij of actiegroep,
(10) op het gebied van sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp,
(11) op het gebied van wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen,
(12) ten behoeve van de wijk of de buurt of
(13) voor organisaties op een ander gebied.

Daarnaast is voor elke organisatie waarvoor vrijwilligerswerk werd gedaan een aantal vervolgvragen gesteld: er is gevraagd naar het aantal verschillende organisaties binnen de betreffende soort organisatie (“Was dat voor één of meer organisaties op het gebied van …..?”), hoeveelheid tijd er aan vrijwilligerswerk besteed wordt (“Kunt u aangeven hoeveel tijd u ongeveer besteed heeft aan vrijwilligerswerk voor deze organisatie in de afgelopen 12 maanden? U kunt een schatting geven van het gemiddeld aantal uren per week of van het totaal aantal uren per jaar.”). Ook is gevraagd  of mensen de afgelopen 4 weken vrijwilligerswerk hebben gedaan voor een organisatie (“Heeft u in de afgelopen vier weken vrijwilligerswerk gedaan voor deze organisatie?”).

Aanvullende vrijwilligersvragen

Frequentie. Aan respondenten die hebben aangegeven in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk hebben gedaan, is de vraag gesteld: “Deed u regelmatig dit vrijwilligerswerk of incidenteel? Met regelmatig bedoelen we bijvoorbeeld bijna iedere week of bijna iedere maand”. Indien respondenten hebben aangegeven dat ze regelmatig vrijwilligerswerk deden is de vraag gesteld of dit wekelijks, maandelijks of minder dan 1 keer per maand was. Bij incidenteel was de vraag of dit eenmalig, 2 of 3 keer of vaker gebeurde.
Duur. Mensen die hebben aangegeven vrijwilligerswerk te hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden is de vraag gesteld hoe lang zij vrijwilligerswerk voor de organisatie hebben gedaan. Respondenten konden het aantal jaren en maanden invullen.
Tevredenheid. Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers zijn met het vrijwilligerswerk dat ze doen. De vraag was: “Op een schaal van 1 tot en met 10, hoe tevreden bent u met het vrijwilligerswerk dat u in de afgelopen 12 maanden heeft gedaan? Een 1 staat hierbij voor zeer ontevreden en een 10 voor zeer tevreden.”.
Toekomst. Tevens is gevraagd of men van plan is om het vrijwilligerswerk voor de organisatie over een jaar nog te doen. De vraag luidde als volgt: ”Bent u van plan het vrijwilligerswerk voor deze organisatie over een jaar nog te doen?” Antwoorden: 1) Ja, 2) Nee, 3) Al gestopt.
Gestopt. De vraag voor mensen die in de afgelopen 12 maanden geen vrijwilligerswerk hebben gedaan luidde als volgt: “Heeft u ooit vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging gedaan?” Voor vrijwilligers luidde de vraag als volgt: “Heeft u vóór het vrijwilligerswerk dat u in de afgelopen 12 maanden heeft gedaan nog ander vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging gedaan? Ook als dit incidenteel was, mag u dit meetellen”. Indien het antwoord Ja was is de vraag gesteld wat de voornaamste reden was dat men hiermee is gestopt. De volgende negen antwoordopties waren aangeboden:  1) Verandering in mijn gezinssituatie, 2) Verhuizing, 3) Mantelzorg gegeven, 4) Betaalde baan gevonden, 5) Oneens met de koers van de organisatie, 6) Onenigheid met leden van de organisatie, 7) Geen zin meer, 8) Mijn gezondheid en 9) Anders.
Geen vrijwilligerswerk. In 2020 is de vraag gesteld aan mensen die hebben aangegeven geen vrijwilligerswerk te hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden en die nooit vrijwilligerswerk hebben gedaan, wat de reden(en) waren. Respondenten konden de volgende redenen kiezen: 1) Ik kan dit niet vanwege mijn gezondheid, 2) Ik denk dat ik er niet de juiste vaardigheden voor heb, 3) Ik weet niet hoe ik geschikt vrijwilligerswerk kan vinden, 4) Vrijwilligerswerk doen spreekt mij niet zo aan, 5) Ik heb er geen tijd voor en 6) Andere reden.

Persoonskenmerken en andere kenmerken

Informatie over het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (ingedeeld in kwartielgroepen), herkomst en stedelijkheid van de woongemeente is afkomstig uit registers en is aan de enquêtegegevens gekoppeld. Respondenten is gevraagd naar hun geslacht, leeftijd en hoogst voltooide opleidingsniveau. Het hoogst voltooide opleidingsniveau bestaat uit de categorieën ‘basisonderwijs’, ’vmbo, avo onderbouw, mbo1’, ‘mbo2, 3, 4, havo, vwo’, ‘hbo, wo bachelor’ en ‘wo, master, doctor’. Religiositeit is vastgesteld aan de hand van denominatie. Gevraagd is of men zich wel of niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekent. Betaald werk is vastgesteld met de vraag: “Heeft u op dit moment betaald werk? Ook 1 uur per week of een kortere periode telt al mee, evenals freelance werk”.