Auteur: Team Vastgoed en Woningmarkt, Team Demografie

Rapportage Nieuwbouwmonitor

Over deze publicatie

Nieuwbouwwoningen en woningtransformaties naar woningkenmerken (2015-2020*) en huishoudkenmerken (2018-2019), regio.

Resultaten

Inleiding

In de nieuwbouwmonitor worden woningkenmerken (2015-2020*)1) en bewonerskenmerken (2018-2019) van nieuwbouwwoningen in beeld gebracht. Daarnaast worden ook woningkenmerken (2015-2019) in beeld gebracht van toevoegingen als gevolg van transformatie van panden die voorheen geen woonfunctie hadden (bijv. kantoren, industrielanden, winkelpanden)2). Deze rapportage geeft een overzicht van de resultaten op hoofdlijnen. De nieuwbouwmonitor is in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontwikkeld.

Toename oplevering nieuwbouw en transformaties sinds 2015

De oplevering van nieuwbouwwoningen en woningtransformaties neemt sinds 2015 toe. In 2015 werden bijna 48,4 duizend nieuwbouwwoningen opgeleverd en bijna 10,8 duizend woningtransformaties. In 2019 waren dat ruim 71,5 duizend nieuwbouwwoningen (een toename van bijna 48 procent sinds 2015) en bijna 12,5 duizend woningtransformaties (een toename van bijna 16 procent sinds 2015). In 2020* lag de oplevering van nieuwbouw met 69,3 duizend woningen lager dan in 2019, maar nog altijd 43 procent hoger dan in 2015.

Van de opgeleverde nieuwbouwwoningen in 2019 was 61 procent een eengezinswoning (in 2020* is dat 58 procent). Als we kijken naar eigendom, dan was 55 procent een koopwoning, 26 procent een corporatiehuurwoning, 18 procent een woning van overige verhuurders en bij 2 procent was het eigendom onbekend. Bij de opgeleverde woningtransformaties in hetzelfde jaar is de verdeling van type woningen anders. Slechts 5 procent betrof een eengezinswoning, ofwel het merendeel betrof een meergezinswoning. Woningtransformaties betreffen veelal grotere panden, waarbij het logisch is dat daar vaak meer dan één woning in terugkomt. Ook de eigendomsverdeling geeft een ander beeld: 12 procent was in 2019 een koopwoning, 5 procent een corporatiehuurwoning, 75 procent een woning van overige verhuurders en bij 7 procent was het eigendom onbekend.

1.1 Aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen naar type, 2015-2020*
 Vrijstaande woning Twee-onder-één-kapwoningHoekwoningTussenwoningEengezinswoning onbekendMeergezinswoning
20154590318060451292515021495
20165575425573001603523521455
20177230544579051666526525475
20188820608579651680524526665
201910410701085301745526527875
20209460612580501608536529235
* De cijfers voor 2020 betreffen voorlopige cijfers

Toename nieuwbouwwoningen vooral bestaand uit grotere woningen

Van 2015 tot 2020* nam de oplevering van het aantal eengezinsnieuwbouwwoningen toe, van 26,9 duizend in 2015 naar 40,1 duizend in 2020*. De oplevering van meergezinsnieuwbouwwoningen nam minder snel toe, namelijk van 21,5 duizend in 2015 naar 29,2 duizend in 2020*. Onder de eengezinswoningen vertoonden vrijstaande woningen (+106 procent) en twee-onder-één-kapwoningen (+93 procent) de sterkste relatieve toename. Zie figuur 1.1.

Ook het gebruiksoppervlak vertoont een stijgende trend. De oplevering van nieuwbouwwoningen met een gebruiksoppervlak van 150 tot 200 vierkante meter steeg met een toename van 121 procent het sterkst tussen 2015 en 2020*. De oppervlakteklassen onder de 150 vierkante meter stegen daarentegen met minder dan 25 procent. De enige uitzondering hierop is de oppervlakteklasse van 50 tot 75 vierkante meter welke steeg met 104 procent.

De toenemende trend van grotere woningen is ook terug te zien in de WOZ-waardeklassen van nieuwbouwwoningen. De oplevering van nieuwbouwwoningen met een WOZ-waarde van meer dan 350 duizend euro op peildatum 1 januari 2020 steeg met meer dan 63 procent tussen 2015 en 2019. De WOZ-waardeklasse van 350 duizend euro of lager steeg daarentegen met maximaal 47 procent.

Vooral meer koopwoningen en ‘overige huur’

Het aanbod van nieuwbouwkoopwoningen en woningen in eigendom van overige verhuurders is in 2019 met respectievelijk 72 procent en 78 procent toegenomen ten opzichte van 20153). Het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen in eigendom van woningcorporaties is in absolute zin iets afgenomen (in 2019 was dat 2 procent lager dan in 2015). Het aandeel corporatiewoningen in de nieuwbouw nam daardoor af van 27 procent in 2015 naar 18 procent in 2019. Zie figuur 1.2.

1.2 Opgeleverde nieuwbouwwoningen naar eigendom, 2015-2019
 Koopwoning (%)Huurwoning overig (%)Huurwoning corporatie (%)Eigendom onbekend (%)
20152271010350130552270
20162857511845115352895
20173022514460121756130
2018353851795512285960
20193905018445127801275

Ruim 80 procent nieuwbouwwoningen in hetzelfde jaar betrokken

In 2018 stonden op het eind van het jaar bij 80 procent van de nieuwbouwwoningen bewoners ingeschreven op het adres (53,6 duizend bewoonde nieuwbouwwoningen)4). In 2019 was het aandeel nieuwbouwwoningen met ingeschreven bewoners met 82 procent iets hoger (58,8 duizend bewoonde nieuwbouwwoningen). De rest van deze rapportage gaat in op de nieuwbouwwoningen van 2019 met niet meer dan één ingeschreven huishouden op het einde van het jaar (57,8 duizend)5).

Bewoners van nieuwbouwwoningen blijven vaak in dezelfde eigendomssector

Van de huishoudens die in 2019 een nieuwbouwwoning betrokken, bleven de meeste huishoudens in dezelfde sector. Van de 19,1 duizend zelfstandige huishoudens die reeds in een koopwoningen woonden, betrok 78 procent wederom een koopwoning. Slechts een minderheid ging huren van een woningcorporatie (7 procent) of overige verhuurder (15 procent). Zelfstandige huishoudens uit corporatiewoningen (8,2 duizend) betrokken in 54 procent van de gevallen weer een corporatiewoning en 17 procent ging huren bij een overige verhuurder; 28 procent van hen kocht een woning. Alleen van de zelfstandige huishoudens in de sector ‘overige verhuur’ (niet woningbouwcorporatie, 12,4 duizend) betrok een minderheid weer een nieuwbouwwoning in dezelfde sector (28 procent). De meerderheid afkomstig uit deze sector kocht een nieuwbouwwoning (59 procent) en 11 procent ging huren van een woningcorporatie. 

Starters (thuiswonenden, 7,2 duizend) kwamen overwegend terecht in de huursector. In 2019 betrok 26 procent van hen een corporatiehuurwoning en 33 procent een huurwoning van een overige verhuurder. Van de starters die naar een nieuwbouwwoning verhuisden kocht 39 procent een eigen woning. Huishoudens van personen die voorheen in het buitenland woonden en in 2019 een nieuwbouwwoning betrokken (1,8 duizend), betrokken overwegend nieuwbouwwoningen van overige verhuurders (79 procent); 12 procent van hen ging huren van een woningcorporatie en 7 procent kocht een eigen woning. De kleine groep bewoners afkomstig uit een ‘overig huishouden’6) die een nieuwbouwwoning betrokken (0,9 duizend), gingen ook relatief vaak huren bij overige verhuurders (45 procent); 38 procent ging van een woningcorporatie huren en 16 procent kocht de woning. Zie figuur 1.3.

1.3 Huishoudens die in 2019 naar een nieuwbouwwoning verhuisden naar vorige woonsituatie
 Koopwoning (aantal bewoonde nieuwbouwwoningen)Huurwoning corporatie (aantal bewoonde nieuwbouwwoningen)Huurwoning overig (aantal bewoonde nieuwbouwwoningen)Eigendom onbekend (aantal bewoonde nieuwbouwwoningen)
Zelfstandig huishouden + Koopwoning1481013102850130
Zelfstandig huishouden + Huurwoning corporatie23404445140045
Zelfstandig huishouden + Huurwoning overig733514153470155
Zelfstandig huishouden + Eigendom onbekend5620975146565
Thuiswonend282019002360160
Overige huishoudens14033039510
Buitenland135215145540

Regionale verschillen

Het merendeel van de nieuwbouwwoningen (80 procent) werd in 2019 betrokken door huishoudens uit dezelfde COROP-regio. In Limburg was dat met 89 procent het vaakst het geval, in Noord-Holland met 73 procent het minst vaak. In Groningen waren de bewoners relatief vaak mensen die daarvoor thuis bij hun ouders woonden (17 procent), gemiddeld voor heel Nederland is dit bijna 13 procent. In Flevoland kwamen bewoners relatief vaak uit een andere COROP-regio (21 procent, gemiddeld 15 procent). Nieuwbouwwoningen die werden betrokken door huishoudens vanuit het buitenland kwamen relatief het vaakst voor in Noord-Holland (ruim 6 procent), Utrecht ruim 5 procent) en Noord-Brabant (bijna 5 procent); in Nederland als geheel was dat gemiddeld 3 procent.

De referentiepersoon van de huishoudens die in 2019 een nieuwbouwwoning betrokken was in 25 procent van de gevallen jonger dan 30 jaar; 37 procent was 30 tot 45 jaar; 26 procent is 45 tot 65 jaar en 13 procent is 65 jaar of ouder. Regionaal zijn er grote verschillen in de leeftijdsopbouw van de bewoners van de nieuwbouwwoningen. Zo was in de provincie Groningen maar liefst 49 procent van referentiepersonen in de huishoudens die een nieuwbouwwoning betrokken jonger dan 30. In deze provincie wonen veel jongere huishoudens. In Zeeland, Limburg en Drenthe trokken relatief veel 65-plussers in de nieuwbouwwoningen respectievelijk 24 procent, 21 procent en 19 procent van de huishoudens in de nieuwbouw behoorden tot deze leeftijdsklasse. In deze provincies wonen veel oudere huishoudens.

Als we kijken naar de woondealregio's, dan is de Stad Groningen de regio waar in 2019 relatief de meeste 30-minners een nieuwbouwwoning betrokken (65 procent van de nieuwbouwwoningen), gevolgd door het Stedelijk Gebied Eindhoven (37 procent). In de Zuidelijke Randstad was dat met 24 procent het laagste van de woondealregio’s, maar nog altijd hoger dan voor gebieden die buiten de woondealregio-indeling van 2019 vielen (19 procent). In de Regio Utrecht gingen van de woondealregio’s relatief de meeste nieuwbouwwoningen naar 65-plushuishoudens (10 procent), gevolgd door de Metropoolregio Amsterdam (9 procent) en de Zuidelijke Randstad (ook 9 procent), In niet-woondealregio’s was dat aandeel 15 procent. Zie figuur 1.4.

1.4 Leeftijd van de referentiepersoon van het huishouden van nieuwbouwwoningen 2019 naar woondealregio
 Jonger dan 30 jaar (%)30 tot 45 jaar (%)45 tot 65 jaar (%)65 jaar of ouder (%)
Nederland1418521195151857235
Stad Groningen92027517050
Stedelijk gebied Eindhoven895865515165
Metropoolregio Amsterdam343039802215965
Regio Utrecht11201320695365
Zuidelijke Randstad165528451730615
Geen woondealregio61651191098605075

1) De cijfers voor 2020 betreffen voorlopige cijfers, overeenkomstig de bijhorende tabellen. Dit is met een * aangegeven. Sinds de oplevering van de tabellen voor de nieuwbouwmonitor is ook het definitieve aantal nieuwbouwwoningen in 2020 bekend, dat zijn er bijna 70,0 duizend; 665 meer dan volgens de voorlopige cijfers.
2) Het gaat in de huidige monitor om bruto toevoegingen. Dat wil zeggen dat onttrekkingen, administratieve correcties en toevoegingen anders dan door nieuwbouw of transformatie (bijv. woningsplitsingen) in deze cijfers buiten beschouwing blijven. Onderstaande analyses en conclusies hebben daarmee alleen betrekking op nieuwbouwwoningen en woningtransformaties en niet de woningvoorraad als geheel. Ook worden hiermee geen uitspraken gedaan over het totale woningaanbod, dat grotendeels uit bestaande woningen bestaat.
3) De toename van het aandeel koop en overige verhuur is ook deels te verklaren door de afname van het aandeel nieuwbouwwoningen waarvan het eigendom onbekend is (door een betere koppeling met bestanden van het Kadaster, zie tabeltoelichting). 
4) Met name woningen die aan het einde van het jaar zijn opgeleverd, zullen minder vaak bewoond zijn aan het einde van het jaar, omdat er vaak een periode zit tussen oplevering en bewoning (bijvoorbeeld wegens kluswerkzaamheden alvorens bewoners intrekken).
5) Bij ruim duizend bewoonde nieuwbouwwoningen is er meer dan één huishoudens in de woning getrokken en is een verdere analyse van de huishoudkenmerken niet mogelijk. 
6) Huishouden met andere samenstelling dan alleenstaand, eenoudergezin, samenwonend stel zonder kinderen of samenwonend stel met kinderen.