Overheidstekort toegenomen in 2024, schuld relatief laag

3. Uitgaven overheid richting 500 miljard euro

De overheidsuitgaven stegen in 2024 naar 498,5 miljard euro, 8 procent meer dan in 2023. Deze groei is in lijn met de trend van de laatste jaren waarin de uitgaven van de overheid steeds harder toenamen. In de afgelopen twintig jaar was alleen in 2020 de toename groter, maar dit kwam door diverse incidentele maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis. Uitgedrukt als percentage van het bbp stegen de overheidsuitgaven van 44,0 procent in 2023 naar 44,4 procent in 2024.

3.0.1 Overheidsuitgaven (mld euro)
20202021202220232024*
Sociale uitkeringen177,3188,0196,2217,1235,9
Beloning van werknemers72,675,582,089,297,5
Intermediair verbruik51,156,960,667,475,3
Investeringen29,830,431,634,736,9
Overige uitgaven14,216,328,323,224,4
Subsidies33,930,519,217,815,3
Rente5,74,85,77,17,9
Afdrachten aan de Europese Unie5,96,86,55,65,4
Totaal390,4409,2430,0462,1498,5
*voorlopige cijfers
Bron: CBS

De stijging van de overheidsuitgaven is voor ruim de helft toe te schrijven aan de sociale uitkeringen. De sociale uitkeringen zijn goed voor bijna de helft van de overheidsuitgaven en zijn daarmee verreweg de grootste kostenpost van de overheid. Met een toename van 16,3 miljard euro droegen ook de apparaatskosten (beloning van werknemers plus aanschaf van goederen en diensten) stevig bij aan de stijgende overheidsuitgaven. De apparaatskosten vormen ruim een derde van de overheidsuitgaven.

3.1 Uitkeringslasten groeiden gestaag door

De overheid keerde in 2024 voor 235,9 miljard euro aan sociale uitkeringen uit, bijna 19 miljard euro meer dan in 2023. Hiermee is de toename kleiner dan in het voorgaande jaar, maar groter dan in de jaren vóór 2023. 

Net als in voorgaande jaren is de toename deels toe te schrijven aan de verder stijgende zorgkosten via de Wlz en Zvw. De uitkeringen via de Wlz stegen met 10 procent tot 33,7 miljard euro. De uitgaven aan de Zvw bedroegen 57,2 miljard euro, tegenover 52,5 miljard euro een jaar eerder. De Wlz heeft betrekking op langdurige zorg, zoals verblijf in een verzorgings- of verpleegtehuis, terwijl onder de Zvw medische kosten vanuit het basispakket van de zorgverzekering worden vergoed.

Naast de zorgkosten groeiden ook de uitkeringslasten van de AOW, van 47,9 miljard euro in 2023 naar 51,9 miljard euro in 2024. De toename is vergelijkbaar met vorig jaar, maar groter dan in de voorgaande jaren. Dit komt voornamelijk doordat de hoogte van de AOW-uitkering toenam. Deze is gekoppeld aan de ontwikkeling van het minimumloon, dat in 2024 met 7 procent is verhoogd. Door een verhoging van de pensioenleeftijd was de toename van het aantal AOW-uitkeringen daarentegen relatief klein. De pensioenleeftijd lag in 2024 op 67 jaar, tegenover 66 jaar en 10 maanden in 2023.

3.1.1 Toename uitgaven AOW
JaarToename uitgaven AOW (%)
'003,8
'016,2
'025,4
'034,9
'042,1
'052,1
'063,4
'074,3
'085,0
'094,3
'103,8
'114,8
'124,7
'134,2
'144,3
'155,0
'163,1
'171,3
'181,9
'193,6
'204,4
'214,2
'222,5
'238,9
'24*8,3
*voorlopig cijfer

De uitgaven voor het kindgebonden budget kenden een relatief sterke stijging, van 3,5 miljard euro in 2023 naar 4,9 miljard euro in 2024. Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De toename komt voornamelijk doordat de overheid de tegemoetkoming per kind heeft verhoogd. 

Daarentegen namen de uitkeringslasten van de zorgtoeslag met 19 procent af tot 6,4 miljard euro. De daling komt onder andere doordat in 2023 de zorgtoeslag eenmalig was gebruikt om mensen te compenseren voor de gestegen energiekosten. In vergelijking met 2022 lagen de uitgaven aan de zorgtoeslag in 2024 zo’n 14 procent hoger. 

3.2 Apparaatskosten 10 procent hoger

De apparaatskosten van de overheid namen in 2024 met 10 procent toe tot 172,8 miljard euro. Niet eerder sinds het begin van de huidige meetmethode in 1995 groeiden de apparaatskosten zo hard. Dit is in lijn met de trend van de afgelopen jaren, waarbij deze uitgaven steeds sneller stegen. Ter vergelijking, tussen 2017 en 2024 namen de apparaatskosten per saldo met ruim 60 procent toe, terwijl deze tussen 2010 en 2017 met ongeveer een derde toenamen. De stijging van de laatste jaren hangt deels samen met de hoge inflatie, wat doorwerkt in de kosten voor lonen en aankopen van goederen en diensten. Ook nam het aantal mensen in overheidsdienst toe.

Daarnaast had de overheid 4,3 miljard euro hogere lasten door de uitspraak van de Hoge Raad over box 3. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het inkomen uit vermogen (box 3) moet worden berekend op basis van het werkelijke rendement in plaats van een door de Belastingdienst verondersteld fictief rendement, ook wel het forfaitair rendement genoemd. Vanaf de zomer van 2025 kunnen huishoudens voor bepaalde voorgaande jaren hun werkelijke rendement opgeven en eventueel terugbetaling aanvragen. Volgens de Europese boekhoudkundige regels moeten deze uitgaven worden geregistreerd in het jaar van rechterlijke uitspraak, in dit geval 2024. Aangezien de daadwerkelijke terugbetalingen nog niet hebben plaatsgevonden, is de bovengenoemde 4,3 miljard euro een schatting op basis van informatie van het ministerie van Financiën. 

De rentelasten van de overheid namen in 2024 toe tot 7,9 miljard euro, 0,8 miljard euro meer dan in 20234). Hiermee is 2024 het derde achtereenvolgende jaar dat de rentelasten in de lift zitten, waar deze in de voorliggende jaren juist een dalende trend kenden; van 13,9 miljard euro in 2008 naar 4,8 miljard euro in 2021. In deze jaren profiteerde de overheid van de steeds lagere rentetarieven waartegen de schuld kon worden gefinancierd. Sinds 2022 liggen de rentetarieven weer hoger, terwijl daarnaast de schuld eind 2024 ruim 40 miljard euro hoger was dan eind 2021.

3.2.1 Rentelasten overheid
JaarRentelasten (mld euro)
'0015,5
'0114,5
'0213,5
'0312,7
'0412,8
'0512,5
'0612,3
'0712,9
'0813,9
'0913,2
'1012,1
'1112,2
'1211,5
'1311,2
'1410,3
'159,4
'168,6
'177,7
'187,1
'196,4
'205,7
'214,8
'225,7
'237,1
'24*7,9
*voorlopig cijfer

Daartegenover staat dat de overheid in 2024 minder kwijt was aan subsidies, vooral doordat in 2023 incidenteel 4,1 miljard euro werd uitgegeven aan het zogenoemde prijsplafond voor energie. Om energie betaalbaar te houden waren in 2023 voor kleinverbruikers namelijk maximumtarieven voor gas en elektriciteit van kracht, waarbij energiebedrijven gecompenseerd werden voor het verschil tussen de werkelijke prijzen en het prijsplafond. Aangezien andere subsidies wel stegen, zoals bijdragen voor de opwekking van schone energie, keerde de overheid in 2024 per saldo 2,6 miljard euro minder aan subsidies uit dan in het voorgaande jaar.

4) Dit zijn de rentelasten conform de definitie van de Nationale rekeningen. Hierbij zijn de werkelijke rentelasten gecorrigeerd voor indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (toegerekende bankdiensten)