Overheidstekort toegenomen in 2024, schuld relatief laag
Over deze publicatie
In deze publicatie wordt een overzicht gegeven van de overheidsfinanciën in 2024. Het tekort van de overheid liep verder op, van 3,9 miljard euro in 2023 naar 10,6 miljard euro in 2024. De overheidsschuld steeg met bijna 10 miljard euro tot ruim 491 miljard euro. Door een toename van het bbp daalde de schuldquote echter van 45,8 procent naar 43,7 procent, het laagste niveau sinds 2007.
1. Tekort overheid opgelopen
Zowel de uitgaven als ontvangsten namen in 2024 stevig toe, maar bij de uitgaven was de toename groter. Hierdoor nam het tekort toe van 3,9 miljard euro in 2023 naar 10,6 miljard euro in 2024. Uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) komt het overheidssaldo van 2024 uit op -0,9 procent, tegenover -0,4 procent in 2023. Nederland voldoet hiermee aan de Europese tekortnorm, die stelt dat het tekort niet meer dan 3 procent van het bbp mag bedragen. In het coronajaar 2020 lag het tekort voor het laatst boven deze grens. Door de uitzonderlijke omstandigheden tijdens de coronacrisis had de Europese Commissie de begrotingsregels echter tijdelijk opgeschort. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht in zijn meest recente raming1) dat het tekort in 2025 oploopt naar 2,1 procent.
| Centrale overheid (% bbp) | Lokale overheid (% bbp) | Socialezekerheidsfondsen (% bbp) | Totaal (% bbp) | |
|---|---|---|---|---|
| '00 | -0,3 | 0,0 | 1,4 | 1,1 |
| '01 | -0,3 | -0,2 | 0,0 | -0,5 |
| '02 | -1,3 | -0,5 | -0,4 | -2,2 |
| '03 | -2,8 | -0,5 | 0,0 | -3,2 |
| '04 | -1,6 | -0,3 | 0,1 | -1,8 |
| '05 | -0,1 | -0,3 | -0,1 | -0,5 |
| '06 | 0,6 | -0,3 | -0,3 | 0,0 |
| '07 | 0,3 | -0,3 | -0,1 | -0,2 |
| '08 | 0,1 | -0,7 | 0,5 | -0,1 |
| '09 | -3,0 | -0,9 | -1,2 | -5,1 |
| '10 | -3,9 | -1,1 | -0,3 | -5,3 |
| '11 | -2,7 | -0,6 | -1,1 | -4,4 |
| '12 | -2,9 | -0,4 | -0,5 | -3,8 |
| '13 | -1,3 | -0,4 | -1,3 | -2,9 |
| '14 | -1,0 | -0,2 | -0,9 | -2,2 |
| '15 | -1,6 | -0,2 | 0,0 | -1,8 |
| '16 | -0,9 | 0,1 | 1,1 | 0,2 |
| '17 | 1,1 | 0,0 | 0,3 | 1,4 |
| '18 | 0,9 | -0,2 | 0,8 | 1,5 |
| '19 | 1,4 | -0,3 | 0,8 | 1,9 |
| '20 | -4,0 | -0,2 | 0,5 | -3,7 |
| '21 | -3,3 | 0,2 | 0,9 | -2,3 |
| '22 | -1,4 | 0,3 | 1,1 | 0,0 |
| '23 | -2,1 | -0,2 | 1,9 | -0,4 |
| '24* | -1,8 | -0,3 | 1,2 | -0,9 |
| *voorlopige cijfers | ||||
Met een tekort van 19,9 miljard euro in 2024 is het negatieve overheidssaldo vooral toe te schrijven aan het Rijk. Het tekort van het Rijk was wel kleiner dan in het voorgaande jaar. Van de verschillende overheidssectoren kenden de socialezekerheidsfondsen de grootste verslechtering van het saldo, al was er nog steeds sprake van een flink overschot. De ontwikkelingen van de saldi van het Rijk en de socialezekerheidsfondsen worden sterk getekend doordat het Rijk in 2023 voor de afwikkeling van het eerder opgeheven Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ) eenmalig een vordering van 14,5 miljard euro op de socialezekerheidsfondsen kwijtschold. Dit had in 2023 een negatief effect op het saldo van het Rijk en een positief effect op het saldo van de socialezekerheidsfondsen.
Naast het Rijk hadden in 2024 voornamelijk de gemeenten een aandeel in het tekort van de overheid. Waar in 2023 de uitgaven 1,2 miljard euro hoger lagen dan de inkomsten, nam dit tekort in 2024 toe tot 2,9 miljard euro. Dit is het grootste tekort sinds 2011. Bij de overige overheidslagen was de bijdrage aan het overheidssaldo beperkter van omvang.
| 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024* | |
|---|---|---|---|---|---|
| Rijksoverheid | -33,2 | -30,0 | -14,6 | -21,6 | -19,9 |
| Overige centrale overheid | 0,2 | 0,1 | 0,5 | -0,7 | -0,4 |
| Gemeenten | -0,9 | 0,4 | 2,2 | -1,2 | -2,9 |
| Gemeenschappelijke regelingen | 0,2 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,1 |
| Provincies | -0,6 | -0,3 | -0,2 | 0,0 | 0,6 |
| Waterschappen | -0,1 | -0,1 | -0,2 | -0,4 | -0,6 |
| Overige lokale overheden | -0,2 | 1,7 | 1,0 | 0,0 | -1,0 |
| Socialezekerheidsfondsen | 4,3 | 8,0 | 11,2 | 20,1 | 13,4 |
| Overheidssaldo | -30,3 | -20,1 | 0,0 | -3,9 | -10,6 |
| *voorlopige cijfers Bron: CBS | |||||
2. Inkomsten overheid met bijna 30 miljard euro toegenomen
De inkomsten van de overheid stegen in 2024 naar 487,9 miljard euro, een toename van 29,7 miljard euro in vergelijking met 2023. Belastingen en sociale premies vormen ongeveer 90 procent van de overheidsinkomsten en zijn hiermee verreweg de belangrijkste inkomstenbron. Hogere opbrengsten van belastingen en premies zijn dan ook de belangrijkste oorzaak van de toegenomen overheidsinkomsten. Daarnaast stegen de inkomsten doordat overheidsbedrijf Energie Beheer Nederland (EBN) meer verdiende aan de winning van aardgas.
| 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024* | |
|---|---|---|---|---|---|
| Belastingen en sociale premies | 324,3 | 349,3 | 379,7 | 413,1 | 438,6 |
| Inkomsten uit productieactiviteiten | 26,4 | 29,7 | 36,7 | 31,8 | 35,9 |
| Overige inkomensoverdrachten | 4,4 | 5,1 | 5,0 | 5,5 | 5,4 |
| Rente | 1,4 | 1,2 | 1,4 | 2,7 | 3,1 |
| Winstuitkeringen | 2,0 | 2,0 | 1,9 | 2,1 | 2,3 |
| Inkomsten uit natuurlijke hulpbronnen | 1,3 | 1,3 | 4,3 | 1,6 | 1,7 |
| Overige inkomsten | 0,1 | 0,5 | 1,1 | 1,3 | 1,0 |
| Totaal | 360,0 | 389,0 | 430,0 | 458,2 | 487,9 |
| *voorlopige cijfers Bron: CBS | |||||
2.1 Loon- en inkomstenheffing stuwden overheidsinkomsten
De inkomsten uit belastingen en sociale premies kwamen in 2024 uit op 438,6 miljard euro2). Dit is 6 procent meer dan in het voorgaande jaar. Hiermee is ondanks de hogere economische groei de toename kleiner dan in 2023, toen de inkomsten uit belastingen en sociale premies met 9 procent toenamen. Om de ontwikkeling van de inkomsten uit belastingen en premies in perspectief te plaatsen worden deze vaak uitgedrukt als percentage van het bbp. De uitkomst hiervan is de zogenoemde collectievelastendruk. Doordat het bbp iets harder steeg dan de inkomsten uit belastingen en sociale premies daalde de collectievelastendruk licht, van 38,8 procent in 2023 naar 38,6 procent in 2024.
De absolute toename is vooral toe te schrijven aan de grootste inkomstenbron van de overheid, de loon- en inkomstenheffing (loon- en inkomstenbelasting plus premies volksverzekeringen). De opbrengsten hiervan stegen van 128,4 miljard euro in 2023 naar 144,9 miljard euro in 2024, een toename van 13 procent. Dit komt deels doordat de lonen in 2024 relatief hard zijn toegenomen. Daarnaast speelt mee dat in 2024 het tarief van box 2 van de inkomstenbelasting is aangepast. Hogere inkomsten worden hierbij zwaarder belast. Directeur-grootaandeelhouders hebben waarschijnlijk om deze reden eind 2023 meer winst aan zichzelf uitgekeerd, waardoor de winstuitkering nog onder het oude tarief viel. Bij een dergelijke winstuitkering wordt eerst als voorheffing dividendbelasting geheven, wat leidde tot een hogere ontvangst aan dividendbelasting in 20233). Vervolgens is de rest van de belasting over de winstuitkering verschuldigd bij de aangifte van de inkomstenbelasting in het daaropvolgende jaar. Hierdoor nam de opbrengst van de inkomstenbelasting in 2024 toe.
| 2024* (mld euro) | 2023 (mld euro) | |
|---|---|---|
| Loon- en inkomstenheffing | 144,9 | 128,4 |
| Belasting over de toegevoegde waarde (btw) | 78,8 | 75,6 |
| Zorgverzekeringsfonds | 57 | 53 |
| Vennootschapsbelasting | 45,2 | 47,5 |
| Arbeidsongeschiktheidsfonds | 24,9 | 21,7 |
| Accijnzen | 12 | 11,5 |
| Dividendbelasting | 6,4 | 11,4 |
| Algemeen Werkloosheidsfonds | 10,1 | 9,5 |
| Energiebelasting | 10 | 8,4 |
| Motorrijtuigenbelasting | 6,7 | 6,4 |
| Onroerendezaakbelasting | 5,6 | 5,3 |
| Overige belastingen en sociale premies | 37,0 | 34,4 |
| *voorlopige cijfers | ||
Onder impuls van toegenomen prijzen en consumptie nam de opbrengst van de btw met 3,2 miljard euro toe tot 78,8 miljard euro. De loon- en inkomstenheffing en btw zijn samen goed voor meer dan de helft van de inkomsten uit belastingen en sociale premies.
Na de loon- en inkomstenheffing en de btw is de premie voor het Zorgverzekeringsfonds de grootste inkomstenbron van de overheid. De opbrengst van deze premie kwam in 2024 uit op 57,0 miljard euro, 3,9 miljard euro meer dan in 2023. Door stijging van de lonen en verhoging van de premiepercentages stegen de inkomsten van het Arbeidsongeschiktheidsfonds met 15 procent naar 24,9 miljard euro.
Daarnaast droegen ook meerdere kleinere belastingen met relatief sterke opbrengststijgingen bij aan de toegenomen inkomsten uit belastingen en sociale premies. Zo nam de opbrengst van de energiebelasting met 18 procent toe tot 10,0 miljard euro, onder andere door hogere tarieven voor aardgas. De inkomsten van overdrachtsbelasting namen met een kwart toe tot 3,8 miljard euro. Zowel het aantal verkopen als de gemiddelde verkoopprijs van woningen zaten in 2024 in de lift. De inkomsten uit de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken zijn zelfs meer dan verdubbeld, van 0,3 miljard euro in 2023 naar 0,6 miljard euro in 2024. Dit komt vooral doordat het tarief per 1 januari 2024 is verhoogd van 8,83 euro naar 26,13 euro per 100 liter. Tegelijkertijd is de verbruiksbelasting op mineraalwater afgeschaft. Met ingang van 1 april 2024 werd ook de accijns op tabaksproducten verhoogd. Dit heeft echter niet tot hogere inkomsten voor de overheid geleid. De totale opbrengst van de tabaksaccijnzen bedroeg in 2024 3,0 miljard euro, 0,1 miljard euro minder dan in 2023.
Ook de opbrengst van de dividendbelasting nam af. De zojuist benoemde verhoging van het tarief in box 2 stuwde de dividendbelasting tot recordhoogte in 2023. In 2024 daalde de opbrengst hiervan met 5,0 miljard euro tot 6,4 miljard euro, wat nog altijd hoger is dan in de jaren vóór 2023.
De opbrengst van de vennootschapsbelasting daalde in 2024 naar 45,2 miljard euro, 5 procent minder dan in het voorgaande jaar. De afname komt vooral door ontwikkelingen in de energiesector. Waar in 2023 door de toegenomen winstgevendheid door de hoge energieprijzen extra winstbelasting werd afgedragen over 2022, is het beeld in 2024 omgekeerd; door de gedaalde energieprijzen is te veel voorlopig afgedragen vennootschapsbelasting juist terugbetaald. Het CBS corrigeert hier niet voor in de registratie van de inkomsten uit de vennootschapsbelasting.
3) In het kader van het revisiebeleid van de Nationale rekeningen is de dividendbelasting vanaf 2006 aangepast. De herziene registratie sluit beter aan op de richtlijnen van het ESR 2010. Hierdoor wijken de cijfers af van publicaties in voorgaande jaren.
3. Uitgaven overheid richting 500 miljard euro
De overheidsuitgaven stegen in 2024 naar 498,5 miljard euro, 8 procent meer dan in 2023. Deze groei is in lijn met de trend van de laatste jaren waarin de uitgaven van de overheid steeds harder toenamen. In de afgelopen twintig jaar was alleen in 2020 de toename groter, maar dit kwam door diverse incidentele maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis. Uitgedrukt als percentage van het bbp stegen de overheidsuitgaven van 44,0 procent in 2023 naar 44,4 procent in 2024.
| 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024* | |
|---|---|---|---|---|---|
| Sociale uitkeringen | 177,3 | 188,0 | 196,2 | 217,1 | 235,9 |
| Beloning van werknemers | 72,6 | 75,5 | 82,0 | 89,2 | 97,5 |
| Intermediair verbruik | 51,1 | 56,9 | 60,6 | 67,4 | 75,3 |
| Investeringen | 29,8 | 30,4 | 31,6 | 34,7 | 36,9 |
| Overige uitgaven | 14,2 | 16,3 | 28,3 | 23,2 | 24,4 |
| Subsidies | 33,9 | 30,5 | 19,2 | 17,8 | 15,3 |
| Rente | 5,7 | 4,8 | 5,7 | 7,1 | 7,9 |
| Afdrachten aan de Europese Unie | 5,9 | 6,8 | 6,5 | 5,6 | 5,4 |
| Totaal | 390,4 | 409,2 | 430,0 | 462,1 | 498,5 |
| *voorlopige cijfers Bron: CBS | |||||
De stijging van de overheidsuitgaven is voor ruim de helft toe te schrijven aan de sociale uitkeringen. De sociale uitkeringen zijn goed voor bijna de helft van de overheidsuitgaven en zijn daarmee verreweg de grootste kostenpost van de overheid. Met een toename van 16,3 miljard euro droegen ook de apparaatskosten (beloning van werknemers plus aanschaf van goederen en diensten) stevig bij aan de stijgende overheidsuitgaven. De apparaatskosten vormen ruim een derde van de overheidsuitgaven.
3.1 Uitkeringslasten groeiden gestaag door
De overheid keerde in 2024 voor 235,9 miljard euro aan sociale uitkeringen uit, bijna 19 miljard euro meer dan in 2023. Hiermee is de toename kleiner dan in het voorgaande jaar, maar groter dan in de jaren vóór 2023.
Net als in voorgaande jaren is de toename deels toe te schrijven aan de verder stijgende zorgkosten via de Wlz en Zvw. De uitkeringen via de Wlz stegen met 10 procent tot 33,7 miljard euro. De uitgaven aan de Zvw bedroegen 57,2 miljard euro, tegenover 52,5 miljard euro een jaar eerder. De Wlz heeft betrekking op langdurige zorg, zoals verblijf in een verzorgings- of verpleegtehuis, terwijl onder de Zvw medische kosten vanuit het basispakket van de zorgverzekering worden vergoed.
Naast de zorgkosten groeiden ook de uitkeringslasten van de AOW, van 47,9 miljard euro in 2023 naar 51,9 miljard euro in 2024. De toename is vergelijkbaar met vorig jaar, maar groter dan in de voorgaande jaren. Dit komt voornamelijk doordat de hoogte van de AOW-uitkering toenam. Deze is gekoppeld aan de ontwikkeling van het minimumloon, dat in 2024 met 7 procent is verhoogd. Door een verhoging van de pensioenleeftijd was de toename van het aantal AOW-uitkeringen daarentegen relatief klein. De pensioenleeftijd lag in 2024 op 67 jaar, tegenover 66 jaar en 10 maanden in 2023.
| Jaar | Toename uitgaven AOW (%) |
|---|---|
| '00 | 3,8 |
| '01 | 6,2 |
| '02 | 5,4 |
| '03 | 4,9 |
| '04 | 2,1 |
| '05 | 2,1 |
| '06 | 3,4 |
| '07 | 4,3 |
| '08 | 5,0 |
| '09 | 4,3 |
| '10 | 3,8 |
| '11 | 4,8 |
| '12 | 4,7 |
| '13 | 4,2 |
| '14 | 4,3 |
| '15 | 5,0 |
| '16 | 3,1 |
| '17 | 1,3 |
| '18 | 1,9 |
| '19 | 3,6 |
| '20 | 4,4 |
| '21 | 4,2 |
| '22 | 2,5 |
| '23 | 8,9 |
| '24* | 8,3 |
| *voorlopig cijfer | |
De uitgaven voor het kindgebonden budget kenden een relatief sterke stijging, van 3,5 miljard euro in 2023 naar 4,9 miljard euro in 2024. Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De toename komt voornamelijk doordat de overheid de tegemoetkoming per kind heeft verhoogd.
Daarentegen namen de uitkeringslasten van de zorgtoeslag met 19 procent af tot 6,4 miljard euro. De daling komt onder andere doordat in 2023 de zorgtoeslag eenmalig was gebruikt om mensen te compenseren voor de gestegen energiekosten. In vergelijking met 2022 lagen de uitgaven aan de zorgtoeslag in 2024 zo’n 14 procent hoger.
3.2 Apparaatskosten 10 procent hoger
De apparaatskosten van de overheid namen in 2024 met 10 procent toe tot 172,8 miljard euro. Niet eerder sinds het begin van de huidige meetmethode in 1995 groeiden de apparaatskosten zo hard. Dit is in lijn met de trend van de afgelopen jaren, waarbij deze uitgaven steeds sneller stegen. Ter vergelijking, tussen 2017 en 2024 namen de apparaatskosten per saldo met ruim 60 procent toe, terwijl deze tussen 2010 en 2017 met ongeveer een derde toenamen. De stijging van de laatste jaren hangt deels samen met de hoge inflatie, wat doorwerkt in de kosten voor lonen en aankopen van goederen en diensten. Ook nam het aantal mensen in overheidsdienst toe.
Daarnaast had de overheid 4,3 miljard euro hogere lasten door de uitspraak van de Hoge Raad over box 3. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het inkomen uit vermogen (box 3) moet worden berekend op basis van het werkelijke rendement in plaats van een door de Belastingdienst verondersteld fictief rendement, ook wel het forfaitair rendement genoemd. Vanaf de zomer van 2025 kunnen huishoudens voor bepaalde voorgaande jaren hun werkelijke rendement opgeven en eventueel terugbetaling aanvragen. Volgens de Europese boekhoudkundige regels moeten deze uitgaven worden geregistreerd in het jaar van rechterlijke uitspraak, in dit geval 2024. Aangezien de daadwerkelijke terugbetalingen nog niet hebben plaatsgevonden, is de bovengenoemde 4,3 miljard euro een schatting op basis van informatie van het ministerie van Financiën.
De rentelasten van de overheid namen in 2024 toe tot 7,9 miljard euro, 0,8 miljard euro meer dan in 20234). Hiermee is 2024 het derde achtereenvolgende jaar dat de rentelasten in de lift zitten, waar deze in de voorliggende jaren juist een dalende trend kenden; van 13,9 miljard euro in 2008 naar 4,8 miljard euro in 2021. In deze jaren profiteerde de overheid van de steeds lagere rentetarieven waartegen de schuld kon worden gefinancierd. Sinds 2022 liggen de rentetarieven weer hoger, terwijl daarnaast de schuld eind 2024 ruim 40 miljard euro hoger was dan eind 2021.
| Jaar | Rentelasten (mld euro) |
|---|---|
| '00 | 15,5 |
| '01 | 14,5 |
| '02 | 13,5 |
| '03 | 12,7 |
| '04 | 12,8 |
| '05 | 12,5 |
| '06 | 12,3 |
| '07 | 12,9 |
| '08 | 13,9 |
| '09 | 13,2 |
| '10 | 12,1 |
| '11 | 12,2 |
| '12 | 11,5 |
| '13 | 11,2 |
| '14 | 10,3 |
| '15 | 9,4 |
| '16 | 8,6 |
| '17 | 7,7 |
| '18 | 7,1 |
| '19 | 6,4 |
| '20 | 5,7 |
| '21 | 4,8 |
| '22 | 5,7 |
| '23 | 7,1 |
| '24* | 7,9 |
| *voorlopig cijfer | |
Daartegenover staat dat de overheid in 2024 minder kwijt was aan subsidies, vooral doordat in 2023 incidenteel 4,1 miljard euro werd uitgegeven aan het zogenoemde prijsplafond voor energie. Om energie betaalbaar te houden waren in 2023 voor kleinverbruikers namelijk maximumtarieven voor gas en elektriciteit van kracht, waarbij energiebedrijven gecompenseerd werden voor het verschil tussen de werkelijke prijzen en het prijsplafond. Aangezien andere subsidies wel stegen, zoals bijdragen voor de opwekking van schone energie, keerde de overheid in 2024 per saldo 2,6 miljard euro minder aan subsidies uit dan in het voorgaande jaar.
4. Schuldquote naar laagste niveau sinds 2007
De overheidsschuld kwam eind 2024 uit op 491,1 miljard euro, tegenover 481,5 miljard euro eind 2023. De toename van de schuld komt vooral doordat het Rijk een lening van 13,1 miljard euro aan staatsbedrijf Tennet verstrekte. Het overheidstekort van 10,6 miljard euro had beperkt invloed op de schuld. Niet alle uitgaven die volgens de Europese boekhoudkundige regels meetellen voor het overheidssaldo van 2024 zijn namelijk ook in 2024 betaald, zoals bijvoorbeeld de compensatie voor box 3. Hierdoor hoefden voor de financiering van deze uitgaven geen schulden te worden aangegaan in 2024. Tegelijkertijd waren er in 2024 ontvangsten die juist meetelden voor het overheidssaldo van eerdere jaren.
| Schuldquote (% bbp) | |
|---|---|
| '00 | 52,2 |
| '01 | 49,5 |
| '02 | 48,8 |
| '03 | 49,9 |
| '04 | 50,2 |
| '05 | 49,6 |
| '06 | 45 |
| '07 | 42,8 |
| '08 | 54,3 |
| '09 | 56,3 |
| '10 | 58,9 |
| '11 | 61,2 |
| '12 | 65,7 |
| '13 | 67,2 |
| '14 | 67,2 |
| '15 | 63,8 |
| '16 | 60,9 |
| '17 | 56 |
| '18 | 51,6 |
| '19 | 47,7 |
| '20 | 53,4 |
| '21 | 50,5 |
| '22 | 48,4 |
| '23 | 45,8 |
| '24* | 43,7 |
| *voorlopig cijfer | |
Om de omvang van de schuld te kunnen beoordelen wordt vaak gekeken naar de schuldquote. Dit is de schuld uitgedrukt als percentage van het bbp. De toename van het bbp was onder invloed van de inflatie en economische groei groter dan de stijging van de schuld, waardoor de schuldquote daalde van 45,8 procent eind 2023 naar 43,7 procent eind 2024. Sinds het begin van de huidige meetmethode in 1995 was aan het einde van een jaar alleen de schuldquote van 2007 lager. Het CPB gaat in zijn meest recente raming5) uit van een stijging van de schuldquote in 2025 naar 45,1 procent van het bbp.
De overheidsschuld heeft betrekking op de schuld met partijen buiten de overheid. De onderlinge schulden tussen de overheidslagen zijn geëlimineerd. De toename van de overheidsschuld komt voornamelijk voor rekening van het Rijk, dat zijn schuld met partijen buiten de overheid in 2024 met 9,2 miljard euro zag toenemen tot ruim 436 miljard euro. Hiermee is het Rijk goed voor bijna 90 procent van de overheidsschuld. Bij de andere overheidslagen had de ontwikkeling van de schuld nauwelijks effect op de overheidsschuld.
Bijlagen
| 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024* | |
|---|---|---|---|---|---|
| Loon- en inkomstenbelasting | 67,6 | 71,5 | 74,9 | 88,0 | 106,3 |
| Belasting over de toegevoegde waarde (btw) | 59,0 | 65,4 | 70,5 | 75,6 | 78,8 |
| Vennootschapsbelasting | 21,7 | 30,7 | 38,3 | 47,5 | 45,2 |
| Accijnzen | 11,4 | 11,7 | 10,9 | 11,5 | 12,0 |
| Energiebelasting | 7,4 | 7,7 | 6,3 | 8,4 | 10,0 |
| Motorrijtuigenbelasting | 5,9 | 6,1 | 6,1 | 6,4 | 6,7 |
| Dividendbelasting | 3,9 | 4,3 | 5,5 | 11,4 | 6,4 |
| Onroerendezaakbelasting | 4,4 | 4,7 | 4,9 | 5,3 | 5,6 |
| Assurantiebelasting | 3,0 | 3,2 | 3,4 | 3,7 | 3,9 |
| Overdrachtsbelasting | 3,6 | 3,8 | 4,6 | 3,1 | 3,8 |
| Erf- en schenkbelasting | 2,1 | 2,5 | 2,6 | 3,0 | 3,4 |
| Omslagheffing waterschappen | 1,6 | 1,7 | 1,8 | 1,9 | 2,1 |
| Rioolrechten | 1,7 | 1,7 | 1,8 | 1,8 | 2,0 |
| Heffingen op waterverontreiniging | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,6 | 1,8 |
| Emissierechten | 0,4 | 0,5 | 1,0 | 1,2 | 1,7 |
| Belasting van personenauto's en motorrijwielen (bpm) | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,4 | 1,4 |
| Kansspelbelasting | 0,4 | 0,3 | 0,9 | 0,9 | 1,0 |
| Eenmalige heffingen energiesector | - | - | 5,6 | - | 0,2 |
| Opslag duurzame energie | 2,6 | 3,1 | 2,8 | 0,3 | 0,0 |
| Verhuurderheffing | 1,9 | 1,8 | 0,9 | - | - |
| Overige belastingen | 4,4 | 4,4 | 4,4 | 5,4 | 5,4 |
| Totaal belastingen | 205,7 | 227,9 | 250,0 | 278,3 | 297,5 |
| Zorgverzekeringsfonds | 44,4 | 47,4 | 48,6 | 53,0 | 57,0 |
| Arbeidsongeschiktheidsfonds | 17,4 | 19,1 | 19,5 | 21,7 | 24,9 |
| Algemeen Ouderdomsfonds | 24,4 | 24,5 | 26,2 | 24,2 | 23,4 |
| Fonds langdurige zorg | 15,6 | 15,8 | 16,7 | 16,0 | 15,1 |
| Algemeen Werkloosheidsfonds | 8,5 | 5,9 | 8,9 | 9,5 | 10,1 |
| Toegerekende sociale premies t.l.v. werkgevers | 4,3 | 4,5 | 5,2 | 5,5 | 5,9 |
| Werkhervattingskas | 2,0 | 2,1 | 2,5 | 2,5 | 2,3 |
| Wet kinderopvang | 1,3 | 1,3 | 1,4 | 1,6 | 1,7 |
| Uitvoeringsfonds voor de overheid | 0,6 | 0,6 | 0,5 | 0,6 | 0,6 |
| Algemeen Nabestaandenfonds | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 |
| Sectorfondsen | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
| Totaal sociale premies | 118,6 | 121,4 | 129,7 | 134,8 | 141,2 |
| *voorlopige cijfers Bron: CBS | |||||
| 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024* | |
|---|---|---|---|---|---|
| Zorgverzekeringswet (Zvw) | 43,0 | 46,5 | 48,5 | 52,5 | 57,2 |
| Algemene Ouderdomswet (AOW) | 41,2 | 43,0 | 44,0 | 47,9 | 51,9 |
| Wet langdurige zorg (Wlz) | 22,7 | 25,4 | 27,6 | 30,6 | 33,7 |
| Werk en Inkomen Arbeidsvermogen (WIA) | 7,3 | 7,9 | 8,7 | 10,5 | 12,2 |
| Wet Maatsch.Ondersteuning (Wmo) | 6,6 | 6,2 | 6,6 | 7,2 | 8,0 |
| Bijstand | 6,1 | 6,2 | 6,0 | 6,6 | 7,0 |
| Zorgtoeslag | 5,2 | 5,5 | 5,6 | 7,9 | 6,4 |
| Uitkering rechtstreeks door werkgever | 4,3 | 4,5 | 5,2 | 5,5 | 5,9 |
| Jeugdwet | 3,8 | 4,0 | 4,2 | 4,6 | 5,0 |
| Huurtoeslag | 3,8 | 4,0 | 3,9 | 4,1 | 4,9 |
| Kindgebonden budget (kgb) | 2,7 | 2,6 | 2,7 | 3,5 | 4,9 |
| Kinderopvang | 2,9 | 3,5 | 3,9 | 4,2 | 4,7 |
| Algemene Kinderbijslagwet (AKW) | 3,7 | 3,7 | 3,9 | 4,4 | 4,6 |
| Wet arbeidsong. jonggehandic. (Wajong) | 3,4 | 3,5 | 3,6 | 4,1 | 4,4 |
| Werkloosheidswet (WW) | 5,0 | 4,3 | 3,1 | 3,5 | 4,2 |
| Studiefinanciering | 2,2 | 2,6 | 2,6 | 3,1 | 3,8 |
| Wet op de Arbeidsongeschiktheid (WAO) | 4,2 | 3,9 | 3,7 | 3,8 | 3,7 |
| Wet Arbeid en Zorg (WAZO) | 1,6 | 1,9 | 2,3 | 2,9 | 3,2 |
| Ziektewet vangnet (ZW-vangnet) | 2,3 | 2,3 | 2,3 | 2,6 | 2,9 |
| Toeslagenfonds (Tf) | 0,8 | 0,8 | 0,7 | 0,8 | 0,9 |
| Aanv. Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,5 |
| Algemene Nabestaandenwet (Anw) | 0,4 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,4 |
| Overige sociale voorzieningen | 3,6 | 5,1 | 6,3 | 6,0 | 5,4 |
| Totaal | 177,3 | 188,0 | 196,2 | 217,1 | 235,9 |
| *voorlopige cijfers Bron: CBS | |||||