Methodebeschrijving minimumloonbanen (vanaf 2024)

Over deze publicatie

In deze methodebeschrijving wordt beschreven hoe het CBS het aantal minimumloonbanen telt. Vanaf 2024 geldt er in Nederland een minimumloon per uur, daarvoor was sprake van minimumlonen per maand, per week en per dag. Vanwege deze verandering geldt nu een nieuwe systematiek.

1. Inleiding

Sinds 1969 is de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag van kracht in Nederland. Deze wet geeft werknemers recht op een minimum beloning voor geleverde arbeid. Al vanaf 1971 houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bij hoeveel werknemers het minimumloon verdienen.

In deze wet was sprake van minimumlonen per maand, per week en per dag. Deze bedragen worden in beginsel elk halfjaar verhoogd. Vanaf 2024 is echter overgegaan op een minimumloon per uur. Vanwege deze verandering wordt het aantal minimumloonbanen nu geteld volgens een nieuwe systematiek, waarbij wordt uitgegaan van het minimumuurloon. Verder wordt in het vervolg niet alleen gepubliceerd over het aantal banen van werknemers waarin maximaal het voor zijn of haar leeftijd geldende wettelijk minimumloon wordt verdiend, maar ook over de aantallen banen waarin het uurloon maximaal 5 procent of 10 procent afwijkt van het minimumloon.

In deze methodebeschrijving wordt in paragraaf 2 eerst kort ingegaan op de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De berekeningswijze van minimumloonbanen wordt in paragraaf 3 beschreven, waarna in paragraaf 4 de verschillen tussen de oude uitkomsten en de nieuwe uitkomsten worden weergegeven. In paragraaf 5 wordt ingegaan op diverse bijzonderheden rond de telling van het aantal minimumloonbanen, waarna in paragraaf 6 een korte opsomming volgt van de verschillende publicaties over minimumloonbanen.

Bij alle cijfers in deze methodebeschrijving zijn de bedrijfstakken huishoudens en extraterritoriale organisaties buiten beschouwing gelaten, tenzij nadrukkelijk anders staat vermeld.

2. De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Op 23 februari 1969 werd de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag van kracht. De oorspronkelijk doelstelling van de wet was de werknemer van een minimumloon en een minimumvakantiebijslag te verzekeren die in het licht van de algemene welvaartssituatie als sociaal aanvaardbare tegenprestatie voor de in dienstbetrekking verrichte arbeid kon worden beschouwd.

Het eerste minimumloon bedroeg 606,70 gulden per maand, oftewel 275,31 euro. In de tweede helft van 2023 was het minimumloon inmiddels opgetrokken tot 1 995 euro per maand. Dit zijn brutobedragen. Overigens zijn sinds 1980 de meeste sociale uitkeringen gekoppeld aan het wettelijk minimumloon, zodat de veranderingen in het minimumloon ook doorwerken in de inkomens van miljoenen mensen met een uitkering, waaronder de Algemene Ouderdomswet (AOW).

Na 1969 is de wet meermaals aangepast, waarbij onder meer de werkingssfeer werd uitgebreid. Zo gold het minimumloon oorspronkelijk alleen voor werknemers van 24 tot 65 jaar en niet voor onder meer ambtenaren en thuiswerkers. Daarnaast worden in beginsel elk halfjaar de minimumloonbedragen verhoogd, zodat ze gelijke tred houden met de ontwikkeling van de cao-lonen. Dat is niet altijd het geval: in 1984 werd het minimumloon met 3 procent verlaagd en vervolgens tot 1990 constant gehouden. Daarentegen vond in januari 2023 een bijzondere verhoging plaats van 8,05 procent extra.

In 1974 werden voor werknemers van 15-22 jaar minimumjeugdlonen ingevoerd. Deze minimumjeugdlonen bedragen een naar leeftijd variërend percentage van het minimumloon voor volwassenen. Oorspronkelijk werd het minimumloon van een 15-jarige gesteld op 40 procent van het minimumloon voor volwassenen, terwijl voor elk jaar dat de werknemer ouder was, het minimumjeugdloon met 7,5 procentpunten steeg, tot 92,5 procent voor een 22-jarige. Deze opbouw was gebaseerd op de toen bestaande beloningssituatie van jongeren in het bedrijfsleven. In 1981 en 1983 zijn deze staffelpercentages verlaagd en in 2017 en 2019 weer verhoogd. Sinds juli 2019 hebben werknemers vanaf 21 jaar recht op een volledig minimumloon voor volwassenen.

De minimumloonbedragen (tot en met 2023) golden voor werknemers met een volledige dienstbetrekking. Voor werknemers met een deeltijdbaan gold een naar evenredigheid verminderd minimumloon. De wet kende geen minimumloon per uur. Dat bedrag diende te worden berekend uit de overeengekomen arbeidsduur van de werknemer en de arbeidsduur die in overeenkomstige arbeidsverhoudingen in de regel geacht werd een volledige dienstbetrekking te vormen. Wat in een concreet geval de normale arbeidsduur was, moest bepaald worden aan de hand van wat in vergelijkbare banen in het bedrijf of in de bedrijfstak als een voltijddienstbetrekking gold.

Verder hebben pas sinds 1993 werknemers met een kleine deeltijdbaan recht op het minimumloon. Tot die tijd gold de wet niet voor banen waarin als regel gedurende niet meer dan een derde van de normale arbeidsduur arbeid werd verricht.

Vanaf 2024 geldt er een minimumuurloon in plaats van de minimumlonen per maand, per week en per dag. Er is overgestapt op minimumuurlonen omdat voor werknemers die bijvoorbeeld 40 uur per week werken hetzelfde minimummaandloon gold als voor werknemers in bedrijven waar in een volledige dienstbetrekking 36 uur per week werd gewerkt. Daarnaast geldt dat een minimumuurloon duidelijker is en beter gecontroleerd kan worden. Door de invoering van het wettelijk minimumuurloon geldt nu voor werknemers in alle bedrijfstakken één uniform minimumuurloon. Het eerste minimumuurloon, in de eerste helft van 2024, bedroeg voor werknemers van 21 jaar en ouder 13,27 euro per uur. Dit bedrag was afgeleid uit het laatste minimumloon per maand, uitgaande van een 36-urige werkweek (verhoogd met de reguliere halfjaarlijkse indexatie).

In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is ook vastgelegd hoe groot de minimumvakantiebijslag minstens is. Werknemers hebben in ieder geval recht op doorbetaling van loon tijdens vakantiedagen en daarnaast op een minimumvakantiebijslag (ook wel vakantietoeslag of vakantiegeld) van 8 procent. De minimumvakantiebijslag heeft alleen betrekking op dat deel van het loon dat het drievoud van het minimum(jeugd)loon niet overschrijdt.

De huidige tekst van de wet is te vinden op Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De wet waarin de overgang op een minimumuurloon is geregeld, is de Wet invoering minimumuurloon.

3. Berekeningswijze minimumloonbanen

Al vanaf 1971 houdt het CBS bij hoeveel werknemers maximaal het minimumloon verdienen. In speciaal daartoe uitgevoerde onderzoeken werd bij bedrijven en instellingen gevraagd naar het aantal werknemers dat het minimumloon of minder verdiende. Vanaf 1984 leidt het CBS het aantal minimumloonbanen af uit de gegevens die bij de reguliere loononderzoeken worden opgegeven. Daarbij verstrekken bedrijven loon- en arbeidsduurgegevens over de individuele banen van werknemers. In de jaren 1995-2005 was dat de Enquête werkgelegenheid en lonen (EWL). Een uitgebreid overzicht van de oude cijfers over minimumloonbanen wordt gegeven in het artikel Werknemers die het minimumloon verdienen 1969-1997.

Vanaf 2006 is de telling van het aantal minimumloonbanen gebaseerd op het CBS-Polisbestand. Sinds 2006 zijn werkgevers verplicht om bij elke salarisbetaling een digitale aangifte te doen bij de Belastingdienst over al hun individuele werknemers. Via de loonheffingen worden door de werkgevers (inhoudingsplichtigen) loonbelasting, premies voor de volksverzekeringen, premies voor de werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet afgedragen. Elke maand (of per vier weken) wordt daarbij een digitaal bericht aangemaakt dat individuele gegevens bevat van alle dienstverbanden en uitkeringen. Op basis van deze loonaangiften houdt het UWV een centrale administratie bij, de Polisadministratie. Uit deze gegevens selecteert het CBS de werknemersbanen, die verder worden gecontroleerd, bewerkt en verrijkt. Op basis van deze integrale CBS-Polisbestanden stelt het CBS onder meer de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL) samen. Omdat de SWL en de aantallen minimumloonbanen uit hetzelfde microbestand geteld worden, sluiten de gepubliceerde uitkomsten aantallen minimumloonbanen precies aan op de aantallen banen van werknemers (jaargemiddelden) die bij de SWL worden gepubliceerd, ook gedetailleerd naar achtergrondkenmerken.

De gegevens worden meestal maandelijks verstrekt, maar bij sommige bedrijven is dat vierwekelijks, voorzien van een begindatum en einddatum van de periode waarop de gegevens betrekking hebben. In het CBS-bestand worden de vierwerkenrecords meestal in twee delen geknipt, waarbij de vierwekengegevens naar rato van het aantal kalenderdagen toegerekend worden aan de afzonderlijke kalendermaanden, zodat ook uitkomsten per maand en per kwartaal kunnen worden samengesteld. Hierdoor telt het CBS-Polisbestand 2024 in totaal 126 miljoen baanrecords. Dit betreft 9,8 miljoen verschillende personen, in 12,8 miljoen verschillende banen. Gemiddeld over het jaar zijn dit 9,0 miljoen banen en omgerekend naar volledige banen 6,9 miljoen voltijdequivalenten (vte’s). Meer informatie over de samenstelling en verwerking van het CBS-Polisbestand staat in de bijlage van het rapport Lonen en loonkosten, een overzicht van de verschillende CBS-cijfers.

Of een werknemersbaan een minimumloonbaan is, wordt vastgesteld door het loon te vergelijken met het voor zijn of haar leeftijd geldende wettelijk minimumloon. Bij de oude systematiek, zoals toegepast vanaf 2006, werd daarbij per baan het basisloon gedeeld door de deeltijdfactor. Op die manier resulteerde ook voor de deeltijdwerknemers een volledig maandloon, dat vergeleken kon worden met het wettelijk minimummaandloon. Overwerkloon en eenmalige beloningen tellen niet mee.

Om het effect van toevallige uitschieters en afronding tegen te gaan, wordt de afleiding van de minimumlonenbanen niet gedaan voor elk baanrecord afzonderlijk, maar op basis van per baan gesommeerde gegevens over (in beginsel) een halfjaar (de minimumlonen verschillen immers per halfjaar). Daarbij werd tevens onderscheid gemaakt naar leeftijd en dienstverband, voor zover deze gegevens binnen het halfjaar wijzigden.

Voor basisloon (in hele euro’s) en deeltijdfactor geldt dat zij niet door de bedrijven worden opgegeven, maar zijn berekend uit verstrekte gegevens die daarmee samenhangen. Om te kunnen publiceren over een zo constant mogelijk loon worden het aantal verloonde uren en het brutoloon gesplitst in componenten die iedere loonaangifteperiode vrij constant zijn en componenten die een incidenteel karakter hebben. Overwerkuren en incidentele beloningen zoals overwerkloon, vakantiegeld, bonus en dertiende maand worden hierbij onderscheiden van basisuren en basisloon. Bij de splitsing van het brutoloon wordt gebruikgemaakt van informatie over het deel van het loon dat belast wordt volgens de tabel bijzondere beloningen, de rubriek opbouw van vakantiegeld en de gegevens over de dertiende maand. De overwerkuren worden afgeleid van het overwerkloon.

Conceptueel is het basisloon gelijk aan het fiscaal loon verminderd met overwerkloon, bijzondere beloningen en de bijtelling bij het loon voor de auto van de zaak. Anderzijds wordt het deel van de pensioenpremie dat de werknemer betaalt erbij opgeteld.

Om de deeltijdfactor te berekenen, moet eerst de wekelijkse voltijdarbeidsduur per bedrijf worden bepaald. Hierbij wordt gekeken naar de hoogst voorkomende wekelijkse arbeidsduur binnen het bedrijf tussen 34 en 40 uur, en de beschikbare cao-informatie. De laagste van deze twee waarden wordt de wekelijkse voltijdarbeidsduur van het bedrijf. De deeltijdfactor resulteert door per baan het aantal basisuren te delen door de voltijdarbeidsduur van het bedrijf.

In de nieuwe systematiek, zoals toegepast vanaf 2024 (met overeenkomstige cijfers 2020-2023) geldt dat voor elk halfjaar per baan een uurloon wordt berekend door het basisloon te delen door het aantal basisuren. Het aantal basisuren is gelijk aan het aantal verloonde uren (ook wel aangeduid als betaalde uren) verminderd met het aantal overwerkuren. Bij het sommeren van de gegevens per baan over (in beginsel) een halfjaar wordt voor de werknemers tot 21 jaar tevens onderscheid gemaakt naar leeftijd, voor zover deze binnen het halfjaar wijzigt. Het gemiddelde uurloon per baan wordt afgerond op gehele centen, voordat het vergeleken wordt met de minimum(jeugd)lonen per uur.

Door het (volledige) maandloon (oude systematiek) dan wel het uurloon (nieuwe systematiek) te vergelijken met het voor zijn of haar leeftijd geldende wettelijk minimumloon in het desbetreffende halfjaar, wordt niet alleen vastgesteld of in de baan maximaal het minimum(uur)loon wordt verdiend, maar ook hoeveel procent dit ervan afwijkt. Op die manier kan ook gepubliceerd worden over aantallen banen per loonklasse, met het loon van de werknemersbaan in verhouding tot het voor zijn of haar leeftijd geldende wettelijk minimumloon. Uitkomsten tellen mee in het jaargemiddelde naar rato van het aantal kalenderdagen dat deze gegevens gelden.

Een bijkomend voordeel van de overgang op minimumlonen per uur is dat de CBS-cijfers over minimumloonbanen nauwkeuriger worden. Bij de oude systematiek werden minimumloonbanen geteld aan de hand van drie gegevens: basisloon, basisuren en de wekelijkse voltijdsarbeidsduur in het bedrijf of in de bedrijfstak (uit de laatste twee gegevens volgt de deeltijdfactor). Bij de nieuwe systematiek gaat het alleen nog om basisloon en basisuren.

4. Verschillen tussen oude en nieuwe berekeningswijze

Tussen de oude systematiek en de nieuwe systematiek bestaan de volgende verschillen:

a. Aanscherping telling minimumloonbanen

De wijze waarop minimumloonbanen geteld worden, is aangescherpt. Bij de oude systematiek werd bij het sommeren van de gegevens per halfjaar tevens onderscheid gemaakt naar leeftijd en dienstverband, voor zover deze gegevens binnen het halfjaar wijzigden. Voor jonge werknemers is het logisch om onderscheid te maken naar leeftijd, omdat de minimumjeugdlonen immers verschillen per leeftijdsjaar. Maar voor oudere werknemers is die noodzaak er niet. Ook het onderscheid voltijd/deeltijd is, zeker bij berekenen van uitkomsten op basis van uurlonen, niet nodig. Bij het sommeren van de gegevens per baan over (in beginsel) een halfjaar wordt daarom bij de nieuwe systematiek alleen voor de werknemers tot 21 jaar tevens onderscheid gemaakt naar leeftijd, mits deze binnen het halfjaar wijzigt.

Daarnaast gold bij de oude systematiek dat het berekende (volledige) maandloon zonder afronding werd vergeleken met het minimummaandloon. Als het berekende loon ook maar een fractie hoger was dat het minimumloon, telde de baan niet als minimumloonbaan. Daarom is bij de nieuwe systematiek overgestapt op uitkomsten die afgerond zijn op hele centen.

Door deze aanscherping worden ongeveer 2 procent minder banen geteld waarin het minimumloon of minder wordt verdiend (berekend voor de jaren 2020-2023).

b. Overgang op uurlonen

Bij de nieuwe systematiek wordt uitgegaan van de minimumuurlonen in plaats van de minimummaandlonen.

c. Banen rond het minimumloon

Bij de oude systematiek werden in de telling van het aantal minimumloonbanen alleen de banen inbegrepen waarin maximaal het minimumloon verdiend werd (rekening houdend met de leeftijd van de werknemer en met lonen die waren omgerekend naar volledige maandlonen). Daarnaast werd ook gepubliceerd over de banen waarin net iets meer dan het minimumloon werd verdiend (naast <= 100% ook ≤ 105%, ≤ 110%, ≤ 115%, ≤ 120% en ≤ 130%).

Deze uitkomsten omvatten echter ook banen waarin véél minder wordt verdiend dan het minimumloon. Dat geldt met name voor stagiaires. In stageplekken ligt de nadruk op leren. Er is dan ook geen sprake van een arbeidsovereenkomst en dus hebben stagiaires geen recht op het wettelijk minimumloon. Vaak wordt alleen een stagevergoeding gegeven. Deze banen tellen echter wel mee in de CBS-cijfers over banen van werknemers en de minimumloonbanen. Ongeveer 95 procent van de stagiaires verdient minder dan het minimumloon, waardoor in 2023 een kwart van alle minimumloonbanen stageplekken betrof (oude systematiek). Hierdoor geven de uitkomsten over banen met een loon dat kleiner of gelijk is aan het minimumloon geen goed beeld van de werknemersbanen die daadwerkelijk het minimumloon verdienen en daarvan afhankelijk zijn voor hun levensonderhoud.

Naast stagiaires omvat de groep minimumloonbanen ook banen waarin het basisloon 0 euro bedraagt (gemiddeld 13 duizend banen). In deze banen bestaat het loon vaak alleen uit bijzondere beloningen.

Verder geldt, zoals hierboven al vermeld, dat de uitkomsten berekend zijn uit gegevens die zijn afgeleid uit andere gegevens, waarbij een deel van de gegevens ook benaderingsgewijs is verdeeld over de kalendermaanden. Het basisloon is afgerond op gehele euro’s en de opgegeven aantallen verloonde uren zijn in gehele uren.

Hierdoor kan het voorkomen dat in banen waarin exact het minimumuurloon wordt verdiend, in de statistische uitkomsten een uurloon wordt gevonden dat net iets afwijkt. In de eerste helft van 2024 gold een minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder van 13,27 euro. Als de werknemer 40 uur per week werkt, kan dat, onafgerond, voor een hele maand neerkomen op 2 300,13 euro en 173,33 uur (als gerekend wordt met 52/12 weken per maand). In het CBS-Polisbestand zijn deze gegevens afgerond tot 2 300 euro en 173 uur. Dát is een uurloon van 13,29 euro, dus 2 cent meer dan het minimumuurloon.

Op basis van het CBS-Polisbestand blijkt dat in slechts 22 duizend banen exact het minimumuurloon wordt verdiend: 13,27 euro in de eerste helft van 2024, 13,68 euro in de tweede helft van 2024 (zie tabel 4.1). Tot de meest-voorkomende uurlonen behoren echter ook uurlonen die net een paar cent onder of boven het minimumuurloon liggen.

4.1 Uurlonen die het vaakst voorkomen1)
1e helft 20242e helft 2024
eurox 1 000eurox 1 000
126,9827,026,9828,1
213,2719,813,6823,4
313,4018,713,6616,5
413,2515,013,6516,0
50,0014,813,6715,4
631,4413,813,7914,3
713,3713,213,8114,2
813,2412,613,7614,1
913,3812,10,0012,6
1028,9012,128,9012,6
1) Gemiddeld uurloon (basisloon / basisuren) per baan, per halfjaar. Aantal betreft het gemiddeld aantal banen.

Het uurloon dat het vaakst voorkomt, betreft een groep directeuren-grootaandeelhouders, voor wie het voorgeschreven gebruikelijk loon van 56 duizend euro in 2024 is opgegeven als 4 667 euro per maand, met een arbeidsduur van 173 uur per maand (40 uur per week).

Uitkomsten over de banen die rond het minimumloon betaald worden geven een beter beeld van de minimumloonbanen, dan uitkomsten waarin alleen de banen tot en met het minimumloon meetellen. Daarom wordt het aantal minimumloonbanen bij de nieuwe systematiek voortaan gepubliceerd volgens drie varianten: banen met een uurloon dat maximaal 5 procent afwijkt van het wettelijk minimumuurloon, banen met maximaal 10 procent afwijking en banen tot en met het wettelijk minimumuurloon. In CBS-publicaties worden de uitkomsten over de banen waarin het uurloon maximaal 5 procent afwijkt van het minimumloon voortaan centraal gesteld.

Voor de vergelijkbaarheid zijn ook uitkomsten 2020-2023 volgens deze nieuwe systematiek berekend. Daarbij zijn de minimummaandlonen voor die jaren omgerekend naar uurlonen, uitgaande van een arbeidsduur van 36 uur per week (overeenkomstig de arbeidsduur waarmee het wettelijk minimumuurloon voor de eerste helft van 2024 is vastgesteld). Andersom geldt dat de reeks met uitkomsten volgens de oude systematiek nog één jaar is aangevuld met cijfers over 2024. Daarbij zijn de minimumuurlonen 2024 omgerekend naar maandlonen, uitgaande van 36 uur per week.

Opvallend is het grote verschil tussen de oude uitkomsten 2020-2023 over minimumloonbanen waarin maximaal het minimumloon per maand wordt verdiend en de nieuwe uitkomsten over minimumloonbanen waarin maximaal het minimumloon per uur wordt verdiend: de nieuwe uitkomsten liggen in deze jaren gemiddeld 71 procent boven de oude uitkomsten. Een substantiële groep banen bij bedrijven met een voltijdarbeidsduur van 40 uur of 38 uur per week verdiende in die jaren iets meer dan het minimumloon, maar had een uurloon beneden het minimumloon per uur, als dat minimumloon per uur voor die jaren wordt berekend op basis van 36 uur per week.

Dat in 2023 het aantal minimumloonbanen volgens alle varianten piekt, hangt samen met de bijzondere verhoging van de minimumlonen in dat jaar. De minimumlonen waren in 2023 gemiddeld 12,9 procent hoger dan in 2022, waardoor de lonen bij banen die eerder nog net boven het minimumloon zaten, werden ingehaald door het minimumloon.

4.2 Aantal minimumloonbanen volgens oude en nieuwe systematiek
JaarNieuwe systematiek: uurloon +/- 10% minimumloon (x 1 000)Nieuwe systematiek: uurloon <= minimumloon (x 1 000)Nieuwe systematiek: uurloon +/- 5% minimumloon (x 1 000)Oude systematiek: loon <= minimumloon (x 1 000)
20201075,4760,1584,4438,4
20211052,3741,7570,9438,7
2022953,6661,9513,4401,0
20231194,4829,8640,7473,8
20241108,2491,4616,7293,8

De verandering van systematiek leidt ook tot forse verschillen in de samenstelling van de populatie minimumloonbanen. Bij de oude systematiek was in 2023 bijna de helft van alle minimumloonbanen voor werknemers jonger dan 25 jaar, in de nieuwe systematiek is in 2024 twee derde van de banen met een uurloon rond het minimumloon (+/- 5 procent) voor 25-plussers. Stagiaires tellen in de nieuwe systematiek nog maar nauwelijks mee, terwijl zij bij de oude systematiek goed waren voor een kwart van alle minimumloonbanen. Naar bedrijfstak bezien valt op dat in de zorg het aantal minimumloonbanen daalt; dat komt doordat dit bij de oude systematiek vooral stagiaires betrof.

4.3 Minimumloonbanen volgens oude en nieuwe systematiek (x 1 000)
20232024
Oude systematiekOude systematiek + aanscherping berekeningNieuwe systematiek: uurloon +/- 5%
minimumloon
Nieuwe systematiek: uurloon +/- 10%
minimumloon
Nieuwe systematiek: uurloon ≤ minimumloon
Totaal4744666171.108491
GeslachtMannen232227298530246
GeslachtVrouwen242239319578245
LeeftijdJonger dan 15 jaar33373
Leeftijd15-20 jaar7171317470
Leeftijd20-25 jaar154153162303153
Leeftijd25-30 jaar57558715562
Leeftijd30-35 jaar3331569637
Leeftijd35-40 jaar2625488129
Leeftijd40-45 jaar2423457626
Leeftijd45-50 jaar2322437225
Leeftijd50-55 jaar2424457524
Leeftijd55-60 jaar2221427122
Leeftijd60-65 jaar1817335718
Leeftijd65-75 jaar1616203618
Leeftijd75 jaar of ouder44365
DienstverbandVoltijd131129185321157
DienstverbandDeeltijd343337432787334
Soort baanDirecteur grootaandeelhouder11114712
Soort baanStagiaire11511512118
Soort baanWSW-er9921326
Soort baanUitzendkracht696610316681
Soort baanOproepkracht838212428187
Soort baanReguliere baan187183364621186
Bedrijfstak (sbi 2008)A Landbouw en visserij77152710
Bedrijfstak (sbi 2008)B Delfstoffenwinning00000
Bedrijfstak (sbi 2008)C Industrie3232498127
Bedrijfstak (sbi 2008)D Energievoorziening00001
Bedrijfstak (sbi 2008)E Waterbedrijven en afvalbeheer11121
Bedrijfstak (sbi 2008)F Bouwnijverheid98101710
Bedrijfstak (sbi 2008)G Handel959416430793
Bedrijfstak (sbi 2008)H Vervoer en opslag2221315119
Bedrijfstak (sbi 2008)I Horeca36357715045
Bedrijfstak (sbi 2008)J Informatie en communicatie101091611
Bedrijfstak (sbi 2008)K Financiële dienstverlening88365
Bedrijfstak (sbi 2008)L Verhuur/handel van onroerend goed33353
Bedrijfstak (sbi 2008)M-N Zakelijke dienstverlening133130188317149
Bedrijfstak (sbi 2008)O Openbaar bestuur191971119
Bedrijfstak (sbi 2008)P Onderwijs151591718
Bedrijfstak (sbi 2008)Q Gezondheids- en welzijnszorg6362234661
Bedrijfstak (sbi 2008)R Cultuur, sport en recreatie1313163213
Bedrijfstak (sbi 2008)S Overige dienstverlening9913239
 

Naast de aantallen minimumloonbanen wordt in de nieuwe StatLinetabellen ook een iets gedetailleerdere verdeling van de banen naar loonklassen gegeven. Deze verdeling is op basis van het uurloon van de werknemersbanen in verhouding tot het voor zijn of haar leeftijd geldende wettelijk minimumuurloon. Deze cijfers kunnen worden gezien als een verdere uitsplitsing van de drie verschillende aantallen minimumloonbanen zoals die bij de nieuwe systematiek worden gepubliceerd.

4.4 Banen van werknemers naar loonklasse, 2024
LoonklasseBanen van werknemers
Uurloon <90% minimumloon240,6
Uurloon 90-<95% minimumloon53,1
Uurloon 95-<=100% minimumloon197,7
Uurloon >100-<=105% minimumloon419,0
Uurloon >105-<=110% minimumloon438,4
Uurloon >110-<=120% minimumloon761,7
Uurloon >120-<=130% minimumloon685,5
Uurloon >130% minimumloon6250,0

5. Bijzonderheden

a. Minimumuurloon verschilt van SWL-uurloon

Het wettelijk minimumloon geldt voor de arbeidsuren die betaald worden. Ook doorbetaalde verlofuren en ziekteverzuim tellen mee. Bij de nieuwe systematiek wordt het aantal minimumloonbanen bepaald op basis van een uurloon dat berekend wordt als: basisloon gedeeld door de betaalde uren exclusief overwerk. Uit de gegevens in het CBS-Polisbestand blijkt dat deze normale arbeidsduur voor voltijdwerknemers gemiddeld 39 uur per week bedraagt.

Bij de uurlonen die het CBS publiceert bij de SWL wordt daarentegen uitgegaan van een jaarlijkse arbeidsduur waarop ook de betaalde verlofuren in mindering zijn gebracht. De informatie over verlofuren is afkomstig uit de desbetreffende cao’s, waarbij ook rekening is gehouden met leeftijdsafhankelijke verlofdagen. De verlofuren bevatten tevens de verlofuren in verband met feestdagen. Deze arbeidsduur kwam voor voltijdwerknemers in 2024 uit op gemiddeld 1 791 uur per jaar, oftewel 34 uur per week. Hierdoor komen de SWL-uurlonen ongeveer 14 procent hoger uit dan de uurlonen zoals die voor het minimumuurloon worden berekend: in 2024 bedroeg het gemiddelde SWL-uurloon 28,94 euro, het gemiddelde uurloon op de minimumloonmanier kwam uit op 25,39 euro.

Sowieso geldt dat uurlonen op allerlei manieren kunnen worden berekend. Meer informatie hierover staat in Het ene uurloon is het andere niet.

b. Gemiddeld uurloon per halfjaar

In paragraaf 3 is uitgelegd dat de berekende uurlonen waarmee de minimumuurlonen vergeleken worden (in beginsel) gemiddelde uurlonen per halfjaar zijn. Alleen voor de werknemers tot 21 jaar geldt dat binnen het halfjaar onderscheid wordt gemaakt als de werknemer van leeftijd wijzigt. Op deze manier worden voor de eerste helft van 2024 de gegevens samengeteld tot 11,2 miljoen baanrecords, in de tweede helft van 2024 zijn dat er 11,4 miljoen.

Als evenwel afgezien zou worden van deze aggregatie tot gegevens per halfjaar en volstaan zou zijn met de loon- en arbeidsduurgegevens van alle individuele baanrecords (62 miljoen baanrecords in de eerste helft van 2024, 64 miljoen in de tweede helft), zou het gemiddeld aantal banen met een uurloon kleiner of gelijk aan het minimumuurloon 2 duizend lager uitkomen in 2024. Het aantal banen met een uurloon dat maximaal 5 procent afwijkt van het minimumuurloon zou echter 11 duizend hoger uitkomen.

c. Afwijkende minimumjeugdlonen voor beroepsbegeleidende leerweg (bbl)

Een deel van de werknemers volgt een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en werkt in een erkend leerbedrijf. Deze werknemers volgen de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Zij hebben een arbeidsovereenkomst met een werkgever voor drie of vier dagen per week en volgen daarnaast een of twee dagen per week onderwijs. De bbl’ers tellen in de CBS-banencijfers als reguliere werknemers, niet als stagiaires.

Voor bbl’ers van 18 tot en met 20 jaar gelden afwijkende minimumjeugdlonen, die lager zijn dan de gewone minimumjeugdlonen. Deze afwijking geldt sinds juli 2017, toen de leeftijdsgrens voor het volwassenenminimumloon werd verlaagd van 23 jaar naar 22 jaar en de staffelpercentages van de jeugdlonen ten opzichte van het volwassenenminimumloon vanaf 18 jaar werden aangepast. In juli 2019 volgde een verdere aanpassing. Voor bbl’ers werd bij deze aanpassingen een uitzondering gemaakt, omdat gevreesd werd dat verhoging van deze minimumjeugdlonen zou leiden tot minder leerwerkplekken. Voor de 18- tot en met 20-jarige bbl’ers bleven de oude staffelpercentages gelden. Hierdoor geldt vanaf juli 2019 voor 18-jarigen dat het gewone minimumjeugdloon gelijk is aan 50 procent van het volwassenminimumloon, terwijl dat voor bbl’ers 45,5 is. Voor 19-jarigen bedragen deze percentages 60 procent en 52,5 procent, terwijl dit voor 20-jarigen 80 procent tegen 61,5 procent is.

Uit tellingen op het CBS-Polisbestand blijkt dat er in 2024 gemiddeld 91 duizend bbl-banen waren. Dat zijn er in de zomermaanden wat minder dan in de andere maanden. In het totaal betrof het in de loop van het jaar 138 duizend verschillende personen. Het aantal bbl-banen van werknemers van 18 tot en met 20 jaar bedroeg gemiddeld 27 duizend. De meeste bbl’ers zijn ouder.

Bij de telling van het aantal minimumloonbanen is nooit specifiek rekening gehouden met de lagere minimumjeugdlonen voor bbl’ers van 18 tot en met 20 jaar. Hierdoor worden iets meer minimumloonbanen geteld, dan indien wel rekening zou zijn gehouden met de lagere bbl-minimumjeugdlonen. Bij de minimumloonbanen waar het uurloon kleiner of gelijk is aan het minimumloon, scheelt het 3 duizend banen. Bij de minimumloonbanen waarvan de uurlonen maximaal 5 procent afwijken van het minimum(jeugd)loon per uur, is het verschil 2 duizend banen.

In het voorjaar van 2025 werd bekend dat het kabinet voornemens is om de aparte bbl-loonstaffel per 2027 af te schaffen, zodat voor hen dan dezelfde minimumjeugdlonen gaan gelden als voor de overige jongeren.

Omdat het om kleine aantallen gaat én vanwege de voorgenomen afschaffing, blijft gelden dat er bij de telling van de CBS-uitkomsten over het aantal minimumlonen geen rekening wordt gehouden met de afwijkende minimumjeugdlonen voor bbl’ers.

d. Werknemers jonger dan 15 jaar

Het wettelijk minimumjeugdloon geldt voor werknemers vanaf 15 jaar. Voor jongere werknemers gelden dus geen minimumlonen. In 2024 bedroeg het aantal banen voor werknemers tot 15 jaar 43 duizend.

Bij de telling van het aantal minimumloonbanen worden deze banen wel meegeteld. Daarbij wordt voor de werknemers jonger dan 15 jaar gerekend met het minimumjeugdloon voor 15-jarigen. In 2024 was bij 3 duizend banen van werknemers jonger dan 15 jaar het loon maximaal gelijk aan het minimumjeugdloon van 15-jarigen (8 procent van de banen van werknemers jonger dan 15 jaar). Bij eveneens 3 duizend banen week het uurloon maximaal 5 procent af van het minimumloon.

e. Banen

De minimumloonbanen worden geteld voor de totale populatie werknemersbanen. In 2024 waren dit 9,0 miljoen banen. Bij de SWL wordt gepubliceerd over dezelfde populatie banen. Ook in 1995-2005, toen de minimumloonbanen werden gepubliceerd als onderdeel van de statistiek Enquête werkgelegenheid en lonen (EWL), werden de minimumloonbanen geteld op de gehele populatie.

De minimumloonwet betreft echter niet alle werknemers. Zo geldt het minimumloon niet voor stagiaires en werknemers jonger dan 15 jaar. Ten einde de aantallen minimumloonbanen direct te kunnen vergelijken met de gepubliceerde uitkomsten over het gemiddeld aantal banen van werknemers hanteert het CBS hierbij echter sinds 1995 één populatie. Overigens waren er in het verleden nog meer groepen werknemers op wie het minimumloon niet van toepassing was, zoals werknemers van 65 jaar en ouder, ambtenaren en banen waarin als regel gedurende niet meer dan een derde van de normale arbeidsduur arbeid werd verricht.

De uitkomsten over de minimumloonbanen gaan over werknemersbanen en dus niet over werknemers. Als een werknemer tegelijkertijd twee banen heeft, worden de lonen en de arbeidsduur niet opgeteld om te toetsen of de persoon het minimumloon verdient, maar wordt elke baan afzonderlijk bekeken en geteld.

Als de loon- en arbeidsduurgegevens wel gesommeerd zouden worden tot gegevens per werknemer, en voor elk halfjaar per werknemer een gemiddeld uurloon berekend zou worden, resulteren andere uitkomsten: het aantal werknemers dat het minimumloon of minder verdient, is wat lager dan het aantal werknemersbanen waarin maximaal het minimumloon wordt verdiend. Maar het aandeel werknemers dat maximaal het minimumloon verdient is ongeveer gelijk aan het aandeel werknemersbanen waarin maximaal het minimumloon wordt verdiend. Dat geldt ook voor het aandeel banen c.q. personen met een uurloon rond het minimumloon per uur.

f. Overwerk

Het wettelijk minimumloon geldt sinds 2018 ook voor overwerk. Bij de telling van het aantal minimumloonbanen is nooit specifiek rekening gehouden met overwerkloon en overwerkuren.

Er is sprake van betaald overwerk als er werkzaamheden worden verricht boven de voor de werknemer geldende arbeidsduur, waarbij de gewerkte uren volledig worden uitbetaald én voor die extra gewerkte uren een toeslag wordt betaald. Het verrichten van extra werkzaamheden die worden gecompenseerd in vrije tijd of anderszins niet worden betaald, wordt niet als overwerk beschouwd.

Bij de Polisadministratie wordt per baan gevraagd naar het bedrag aan overwerkloon, maar niet naar het aantal overwerkuren. Het CBS berekent het aantal overwerkuren uit de overige gegevens die zijn opgegeven, waarbij rekening wordt gehouden met een overwerktoeslag.

In 2024 was in gemiddeld 7 procent van de werknemersbanen sprake van betaald overwerk. Het totale volume aan betaald overwerk bedroeg toen 127 miljoen uur. Afgezet tegen de hoeveelheid basisuren is dat 0,9 procent. In de banen met betaald overwerk wordt gemiddeld 4 uur per week overgewerkt. Werknemers met betaald overwerk verdienen gemiddeld beduidend minder dan de overige werknemers. In veel cao’s is betaald overwerk alleen voor de lager betaalde schalen geregeld.

Als bij het tellen van de minimumloonbanen wél rekening gehouden zou worden met overwerkloon en overwerkuren, veranderen de uitkomsten niet veel. In 2024 zou het aantal minimumloonbanen waarin het uurloon maximaal 5 procent van het minimumloon afwijkt 10 duizend lager uitkomen.

Het overwerk(loon) wordt ook bij de nieuwe systematiek voor het tellen van minimumloonbanen buiten beschouwing gelaten, omdat het aantal overwerkuren niet heel nauwkeurig kan worden bepaald en het niet logisch is om overwerk mee te tellen bij het vaststellen van minimumloonbanen, omdat het minimumloon ooit bedoeld was om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Bovendien worden overwerkuren vaak hoger beloond dan de normale arbeidsuren, hetgeen ertoe leidt dat iemand die tegen het minimumloon betaald wordt, mét overwerk niet meer meetelt als baan waarin maximaal het minimumloon wordt verdiend.

In het voorjaar van 2025 werd bekend dat het kabinet voornemens is om de wet zodanig te veranderen dat het wettelijk minimumuurloon het basisuurloon is en geen toeslagen of andere extra’s moeten worden meegerekend om tot dit wettelijk minimumuurloon te komen.

g. Vakantiebijslag en andere bijzondere beloningen

In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is ook vastgelegd hoe groot de minimumvakantiebijslag minstens is. Werknemers hebben in ieder geval recht op doorbetaling van loon tijdens vakantiedagen en daarnaast op een minimumvakantiebijslag (ook wel vakantietoeslag of vakantiegeld) van 8 procent. De minimumvakantiebijslag heeft alleen betrekking op dat deel van het loon dat het drievoud van het minimum(jeugd)loon niet overschrijdt.

Bij het tellen van de minimumloonbanen worden de bijzondere beloningen zoals vakantiebijslag buiten beschouwing gelaten. Het gemiddeld bedrag aan uitbetaalde bijzondere beloningen was in 2024 gelijk aan 16 procent van het basisloon. Bij de banen met een uurloon kleiner of gelijk aan het minimumuurloon bedroegen de uitbetaalde bijzondere beloningen 26 procent, terwijl dat bij de banen met een uurloon dat maximaal 5 procent van het minimumuurloon afweek ruim 10 procent was.

Overigens worden bijzondere beloningen vaak in de loop van het jaar opgebouwd, zodat er een verschil is tussen de opgebouwde bijzondere beloningen en de uitbetaalde bijzondere beloningen.

h. Bedrijfstakken huishoudens en extraterritoriale organisaties

Van oudsher gold bij de loonstatistieken, toen nog enquêteformulieren naar bedrijven werden gestuurd, dat de populatie beperkt was tot de bedrijven en instellingen in Nederland, zodat de bedrijfstakken huishoudens (bedrijfstak T) en extraterritoriale organisaties (bedrijfstak U) buiten beschouwing werden gelaten. Sinds de overgang op het CBS-Polisbestand komen echter ook de gegevens binnen over banen van werknemers bij deze twee bedrijfstakken. In 2024 betrof dit gemiddeld respectievelijk 63 duizend en 1 duizend werknemersbanen. Daarvan hebben er 0,5 duizend een uurloon kleiner of gelijk het minimumuurloon en 0,8 duizend een uurloon dat maximaal 5 procent afwijkt van het minimumuurloon. Dat betekent dat het aandeel minimumloonbanen in deze twee bedrijfstakken samen veel lager is dan in de overige bedrijfstakken: 0,8 procent tegen 5,4 procent van de banen heeft een uurloon dat kleiner of gelijk is aan het minimumuurloon; 1,2 procent tegen 6,8 procent heeft een uurloon dat maximaal 5 procent afwijkt van het minimumuurloon.

Vooralsnog worden bij de SWL de werknemersbanen in deze twee bedrijfstakken niet meegeteld. Hetzelfde geldt voor de uitkomsten over minimumloonbanen. Let op: in de StatLinepublicaties van de SWL en de minimumloonbanen worden de totaalcijfers aangeduid met “A-U Alle economische activiteiten”. Ook hier geldt echter dat de bedrijfstakken T en U niet meetellen, ondanks dat in de toelichting ook deze twee bedrijfstakken genoemd worden. Dat het totaal toch wordt aangeduid met A-U komt omdat in StatLine het aggregaat A-S niet beschikbaar is.

i. Onderbetaling?

In een deel van de minimumloonbanen wordt (fors) minder verdiend dan het minimumloon. Dit betekent echter nog niet dat de wet wordt overtreden. In verschillende gevallen kan of mag het loon lager uitvallen dan het wettelijk minimum(jeugd)loon waarmee het CBS hier rekent. Immers:

  • dit zijn statistische uitkomsten, waarbij basisloon en basisuren zijn afgeleid uit andere loon- en arbeidsduurgegevens, wat niet altijd geheel conform de werkelijkheid zal zijn; zo worden ook een aantal werknemersbanen met een basisloon van 0 euro meegeteld in de uitkomsten
  • de banen van stagiaires en werknemers jonger dan 15 jaar zijn meegeteld, hoewel zij geen recht hebben op het wettelijk minimum(jeugd)loon
  • er is geen rekening mee gehouden dat voor werknemers van 18, 19 en 20 jaar die werken in een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) lagere minimumjeugdlonen gelden, zodat een deel van deze banen ten onrechte als minimumloonbanen wordt geteld
  • voor werknemers met een arbeidsbeperking (met een Wajonguitkering) kunnen, onder voorwaarden, lonen gelden die lager zijn dan het minimumloon
  • in het tweede ziektejaar kan het doorbetaalde loon lager uitpakken, waarbij het ook onder het minimumloon kan zakken
  • de wet biedt verder de mogelijkheid het minimum(jeugd)loon voor bepaalde werknemers of groepen van werknemers op een lager niveau vast te stellen; zo kan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op verzoek van werkgevers of werknemers, voor bepaalde categorieën werknemers in een bedrijf of bedrijfstak dispensatie verlenen, indien het voortbestaan van de onderneming of de bedrijfstak ernstig wordt bedreigd
  • voor deeltijdwerknemers is het loon afhankelijk van de verdeling van de werkdagen over de week, waardoor de maandelijkse arbeidsduur waarmee gerekend zou moeten worden, per maand kan verschillen, terwijl dit werkrooster niet bekend is bij het CBS.

De Nederlandse Arbeidsinspectie controleert of werkgevers zich houden aan de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Aan werkgevers die hun werknemers te weinig betalen kan de Arbeidsinspectie een boete opleggen. De hoogte van de boete hangt af van hoe ver het loon afwijkt van het wettelijk minimumloon en de wettelijke minimumvakantiebijslag. Werknemers die minder betaald krijgen dan dat waar zij op grond van deze wet recht hebben, kunnen naleving van de wet via civielrechtelijke vordering afdwingen.

6. Publicatie

Uitkomsten over het aantal minimumloonbanen publiceert het CBS op StatLine:

Minimumloonbanen vanaf 2020 (volgens de nieuwe systematiek):

Minimumloonbanen 2009-2024 (volgens de oude systematiek):

Minimumloonbanen 2006-2009: Minimumloonbanen 1995-2005 (december):

Daarnaast wordt over minimumloonbanen gepubliceerd in Dashboard arbeidsmarkt en de jaarlijkse overzichtspublicatie De arbeidsmarkt in cijfers.

Verder zijn er ook andere CBS-publicaties over werknemers of banen van werknemers met uitkomsten gerelateerd aan het minimumloon, zoals:

De uitkomsten in deze publicaties wijken af van de cijfers over minimumloonbanen waarvan de methode hierboven is beschreven.

Literatuur

Berg, Han van den, Werknemers die het minimumloon verdienen 1969-1997, in: Sociaal-economische maandstatistiek, februari 1999, blz. 18-36

Berg, Han van den Berg en Frank van der Linden, Lonen en loonkosten, een overzicht van de verschillende CBS-cijfers, 2021

CBS, Vijftig jaar minimumloon, 22-2-2019

CBS, Korte onderzoeksomschrijving Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL), minimumloners

CBS, Korte onderzoeksomschrijving Statistiek Werkgelegenheid en Lonen (SWL), minimumloonbanen (vanaf 2024)

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Veelgestelde vragen invoering wettelijk minimumuurloon, juli 2023