Methodebeschrijving minimumloonbanen (vanaf 2024)

3. Berekeningswijze minimumloonbanen

Al vanaf 1971 houdt het CBS bij hoeveel werknemers maximaal het minimumloon verdienen. In speciaal daartoe uitgevoerde onderzoeken werd bij bedrijven en instellingen gevraagd naar het aantal werknemers dat het minimumloon of minder verdiende. Vanaf 1984 leidt het CBS het aantal minimumloonbanen af uit de gegevens die bij de reguliere loononderzoeken worden opgegeven. Daarbij verstrekken bedrijven loon- en arbeidsduurgegevens over de individuele banen van werknemers. In de jaren 1995-2005 was dat de Enquête werkgelegenheid en lonen (EWL). Een uitgebreid overzicht van de oude cijfers over minimumloonbanen wordt gegeven in het artikel Werknemers die het minimumloon verdienen 1969-1997.

Vanaf 2006 is de telling van het aantal minimumloonbanen gebaseerd op het CBS-Polisbestand. Sinds 2006 zijn werkgevers verplicht om bij elke salarisbetaling een digitale aangifte te doen bij de Belastingdienst over al hun individuele werknemers. Via de loonheffingen worden door de werkgevers (inhoudingsplichtigen) loonbelasting, premies voor de volksverzekeringen, premies voor de werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet afgedragen. Elke maand (of per vier weken) wordt daarbij een digitaal bericht aangemaakt dat individuele gegevens bevat van alle dienstverbanden en uitkeringen. Op basis van deze loonaangiften houdt het UWV een centrale administratie bij, de Polisadministratie. Uit deze gegevens selecteert het CBS de werknemersbanen, die verder worden gecontroleerd, bewerkt en verrijkt. Op basis van deze integrale CBS-Polisbestanden stelt het CBS onder meer de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL) samen. Omdat de SWL en de aantallen minimumloonbanen uit hetzelfde microbestand geteld worden, sluiten de gepubliceerde uitkomsten aantallen minimumloonbanen precies aan op de aantallen banen van werknemers (jaargemiddelden) die bij de SWL worden gepubliceerd, ook gedetailleerd naar achtergrondkenmerken.

De gegevens worden meestal maandelijks verstrekt, maar bij sommige bedrijven is dat vierwekelijks, voorzien van een begindatum en einddatum van de periode waarop de gegevens betrekking hebben. In het CBS-bestand worden de vierwerkenrecords meestal in twee delen geknipt, waarbij de vierwekengegevens naar rato van het aantal kalenderdagen toegerekend worden aan de afzonderlijke kalendermaanden, zodat ook uitkomsten per maand en per kwartaal kunnen worden samengesteld. Hierdoor telt het CBS-Polisbestand 2024 in totaal 126 miljoen baanrecords. Dit betreft 9,8 miljoen verschillende personen, in 12,8 miljoen verschillende banen. Gemiddeld over het jaar zijn dit 9,0 miljoen banen en omgerekend naar volledige banen 6,9 miljoen voltijdequivalenten (vte’s). Meer informatie over de samenstelling en verwerking van het CBS-Polisbestand staat in de bijlage van het rapport Lonen en loonkosten, een overzicht van de verschillende CBS-cijfers.

Of een werknemersbaan een minimumloonbaan is, wordt vastgesteld door het loon te vergelijken met het voor zijn of haar leeftijd geldende wettelijk minimumloon. Bij de oude systematiek, zoals toegepast vanaf 2006, werd daarbij per baan het basisloon gedeeld door de deeltijdfactor. Op die manier resulteerde ook voor de deeltijdwerknemers een volledig maandloon, dat vergeleken kon worden met het wettelijk minimummaandloon. Overwerkloon en eenmalige beloningen tellen niet mee.

Om het effect van toevallige uitschieters en afronding tegen te gaan, wordt de afleiding van de minimumlonenbanen niet gedaan voor elk baanrecord afzonderlijk, maar op basis van per baan gesommeerde gegevens over (in beginsel) een halfjaar (de minimumlonen verschillen immers per halfjaar). Daarbij werd tevens onderscheid gemaakt naar leeftijd en dienstverband, voor zover deze gegevens binnen het halfjaar wijzigden.

Voor basisloon (in hele euro’s) en deeltijdfactor geldt dat zij niet door de bedrijven worden opgegeven, maar zijn berekend uit verstrekte gegevens die daarmee samenhangen. Om te kunnen publiceren over een zo constant mogelijk loon worden het aantal verloonde uren en het brutoloon gesplitst in componenten die iedere loonaangifteperiode vrij constant zijn en componenten die een incidenteel karakter hebben. Overwerkuren en incidentele beloningen zoals overwerkloon, vakantiegeld, bonus en dertiende maand worden hierbij onderscheiden van basisuren en basisloon. Bij de splitsing van het brutoloon wordt gebruikgemaakt van informatie over het deel van het loon dat belast wordt volgens de tabel bijzondere beloningen, de rubriek opbouw van vakantiegeld en de gegevens over de dertiende maand. De overwerkuren worden afgeleid van het overwerkloon.

Conceptueel is het basisloon gelijk aan het fiscaal loon verminderd met overwerkloon, bijzondere beloningen en de bijtelling bij het loon voor de auto van de zaak. Anderzijds wordt het deel van de pensioenpremie dat de werknemer betaalt erbij opgeteld.

Om de deeltijdfactor te berekenen, moet eerst de wekelijkse voltijdarbeidsduur per bedrijf worden bepaald. Hierbij wordt gekeken naar de hoogst voorkomende wekelijkse arbeidsduur binnen het bedrijf tussen 34 en 40 uur, en de beschikbare cao-informatie. De laagste van deze twee waarden wordt de wekelijkse voltijdarbeidsduur van het bedrijf. De deeltijdfactor resulteert door per baan het aantal basisuren te delen door de voltijdarbeidsduur van het bedrijf.

In de nieuwe systematiek, zoals toegepast vanaf 2024 (met overeenkomstige cijfers 2020-2023) geldt dat voor elk halfjaar per baan een uurloon wordt berekend door het basisloon te delen door het aantal basisuren. Het aantal basisuren is gelijk aan het aantal verloonde uren (ook wel aangeduid als betaalde uren) verminderd met het aantal overwerkuren. Bij het sommeren van de gegevens per baan over (in beginsel) een halfjaar wordt voor de werknemers tot 21 jaar tevens onderscheid gemaakt naar leeftijd, voor zover deze binnen het halfjaar wijzigt. Het gemiddelde uurloon per baan wordt afgerond op gehele centen, voordat het vergeleken wordt met de minimum(jeugd)lonen per uur.

Door het (volledige) maandloon (oude systematiek) dan wel het uurloon (nieuwe systematiek) te vergelijken met het voor zijn of haar leeftijd geldende wettelijk minimumloon in het desbetreffende halfjaar, wordt niet alleen vastgesteld of in de baan maximaal het minimum(uur)loon wordt verdiend, maar ook hoeveel procent dit ervan afwijkt. Op die manier kan ook gepubliceerd worden over aantallen banen per loonklasse, met het loon van de werknemersbaan in verhouding tot het voor zijn of haar leeftijd geldende wettelijk minimumloon. Uitkomsten tellen mee in het jaargemiddelde naar rato van het aantal kalenderdagen dat deze gegevens gelden.

Een bijkomend voordeel van de overgang op minimumlonen per uur is dat de CBS-cijfers over minimumloonbanen nauwkeuriger worden. Bij de oude systematiek werden minimumloonbanen geteld aan de hand van drie gegevens: basisloon, basisuren en de wekelijkse voltijdsarbeidsduur in het bedrijf of in de bedrijfstak (uit de laatste twee gegevens volgt de deeltijdfactor). Bij de nieuwe systematiek gaat het alleen nog om basisloon en basisuren.