5. Bijzonderheden
a. Minimumuurloon verschilt van SWL-uurloon
Het wettelijk minimumloon geldt voor de arbeidsuren die betaald worden. Ook doorbetaalde verlofuren en ziekteverzuim tellen mee. Bij de nieuwe systematiek wordt het aantal minimumloonbanen bepaald op basis van een uurloon dat berekend wordt als: basisloon gedeeld door de betaalde uren exclusief overwerk. Uit de gegevens in het CBS-Polisbestand blijkt dat deze normale arbeidsduur voor voltijdwerknemers gemiddeld 39 uur per week bedraagt.
Bij de uurlonen die het CBS publiceert bij de SWL wordt daarentegen uitgegaan van een jaarlijkse arbeidsduur waarop ook de betaalde verlofuren in mindering zijn gebracht. De informatie over verlofuren is afkomstig uit de desbetreffende cao’s, waarbij ook rekening is gehouden met leeftijdsafhankelijke verlofdagen. De verlofuren bevatten tevens de verlofuren in verband met feestdagen. Deze arbeidsduur kwam voor voltijdwerknemers in 2024 uit op gemiddeld 1 791 uur per jaar, oftewel 34 uur per week. Hierdoor komen de SWL-uurlonen ongeveer 14 procent hoger uit dan de uurlonen zoals die voor het minimumuurloon worden berekend: in 2024 bedroeg het gemiddelde SWL-uurloon 28,94 euro, het gemiddelde uurloon op de minimumloonmanier kwam uit op 25,39 euro.
Sowieso geldt dat uurlonen op allerlei manieren kunnen worden berekend. Meer informatie hierover staat in Het ene uurloon is het andere niet.
b. Gemiddeld uurloon per halfjaar
In paragraaf 3 is uitgelegd dat de berekende uurlonen waarmee de minimumuurlonen vergeleken worden (in beginsel) gemiddelde uurlonen per halfjaar zijn. Alleen voor de werknemers tot 21 jaar geldt dat binnen het halfjaar onderscheid wordt gemaakt als de werknemer van leeftijd wijzigt. Op deze manier worden voor de eerste helft van 2024 de gegevens samengeteld tot 11,2 miljoen baanrecords, in de tweede helft van 2024 zijn dat er 11,4 miljoen.
Als evenwel afgezien zou worden van deze aggregatie tot gegevens per halfjaar en volstaan zou zijn met de loon- en arbeidsduurgegevens van alle individuele baanrecords (62 miljoen baanrecords in de eerste helft van 2024, 64 miljoen in de tweede helft), zou het gemiddeld aantal banen met een uurloon kleiner of gelijk aan het minimumuurloon 2 duizend lager uitkomen in 2024. Het aantal banen met een uurloon dat maximaal 5 procent afwijkt van het minimumuurloon zou echter 11 duizend hoger uitkomen.
c. Afwijkende minimumjeugdlonen voor beroepsbegeleidende leerweg (bbl)
Een deel van de werknemers volgt een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en werkt in een erkend leerbedrijf. Deze werknemers volgen de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Zij hebben een arbeidsovereenkomst met een werkgever voor drie of vier dagen per week en volgen daarnaast een of twee dagen per week onderwijs. De bbl’ers tellen in de CBS-banencijfers als reguliere werknemers, niet als stagiaires.
Voor bbl’ers van 18 tot en met 20 jaar gelden afwijkende minimumjeugdlonen, die lager zijn dan de gewone minimumjeugdlonen. Deze afwijking geldt sinds juli 2017, toen de leeftijdsgrens voor het volwassenenminimumloon werd verlaagd van 23 jaar naar 22 jaar en de staffelpercentages van de jeugdlonen ten opzichte van het volwassenenminimumloon vanaf 18 jaar werden aangepast. In juli 2019 volgde een verdere aanpassing. Voor bbl’ers werd bij deze aanpassingen een uitzondering gemaakt, omdat gevreesd werd dat verhoging van deze minimumjeugdlonen zou leiden tot minder leerwerkplekken. Voor de 18- tot en met 20-jarige bbl’ers bleven de oude staffelpercentages gelden. Hierdoor geldt vanaf juli 2019 voor 18-jarigen dat het gewone minimumjeugdloon gelijk is aan 50 procent van het volwassenminimumloon, terwijl dat voor bbl’ers 45,5 is. Voor 19-jarigen bedragen deze percentages 60 procent en 52,5 procent, terwijl dit voor 20-jarigen 80 procent tegen 61,5 procent is.
Uit tellingen op het CBS-Polisbestand blijkt dat er in 2024 gemiddeld 91 duizend bbl-banen waren. Dat zijn er in de zomermaanden wat minder dan in de andere maanden. In het totaal betrof het in de loop van het jaar 138 duizend verschillende personen. Het aantal bbl-banen van werknemers van 18 tot en met 20 jaar bedroeg gemiddeld 27 duizend. De meeste bbl’ers zijn ouder.
Bij de telling van het aantal minimumloonbanen is nooit specifiek rekening gehouden met de lagere minimumjeugdlonen voor bbl’ers van 18 tot en met 20 jaar. Hierdoor worden iets meer minimumloonbanen geteld, dan indien wel rekening zou zijn gehouden met de lagere bbl-minimumjeugdlonen. Bij de minimumloonbanen waar het uurloon kleiner of gelijk is aan het minimumloon, scheelt het 3 duizend banen. Bij de minimumloonbanen waarvan de uurlonen maximaal 5 procent afwijken van het minimum(jeugd)loon per uur, is het verschil 2 duizend banen.
In het voorjaar van 2025 werd bekend dat het kabinet voornemens is om de aparte bbl-loonstaffel per 2027 af te schaffen, zodat voor hen dan dezelfde minimumjeugdlonen gaan gelden als voor de overige jongeren.
Omdat het om kleine aantallen gaat én vanwege de voorgenomen afschaffing, blijft gelden dat er bij de telling van de CBS-uitkomsten over het aantal minimumlonen geen rekening wordt gehouden met de afwijkende minimumjeugdlonen voor bbl’ers.
d. Werknemers jonger dan 15 jaar
Het wettelijk minimumjeugdloon geldt voor werknemers vanaf 15 jaar. Voor jongere werknemers gelden dus geen minimumlonen. In 2024 bedroeg het aantal banen voor werknemers tot 15 jaar 43 duizend.
Bij de telling van het aantal minimumloonbanen worden deze banen wel meegeteld. Daarbij wordt voor de werknemers jonger dan 15 jaar gerekend met het minimumjeugdloon voor 15-jarigen. In 2024 was bij 3 duizend banen van werknemers jonger dan 15 jaar het loon maximaal gelijk aan het minimumjeugdloon van 15-jarigen (8 procent van de banen van werknemers jonger dan 15 jaar). Bij eveneens 3 duizend banen week het uurloon maximaal 5 procent af van het minimumloon.
e. Banen
De minimumloonbanen worden geteld voor de totale populatie werknemersbanen. In 2024 waren dit 9,0 miljoen banen. Bij de SWL wordt gepubliceerd over dezelfde populatie banen. Ook in 1995-2005, toen de minimumloonbanen werden gepubliceerd als onderdeel van de statistiek Enquête werkgelegenheid en lonen (EWL), werden de minimumloonbanen geteld op de gehele populatie.
De minimumloonwet betreft echter niet alle werknemers. Zo geldt het minimumloon niet voor stagiaires en werknemers jonger dan 15 jaar. Ten einde de aantallen minimumloonbanen direct te kunnen vergelijken met de gepubliceerde uitkomsten over het gemiddeld aantal banen van werknemers hanteert het CBS hierbij echter sinds 1995 één populatie. Overigens waren er in het verleden nog meer groepen werknemers op wie het minimumloon niet van toepassing was, zoals werknemers van 65 jaar en ouder, ambtenaren en banen waarin als regel gedurende niet meer dan een derde van de normale arbeidsduur arbeid werd verricht.
De uitkomsten over de minimumloonbanen gaan over werknemersbanen en dus niet over werknemers. Als een werknemer tegelijkertijd twee banen heeft, worden de lonen en de arbeidsduur niet opgeteld om te toetsen of de persoon het minimumloon verdient, maar wordt elke baan afzonderlijk bekeken en geteld.
Als de loon- en arbeidsduurgegevens wel gesommeerd zouden worden tot gegevens per werknemer, en voor elk halfjaar per werknemer een gemiddeld uurloon berekend zou worden, resulteren andere uitkomsten: het aantal werknemers dat het minimumloon of minder verdient, is wat lager dan het aantal werknemersbanen waarin maximaal het minimumloon wordt verdiend. Maar het aandeel werknemers dat maximaal het minimumloon verdient is ongeveer gelijk aan het aandeel werknemersbanen waarin maximaal het minimumloon wordt verdiend. Dat geldt ook voor het aandeel banen c.q. personen met een uurloon rond het minimumloon per uur.
f. Overwerk
Het wettelijk minimumloon geldt sinds 2018 ook voor overwerk. Bij de telling van het aantal minimumloonbanen is nooit specifiek rekening gehouden met overwerkloon en overwerkuren.
Er is sprake van betaald overwerk als er werkzaamheden worden verricht boven de voor de werknemer geldende arbeidsduur, waarbij de gewerkte uren volledig worden uitbetaald én voor die extra gewerkte uren een toeslag wordt betaald. Het verrichten van extra werkzaamheden die worden gecompenseerd in vrije tijd of anderszins niet worden betaald, wordt niet als overwerk beschouwd.
Bij de Polisadministratie wordt per baan gevraagd naar het bedrag aan overwerkloon, maar niet naar het aantal overwerkuren. Het CBS berekent het aantal overwerkuren uit de overige gegevens die zijn opgegeven, waarbij rekening wordt gehouden met een overwerktoeslag.
In 2024 was in gemiddeld 7 procent van de werknemersbanen sprake van betaald overwerk. Het totale volume aan betaald overwerk bedroeg toen 127 miljoen uur. Afgezet tegen de hoeveelheid basisuren is dat 0,9 procent. In de banen met betaald overwerk wordt gemiddeld 4 uur per week overgewerkt. Werknemers met betaald overwerk verdienen gemiddeld beduidend minder dan de overige werknemers. In veel cao’s is betaald overwerk alleen voor de lager betaalde schalen geregeld.
Als bij het tellen van de minimumloonbanen wél rekening gehouden zou worden met overwerkloon en overwerkuren, veranderen de uitkomsten niet veel. In 2024 zou het aantal minimumloonbanen waarin het uurloon maximaal 5 procent van het minimumloon afwijkt 10 duizend lager uitkomen.
Het overwerk(loon) wordt ook bij de nieuwe systematiek voor het tellen van minimumloonbanen buiten beschouwing gelaten, omdat het aantal overwerkuren niet heel nauwkeurig kan worden bepaald en het niet logisch is om overwerk mee te tellen bij het vaststellen van minimumloonbanen, omdat het minimumloon ooit bedoeld was om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Bovendien worden overwerkuren vaak hoger beloond dan de normale arbeidsuren, hetgeen ertoe leidt dat iemand die tegen het minimumloon betaald wordt, mét overwerk niet meer meetelt als baan waarin maximaal het minimumloon wordt verdiend.
In het voorjaar van 2025 werd bekend dat het kabinet voornemens is om de wet zodanig te veranderen dat het wettelijk minimumuurloon het basisuurloon is en geen toeslagen of andere extra’s moeten worden meegerekend om tot dit wettelijk minimumuurloon te komen.
g. Vakantiebijslag en andere bijzondere beloningen
In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is ook vastgelegd hoe groot de minimumvakantiebijslag minstens is. Werknemers hebben in ieder geval recht op doorbetaling van loon tijdens vakantiedagen en daarnaast op een minimumvakantiebijslag (ook wel vakantietoeslag of vakantiegeld) van 8 procent. De minimumvakantiebijslag heeft alleen betrekking op dat deel van het loon dat het drievoud van het minimum(jeugd)loon niet overschrijdt.
Bij het tellen van de minimumloonbanen worden de bijzondere beloningen zoals vakantiebijslag buiten beschouwing gelaten. Het gemiddeld bedrag aan uitbetaalde bijzondere beloningen was in 2024 gelijk aan 16 procent van het basisloon. Bij de banen met een uurloon kleiner of gelijk aan het minimumuurloon bedroegen de uitbetaalde bijzondere beloningen 26 procent, terwijl dat bij de banen met een uurloon dat maximaal 5 procent van het minimumuurloon afweek ruim 10 procent was.
Overigens worden bijzondere beloningen vaak in de loop van het jaar opgebouwd, zodat er een verschil is tussen de opgebouwde bijzondere beloningen en de uitbetaalde bijzondere beloningen.
h. Bedrijfstakken huishoudens en extraterritoriale organisaties
Van oudsher gold bij de loonstatistieken, toen nog enquêteformulieren naar bedrijven werden gestuurd, dat de populatie beperkt was tot de bedrijven en instellingen in Nederland, zodat de bedrijfstakken huishoudens (bedrijfstak T) en extraterritoriale organisaties (bedrijfstak U) buiten beschouwing werden gelaten. Sinds de overgang op het CBS-Polisbestand komen echter ook de gegevens binnen over banen van werknemers bij deze twee bedrijfstakken. In 2024 betrof dit gemiddeld respectievelijk 63 duizend en 1 duizend werknemersbanen. Daarvan hebben er 0,5 duizend een uurloon kleiner of gelijk het minimumuurloon en 0,8 duizend een uurloon dat maximaal 5 procent afwijkt van het minimumuurloon. Dat betekent dat het aandeel minimumloonbanen in deze twee bedrijfstakken samen veel lager is dan in de overige bedrijfstakken: 0,8 procent tegen 5,4 procent van de banen heeft een uurloon dat kleiner of gelijk is aan het minimumuurloon; 1,2 procent tegen 6,8 procent heeft een uurloon dat maximaal 5 procent afwijkt van het minimumuurloon.
Vooralsnog worden bij de SWL de werknemersbanen in deze twee bedrijfstakken niet meegeteld. Hetzelfde geldt voor de uitkomsten over minimumloonbanen. Let op: in de StatLinepublicaties van de SWL en de minimumloonbanen worden de totaalcijfers aangeduid met “A-U Alle economische activiteiten”. Ook hier geldt echter dat de bedrijfstakken T en U niet meetellen, ondanks dat in de toelichting ook deze twee bedrijfstakken genoemd worden. Dat het totaal toch wordt aangeduid met A-U komt omdat in StatLine het aggregaat A-S niet beschikbaar is.
i. Onderbetaling?
In een deel van de minimumloonbanen wordt (fors) minder verdiend dan het minimumloon. Dit betekent echter nog niet dat de wet wordt overtreden. In verschillende gevallen kan of mag het loon lager uitvallen dan het wettelijk minimum(jeugd)loon waarmee het CBS hier rekent. Immers:
- dit zijn statistische uitkomsten, waarbij basisloon en basisuren zijn afgeleid uit andere loon- en arbeidsduurgegevens, wat niet altijd geheel conform de werkelijkheid zal zijn; zo worden ook een aantal werknemersbanen met een basisloon van 0 euro meegeteld in de uitkomsten
- de banen van stagiaires en werknemers jonger dan 15 jaar zijn meegeteld, hoewel zij geen recht hebben op het wettelijk minimum(jeugd)loon
- er is geen rekening mee gehouden dat voor werknemers van 18, 19 en 20 jaar die werken in een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) lagere minimumjeugdlonen gelden, zodat een deel van deze banen ten onrechte als minimumloonbanen wordt geteld
- voor werknemers met een arbeidsbeperking (met een Wajonguitkering) kunnen, onder voorwaarden, lonen gelden die lager zijn dan het minimumloon
- in het tweede ziektejaar kan het doorbetaalde loon lager uitpakken, waarbij het ook onder het minimumloon kan zakken
- de wet biedt verder de mogelijkheid het minimum(jeugd)loon voor bepaalde werknemers of groepen van werknemers op een lager niveau vast te stellen; zo kan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op verzoek van werkgevers of werknemers, voor bepaalde categorieën werknemers in een bedrijf of bedrijfstak dispensatie verlenen, indien het voortbestaan van de onderneming of de bedrijfstak ernstig wordt bedreigd
- voor deeltijdwerknemers is het loon afhankelijk van de verdeling van de werkdagen over de week, waardoor de maandelijkse arbeidsduur waarmee gerekend zou moeten worden, per maand kan verschillen, terwijl dit werkrooster niet bekend is bij het CBS.
De Nederlandse Arbeidsinspectie controleert of werkgevers zich houden aan de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Aan werkgevers die hun werknemers te weinig betalen kan de Arbeidsinspectie een boete opleggen. De hoogte van de boete hangt af van hoe ver het loon afwijkt van het wettelijk minimumloon en de wettelijke minimumvakantiebijslag. Werknemers die minder betaald krijgen dan dat waar zij op grond van deze wet recht hebben, kunnen naleving van de wet via civielrechtelijke vordering afdwingen.