Methodebeschrijving minimumloonbanen (vanaf 2024)

2. De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Op 23 februari 1969 werd de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag van kracht. De oorspronkelijk doelstelling van de wet was de werknemer van een minimumloon en een minimumvakantiebijslag te verzekeren die in het licht van de algemene welvaartssituatie als sociaal aanvaardbare tegenprestatie voor de in dienstbetrekking verrichte arbeid kon worden beschouwd.

Het eerste minimumloon bedroeg 606,70 gulden per maand, oftewel 275,31 euro. In de tweede helft van 2023 was het minimumloon inmiddels opgetrokken tot 1 995 euro per maand. Dit zijn brutobedragen. Overigens zijn sinds 1980 de meeste sociale uitkeringen gekoppeld aan het wettelijk minimumloon, zodat de veranderingen in het minimumloon ook doorwerken in de inkomens van miljoenen mensen met een uitkering, waaronder de Algemene Ouderdomswet (AOW).

Na 1969 is de wet meermaals aangepast, waarbij onder meer de werkingssfeer werd uitgebreid. Zo gold het minimumloon oorspronkelijk alleen voor werknemers van 24 tot 65 jaar en niet voor onder meer ambtenaren en thuiswerkers. Daarnaast worden in beginsel elk halfjaar de minimumloonbedragen verhoogd, zodat ze gelijke tred houden met de ontwikkeling van de cao-lonen. Dat is niet altijd het geval: in 1984 werd het minimumloon met 3 procent verlaagd en vervolgens tot 1990 constant gehouden. Daarentegen vond in januari 2023 een bijzondere verhoging plaats van 8,05 procent extra.

In 1974 werden voor werknemers van 15-22 jaar minimumjeugdlonen ingevoerd. Deze minimumjeugdlonen bedragen een naar leeftijd variërend percentage van het minimumloon voor volwassenen. Oorspronkelijk werd het minimumloon van een 15-jarige gesteld op 40 procent van het minimumloon voor volwassenen, terwijl voor elk jaar dat de werknemer ouder was, het minimumjeugdloon met 7,5 procentpunten steeg, tot 92,5 procent voor een 22-jarige. Deze opbouw was gebaseerd op de toen bestaande beloningssituatie van jongeren in het bedrijfsleven. In 1981 en 1983 zijn deze staffelpercentages verlaagd en in 2017 en 2019 weer verhoogd. Sinds juli 2019 hebben werknemers vanaf 21 jaar recht op een volledig minimumloon voor volwassenen.

De minimumloonbedragen (tot en met 2023) golden voor werknemers met een volledige dienstbetrekking. Voor werknemers met een deeltijdbaan gold een naar evenredigheid verminderd minimumloon. De wet kende geen minimumloon per uur. Dat bedrag diende te worden berekend uit de overeengekomen arbeidsduur van de werknemer en de arbeidsduur die in overeenkomstige arbeidsverhoudingen in de regel geacht werd een volledige dienstbetrekking te vormen. Wat in een concreet geval de normale arbeidsduur was, moest bepaald worden aan de hand van wat in vergelijkbare banen in het bedrijf of in de bedrijfstak als een voltijddienstbetrekking gold.

Verder hebben pas sinds 1993 werknemers met een kleine deeltijdbaan recht op het minimumloon. Tot die tijd gold de wet niet voor banen waarin als regel gedurende niet meer dan een derde van de normale arbeidsduur arbeid werd verricht.

Vanaf 2024 geldt er een minimumuurloon in plaats van de minimumlonen per maand, per week en per dag. Er is overgestapt op minimumuurlonen omdat voor werknemers die bijvoorbeeld 40 uur per week werken hetzelfde minimummaandloon gold als voor werknemers in bedrijven waar in een volledige dienstbetrekking 36 uur per week werd gewerkt. Daarnaast geldt dat een minimumuurloon duidelijker is en beter gecontroleerd kan worden. Door de invoering van het wettelijk minimumuurloon geldt nu voor werknemers in alle bedrijfstakken één uniform minimumuurloon. Het eerste minimumuurloon, in de eerste helft van 2024, bedroeg voor werknemers van 21 jaar en ouder 13,27 euro per uur. Dit bedrag was afgeleid uit het laatste minimumloon per maand, uitgaande van een 36-urige werkweek (verhoogd met de reguliere halfjaarlijkse indexatie).

In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is ook vastgelegd hoe groot de minimumvakantiebijslag minstens is. Werknemers hebben in ieder geval recht op doorbetaling van loon tijdens vakantiedagen en daarnaast op een minimumvakantiebijslag (ook wel vakantietoeslag of vakantiegeld) van 8 procent. De minimumvakantiebijslag heeft alleen betrekking op dat deel van het loon dat het drievoud van het minimum(jeugd)loon niet overschrijdt.

De huidige tekst van de wet is te vinden op Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De wet waarin de overgang op een minimumuurloon is geregeld, is de Wet invoering minimumuurloon.