De landbouw in de Nederlandse economie

2. De verwevenheid met de rest van de economie en het buitenland

De primaire landbouw is nauw verweven met andere delen van de economie. Enerzijds is agrarische productie nauwelijks mogelijk zonder toelevering van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, veterinaire en zakelijke diensten. Anderzijds vergen ruwe agrarische producten verwerking in de voedingsmiddelenindustrie en de inzet van handel- en distributieactiviteiten om ze bij de primaire landbouw of de verwerkende industrie te krijgen.

Het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de landbouw kan als een samenhangende keten worden gezien, die vaak wordt aangeduid als het agrocomplex. In deze benadering staan de primaire landbouw en de verwerkende industrie van voedings- en genotmiddelen centraal. De omvang van het agrocomplex wordt daarnaast bepaald door wat de primaire landbouw en de verwerkende industrie nodig hebben op het gebied van toelevering en logistiek om de producten voort te brengen. Het gaat om binnenlandse grondstoffen en diensten en uit het buitenland geïmporteerde producten als koffie, thee en cacao. Producten van toeleveranciers voor de buitenlandse primaire landbouw en voedingsmiddelenindustrie, zoals onderdelen van landbouwmachines en veterinaire diensten, worden daarentegen niet tot het agrocomplex gerekend.

2.1 Toegevoegde waarde agrocomplex 2018
Deel agrocomplex  Toegevoegde waarde (mld euro)
Totaal49,3
Buitenlandse grondstoffen19
Binnenlandse grondstoffenToelevering11,6
Binnenlandse grondstoffenPrimaire productie10,4
Binnenlandse grondstoffenVerwerking4,4
Binnenlandse grondstoffenDistributie3,9
De raming van het agrocomplex wordt uitgevoerd door Wageningen Economisch Research (WECR) met de Input- Outputtabellen en Arbeidsrekeningen van het CBS. De meest recente cijfers van WECR hebben betrekking op het verslagjaar 2017. In dit artikel worden de cijfers voor het verslagjaar 2018 gepresenteerd. Deze gegevens zijn tot stand gekomen door extrapolatie van de 2017 cijfers van WECR met de gegevens uit de voorlopige Input- Outputtabellen en Arbeidsrekeningen van het CBS voor het verslagjaar 2018. De cijfers hebben een zeer voorlopig karakter. WECR zal de definitieve cijfers rond de zomer publiceren.


De toegevoegde waarde van het totale agrocomplex bedroeg in 2018 circa 49 miljard euro.Daarmee draagt het totale agrocomplex circa 6,4 procent bij aan het bruto binnenlands product (bbp). Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde grondstoffen, zoals cacao, granen en tabak.

De toegevoegde waarde van het agrocomplex gebaseerd op buitenlandse grondstoffen is ongeveer 2,5 procent van het bbp; die van het agrocomplex gebaseerd op binnenlandse grondstoffen kwam uit op 3,9 procent. In het deel van het agrocomplex dat enkelgebaseerd is op binnenlandse grondstoffen, leveren toelevering en primaire productie met respectievelijk 34 procent en 38 procent de grootse bijdrage aan de toegevoegde waarde.

De werkgelegenheid in het totale agrocomplex is gegroeid tot zo’n 595 duizend arbeidsjaren in 2018, dat is circa 7,9 procent van de nationale werkgelegenheid. Sinds 2010 is de werkgelegenheid in het op binnenlandse grondstoffen gebaseerde agrocomplex vrij stabiel gebleven rond de 400 duizend arbeidsjaren. Ook qua werkgelegenheid leveren toeleveringen primaire productie de grootste bijdrage met een aandeel van respectievelijk 36 en 41 procent 2).

Export levert grote bijdrage aan de verdiensten van het agrocomplex

Een belangrijk deel van de activiteiten van het agrocomplex hangt samen met de export. De export van onbewerkte en bewerkte agrarische producten leverde Nederland in 2018 naar schatting een bedrag op van 40,4 miljard euro. Traditioneel is de export van het agrocomplex de drijvende kracht met een aandeel van 92 procent in de exportverdiensten. De wederuitvoer van buitenlandse landbouwgoederen is goed voor de resterende 8 procent.

De exportverdiensten betreffen de exportwaarde minus de importwaarde van goederen en diensten die nodig zijn om de goederen te exporteren en eventueel te produceren. Exportverdiensten zijn vrijwel hetzelfde begrip als de toegevoegde waarde die voortkomt uit de landbouwexport. In 2018 waren de verdiensten dankzij de export van primaire en verwerkte landbouwgoederen goed voor een aandeel van 5,2 procent van het totale Nederlandse bbp.

Exportintensiteit varieert sterk tussen landbouwgoederen

Het Nederlandse agrocomplex exporteert een substantieel deel van zijn goederen, wat is af te lezen aan de zogenaamde exportintensiteit. Deze is gedefinieerd als de exportwaarde ten opzichte van de productiewaarde, berekend in basisprijzen. Het aandeel van de productie dat geëxporteerd wordt, varieert sterk tussen de productgroepen. Zo worden bewerkte vis, babymelkpoeder, wijn, bloemen en planten vooral uitgevoerd, terwijl rauwe melk en agrarische diensten (vrijwel) uitsluitend in Nederland worden afgezet.

2.2 Exportintensiteit per productgroep, 2018
Bewerkte vis95,15418502
Babymelkpoeder93,92917369
Wijn & gedistil. drank93,14516129
Bloemen92,68629255
Bloembollen, planten90,73473798
Tabaksproducten89,84953427
Groenten78,48575712
Kalfs-/rundvlees78,40641207
Pluimveevlees77,89688617
Aardappelproducten77,61133603
Verse vis76,99115044
Cacaoproducten76,06330366
Kaas76,05177994
Koffie/thee75,70403092
Overig dier(product)70,01733102
Overige voedingsmiddelen69,11039921
Fruit66,46341463
Bier/mout66,2204373
Bosbouwproducten64,65116279
Zetmeelproducten61,91155492
Groente-/fruitproducten60,82272282
Vruchten-/groentesap58,94263217
Boter(-olie)58,78920496
Margarine, spijsvetten58,54545455
Suiker(producten)57,82792666
Niet-alcoh. dranken57,01509223
Zaaizaden56,23062616
Eieren49,93742178
Overig vlees47,28855721
Rijst-/graanproducten43,82801664
Varkensvlees43,08245711
Oliën/Veekoek43,05384299
Overige zuivel41,12097669
Consumptiemelk40,41811847
Diervoeders31,58598556
Aardappelen31,10972569
Brood-/Bakkerijproducten30,93152866
Pluimvee29,54808806
Varkens/biggen19,25308194
Rund/kalf14,04303511
Granen10,17964072
Overige akkerbouw7,516339869
Agrarische diensten0,585802895
Rauwe melk0


Opvallend is het verschil in exportintensiteit tussen bewerkte en onbewerkte landbouwgoederen die bestemd zijn voor consumptie. Zo is in figuur 2.3 te zien dat een aantal in Nederland geproduceerde ruwe onbewerkte producten, zoals rauwe melk, aardappels en vee, slechts beperkt of in het geval van rauwe melk zelfs helemaal niet worden uitgevoerd. In vergelijking met onbewerkte landbouwgoederen hebben bewerkte landbouwproducten een hoge exportintensiteit. Enkele voorbeelden zijn vlees, kaas en aardappelproducten.

2.3 Exportintensiteit bewerkte versus onbewerkte producten, 2018
ProductgroepExportintensiteit (%)
Rauwe melk0
Kaas76
Rund/kalf14
Rund-/kalfsvlees78
Aardappelen31
Aardappelproducten78


Hieruit blijkt dat niet alleen de eerste fase van het productieproces in Nederland plaatsvindt. Ook de volgende stap, waarin het product bewerkt wordt door bijvoorbeeld de voedingsmiddelenindustrie, wordt vaak nog in Nederland gezet.

De exportintensiteit zegt echter alleen iets over de mate waarin het product zelf wordt geëxporteerd, en niets over in hoeverre producten die worden geproduceerd met behulp van dat product worden uitgevoerd. Zo wordt rauwe melk altijd eerst verwerkt in Nederland, maar verlaat het in verwerkte staat vaak alsnog het land. Daarom is het ook goed te kijken naar de exportafhankelijkheid. Hierbij wordt rekening gehouden met de verdere verwerking van de producten in de keten, en waar deze uiteindelijk terecht komen. Exportafhankelijkheid wordt gemeten als de toegevoegde waarde die de bedrijfstak heeft dankzij de export ten opzichte van de totale toegevoegde waarde in die bedrijfstak. Verdienen dankzij de export kan op twee manieren: door zelf te exporteren en door te produceren in een waardeketen van een exporteur. Van elke euro die het Nederlandse agrocomplex verdient, wordt 76 cent door export opgebracht. Hieruit blijkt dat de uiteindelijke bestemming van de meeste landbouwproducten het buitenland is.

2) De primaire productie betreft hier zowel de landbouw als de bosbouw en de visserij.