Bijlage 1
In tabel B1.1 wordt per type voorziening de variantiecoëfficiënt of relatieve variantie op gemeentelijk niveau gegeven (de standaardafwijking gedeeld door het gemiddelde). Een belangrijke kanttekening hierbij is dat voor de minder voorkomende typen erg hoog kan worden omdat er wordt gedeeld door een getal dichtbij de 0. Hoe groter de coëfficiënt, hoe groter de relatieve variantie. De Loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet blijkt de laagste relatieve variantie te hebben, gevolgd door het totale aantal voorzieningen. Dit komt niet door het vele voorkomen van de Loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet, voorzieningen van het type Coaching naar werk of participatie hebben bijvoorbeeld meer relatieve variantie op gemeenteniveau, ook al komen ze meer voor.
| Type voorziening | Variantiecoëfficient |
|---|---|
| Loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet | 0,5 |
| Totaal re-integratie- en participatievoorzieningen | 0,56 |
| Training/cursus/opleiding | 0,86 |
| Beschut werk | 0,93 |
| Jobcoach/begeleiding op de werkplek | 0,95 |
| Vrijwilligerswerk | 1,06 |
| Coaching naar werk of naar participatie | 1,18 |
| Overige werkplekken | 1,25 |
| Forfaitaire loonkostensubsidie | 1,42 |
| Vervoersvoorziening | 1,64 |
| Overige sociale activering | 1,81 |
| Overige faciliterende voorziening | 2,1 |
| Niet nader in te delen | 2,84 |
| Participatieplaats | 3,08 |
| Tijdelijke loonkostensubsidie | 3,9 |
| Proefplaatsing t.b.v. loonwaardebepaling | 4,16 |
| Uitbesteed én onbekend | 7,43 |
| WIW/ID-baan | 8,41 |
| Werkplekaanpassing | Niet beschikbaar/ onbekend |