Kwaliteitsonderzoek naar de registratie van re-integratievoorzieningen

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

De Statistiek Re-integratie door Gemeenten (SRG) bevat informatie over de door Nederlandse gemeenten verstrekte re-integratie- of participatievoorzieningen. Voor het maken van beleid is het van belang dat de gemeentelijke registratie van voorzieningen nauwkeurig en juist is. Daarnaast is van belang dat de wijze van registreren consistent is over de gemeenten.

Uit tabellen die het CBS publiceert voor de Monitor Sociaal Domein in opdracht van de VNG blijkt dat er behoorlijke verschillen zijn tussen gemeenten in gebruik van re-integratie- en participatievoorzieningen. In de ene gemeente ligt het percentage inwoners dat gebruik maakt van een voorziening hoger dan in de andere gemeente. Soortgelijke verschillen zijn te zien bij het gebruik van voorzieningen onder bijstandsgerechtigden. De vraag is of deze verschillen reëel zijn of dat ze veroorzaakt worden door onder- of overregistratie in bepaalde gemeenten. Onderregistratie zou bijvoorbeeld kunnen ontstaan doordat sommige gemeenten het gebruik van bepaalde voorzieningen niet op persoonsniveau registreren terwijl andere gemeenten dat wel doen. Overregistratie zou kunnen ontstaan doordat sommige gemeenten voorzieningen die volgens de richtlijnen SRG  niet onder de SRG vallen, zoals het voeren van een intakegesprek met een cliënt, of gesprekken met een cliënt die als doel monitoring hebben, wel onder de SRG opvoeren. Het is echter ook mogelijk dat verschillen tussen gemeenten reëel zijn en samenhangen met de bevolkingssamenstelling van de gemeente, grootte van de gemeente, arbeidsmarkt van de regio, en/of bewust beleid van de gemeente.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft behoefte aan meer inzicht in de kwaliteit van de gemeentelijke registratie en heeft het CBS gevraagd hiernaar onderzoek te doen. Dit rapport is een verslag van dit kwaliteitsonderzoek. 

1.2. Onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag van dit onderzoek, luidt: In welke mate zijn gemeentelijke verschillen in de inzet van SRG voorzieningen toe te schrijven aan onder- dan wel overregistratie van voorzieningen, welke oorzaken liggen daaraan ten grondslag en wat is daar aan te doen?

1.3. Methode

In dit onderzoek worden kwantitatieve en kwalitatieve methoden gecombineerd om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de kwaliteit van de registratie in de SRG. Bij de start van het project is een gemeentemiddag georganiseerd waarbij het CBS in gesprek is gegaan met enkele gemeenten over de registratie van de SRG. De input uit de gemeentemiddag is verwerkt in vragen voor een enquête die via de mail aan alle gemeenten is gestuurd. Op basis van de input van de gemeentemiddag en de resultaten van de enquête is een aantal gemeenten online geïnterviewd. De selectie van de gemeenten die benaderd zijn voor een interview is onder andere gebaseerd op een kwantitatieve analyse op gemeenteniveau. Door middel van een regressieanalyse is onderzocht in hoeverre het gemeentelijk gebruik van voorzieningen verklaard kan worden op basis van objectieve factoren.

1.4. Leeswijzer

De opbouw van dit rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 geeft de uitkomsten van de kwantitatieve analyses op gemeenteniveau. Hoofdstuk 3 geeft een verslag van de gemeentemiddag en hoofdstuk 4 gaat in op de resultaten van de schriftelijke enquête. In hoofdstuk 5 worden de belangrijkste uitkomsten van de interviews besproken. In hoofdstuk 6 worden enkele acties beschreven die zijn uitgevoerd gedurende het onderzoek om de kwaliteit van de statistiek te verbeteren. Hoofdstuk 7 sluit af met een samenvatting van de belangrijkste resultaten, een conclusie en verdere aanbevelingen.