Auteur: Lieke Hesen, Aafke Heringa, Mariëtte Goedhuys, Erna van der Wal en Joren Swart

Transformaties in de woningvoorraad 2022

Over deze publicatie

Het rapport en de tabellenset ‘Transformaties in de woningvoorraad 2022’ geven inzicht in de omvang van het aantal woningen die toegevoegd worden aan de woningvoorraad ten gevolge van transformaties. Tevens zijn de kenmerken van de nieuwe woningtransformaties bepaald, evenals van de getransformeerde panden en de huishoudens die in de nieuwe woningtransformaties zijn gaan wonen. Daarnaast wordt de methode om het aantal woningtransformaties en de bijbehorende kenmerken vast te stellen, beschreven.
Link naar de tabellenset: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2023/45/transformaties-in-de-woningvoorraad-2022

Bekostigd door: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK).

Erratum

Bij de publicatie op 6 november waren de eigendomsgegevens nog niet bekend. De uitsplitsing van woningtransformaties naar eigendom is nu toegevoegd. Daarnaast is de figuur in de samenvatting aangepast, het aantal ‘Andere overige toevoeging’ van 2022 komt nu overeen met het aantal in figuur 2.2.1.

Samenvatting

In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) brengt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de woningtransformaties jaarlijks in beeld. Dit rapport en de bijbehorende tabellenset geven inzicht in het aantal woningen die in 2022 aan de woningvoorraad zijn toegevoegd ten gevolge van transformatie. Onder transformatie wordt het hergebruik van bestaande panden verstaan waarbij het gebruik van het pand (deels) wordt omgezet van een niet-woonfunctie naar een woonfunctie. De woningen die ontstaan door transformatie van het pand worden in dit rapport woningtransformaties genoemd.

De woningvoorraad neemt toe door nieuwbouw, woningtransformaties en andere ‘overige toevoegingen’. In 2022 waren er 9.565 woningtransformaties, dat is een daling van 9 procent ten opzichte van 2021. Nieuwbouw blijft de belangrijkste reden dat de woningvoorraad toeneemt. Het totaal van nieuwbouw en transformaties komt op 84,1 duizend woningen. Dat is 3 procent meer dan in 2021, toen ging het om 81,7 duizend woningen.

Nieuwbouw, woningtransformaties en andere overige toevoegingen
 NieuwbouwWoningtransformatieAndere overige toevoeging
2015483811077019709
2016548491023521074
2017629821023517606
2018665851221015152
2019715481248014731
2020699851021512874
2021712211048015883
202274560956514918
 

Van de bijna 9,6 duizend woningtransformaties in 2022 is ruim een vijfde (22%) gerealiseerd in de provincie Zuid-Holland. Dat is vergelijkbaar met 2021, maar minder dan in 2020. Toen nam deze provincie meer dan een kwart van de woningtransformaties voor haar rekening (27%) en in 2019 zelfs meer dan een derde (34%). De provincie Noord-Holland neemt in 2022 een tweede plaats in met ruim een zesde van de woningtransformaties (17%). Dat is iets minder dan vorig jaar, toen deze provincie 19 procent van de woningtransformaties opleverde. De provincie Noord-Brabant volgt als derde met 15 procent van de woningtransformaties. Dat is meer dan de 11 procent uit 2021; een toename van 260 woningtransformaties. De grootste toename was echter te zien in de provincie Flevoland, waar het aantal woningtransformaties bijna vervijfvoudigde van 75 in 2021 naar 355 in 2022. Daarnaast was er een toename te zien in Overijssel (van 475 naar 550), Fryslân (van 380 naar 435) en in wat mindere mate in Zeeland (van 135 naar 145).

De meeste woningtransformaties zijn, evenals in 2021, in voormalige kantoorpanden; het aantal is echter wel met 30 procent afgenomen ten opzichte van een jaar eerder. In 2021 was 43 procent van de woningtransformaties in voormalige kantoorpanden, in 2022 is dat 33 procent. De grootste absolute toename van het aantal woningtransformaties is te zien in panden die voorheen als hoofdfunctie ‘gezondheidszorg’, 'logies' of ‘wonen’1) hadden.

Transformaties waarbij maar een deel van het pand wordt getransformeerd naar woningen noemen we een deeltransformatie. Dat deeltransformaties een belangrijke rol spelen, blijkt uit het feit dat bij meer dan de helft (53%) van de pandtransformaties minder dan 50 procent van het pandoppervlak getransformeerd wordt naar woningen. Ten opzichte van vorig jaar wordt iets minder vaak maar een klein deel (<25%) van het pand getransformeerd: er is sprake van een lichte afname van 29 procent in 2021 naar 27 procent in 2022. Dat is vergelijkbaar met 2020. Het aandeel panden dat (bijna) in zijn geheel wordt getransformeerd (75% of meer van het pandoppervlak) is met 32 procent gelijk aan 2021.

Woningtransformaties hebben vaak een klein oppervlak: in 2022 is 68 procent van de woningtransformaties kleiner dan 75 m2. Dat is een fractie minder dan in 2021 (69%). De afgelopen jaren vindt een verschuiving plaats naar wat grotere oppervlaktes. In 2017 was 46 procent van de transformaties kleiner dan 50 m2, in 2022 is dat nog maar 39 procent. Voor alle oppervlakteklassen neemt het aantal transformaties af, met uitzondering van de klasse 75-100 m2, die met 14 procent (200 woningen) toeneemt.

De vaak kleine woningen die ontstaan uit transformaties worden vooral bewoond door kleine huishoudens; 3 op 5 (60%) van de huishoudens die wonen in een woningtransformatie zijn eenpersoonshuishoudens, gevolgd door paren zonder kinderen (27%). Een kleiner aandeel wordt gevormd door gezinnen met kinderen en institutionele huishoudens, respectievelijk 8 en 4 procent. Bij de leeftijdssamenstelling is te zien dat ten opzichte van vorig jaar het aandeel jongeren tot en met 27 jaar afneemt van 46 naar 42 procent. Het aandeel ouderen van 67 jaar en ouder neemt toe: van 6 naar 9 procent. Drie kwart van de woningtransformaties is in 2022 een huurwoning in bezit van een overige verhuurder, bijna 12 procent is een koopwoning en 11 procent is eigendom van een woningcorporatie.

1) Wanneer een woningtransformatie plaatsvindt in een pand met als voormalig hoofdfunctie wonen, betreft het een deeltransformatie. In dit geval wordt een deel van het pand getransformeerd (het deel dat bestaat uit niet-woningen). Dit zijn bijvoorbeeld panden waar bedrijven/kantoren/winkels in de plint tot appartementen worden getransformeerd, maar ook transformaties waarbij appartementen in fases worden opgeleverd.

1. Inleiding

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) wil inzicht hebben in de ontwikkeling van de woningvoorraad in het kader van de voortgang van de woningbouw. De omvang van de woningvoorraad verandert door sloop en ‘overige onttrekkingen’ zoals woningsamenvoeging, en door nieuwbouw en ‘overige toevoegingen’ zoals woningsplitsing en transformaties. Dit onderzoek richt zich op het laatste deel; hoeveel nieuwe woningen worden aan de woningvoorraad toegevoegd door transformatie van panden met (deels) een niet-woonfunctie naar een woonfunctie?

1.1 Ontwikkeling onderzoek naar transformaties

In 2015 is een verkennend onderzoek uitgevoerd waarin op basis van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) transformaties zijn afgeleid. In 2016 en 2017 is dat onderzoek uitgebreid waarbij ook informatie uit de Basisregistratie Personen (BRP) en de registratie Waarde Onroerende Zaken (WOZ) zijn gebruikt. Door deze extra informatie zijn feitelijke transformaties beter van administratieve correcties te onderscheiden. In 2019 zijn alle beslisregels opnieuw onderzocht en waar nodig versoepeld of aangescherpt. Dat was nodig omdat uit praktijkanalyse bleek dat sommige woningtransformaties onterecht als niet-plausibel werden bestempeld; enkele beslisregels bleken soms te streng te zijn. In 2019 zijn op basis van deze nieuwe beslisregels met terugwerkende kracht het aantal woningtransformaties bepaald voor 2012 tot en met 2017 en de nieuwe cijfers over 2018. In de huidige publicatie zijn de woningtransformaties van 2022 bepaald.

1.2 Wat wordt bedoeld met transformaties in de woningvoorraad?

Met transformatie wordt het hergebruik van bestaande panden bedoeld, waarbij het gebruik van het pand (deels) verandert. Als een pand wordt gesloopt en op dezelfde plek een nieuw pand wordt geplaatst, telt dit niet mee als transformatie. In dit onderzoek gaat het alleen om transformaties naar woningen. Hierbij worden bestaande panden met verblijfsobjecten (vbo’s) die geen woonfunctie hebben omgebouwd naar vbo’s met woonfunctie. Het gaat daarbij niet alleen om grootschalige transformaties waarbij ingrijpende verbouwingen hebben plaatsgevonden. Ook verblijfsobjecten die zonder of na een kleine aanpassing transformeren naar een woning tellen mee. Belangrijk is dat administratieve correcties in de gebruikte registraties buiten beschouwing worden gelaten (zie bijlage 1).

In het vervolg van dit rapport zal de term woningtransformatie gebruikt worden voor woningen die op deze manier aan de woningvoorraad zijn toegevoegd. Met de term pandtransformatie wordt de transformatie van het pand bedoeld. Merk op dat transformaties van woningen naar verblijfsobjecten met een niet-woonfunctie geen onderdeel uitmaken van dit onderzoek; dit levert namelijk geen toevoeging aan de woningvoorraad op.

Methodologisch gezien vallen er twee typen woningtransformaties te onderscheiden (zie figuur 1.2.1):

  1. Transformaties ten gevolge van een verandering in de functie: een reeds bestaand vbo met als gebruiksfunctie ‘niet-woning’ wordt getransformeerd naar een vbo met de gebruiksfunctie ‘woning’. Voorbeeld: Een pand bevat twee vbo’s met een winkelfunctie (vbo 1 en vbo 2) op peilmoment 1. Op peilmoment 2 wordt vbo 2 naar een woning getransformeerd en krijgt daarmee een woon- in plaats van een winkelfunctie (er worden bijvoorbeeld minimale veranderingen doorgevoerd, zoals het inbouwen van een keuken en bad).
  2. Transformaties door toevoeging van nieuwe vbo’s: een nieuw vbo met woonfunctie ontstaat in een bestaand pand waar minimaal één vbo met niet-woonfunctie aanwezig was. Voorbeeld: Een pand bevat twee vbo’s met een winkelfunctie (vbo 1 en vbo 2) op peilmoment 1. Op peilmoment 2 verandert vbo 2 van oppervlak (of blijft gelijk in enkele gevallen)2) en ontstaat er een compleet nieuw derde vbo met een woonfunctie.

Figuur_121_voorbeelden_typen_woningtransformaties

2) Over het algemeen wordt vbo 2 kleiner, maar het kan voorkomen dat vbo 2 gelijk blijft of zelfs toeneemt in oppervlakte. Het oppervlak van het niet-woondeel kan gelijk blijven doordat het niet-woondeel bij het gereed melden van de nieuwe woning(en) niet meteen wordt onttrokken in de BAG. Het oppervlak van het niet-woondeel kan zelfs toenemen. Dat kan voorkomen wanneer delen van een pand die voorheen niet bij het gebruiksoppervlak van de verblijfsobjecten werden meegeteld (bijvoorbeeld hoofdingang, verkeersruimtes, opslagruimte) na verbouwing aan het niet-woondeel zijn toegevoegd.

2. Woningtransformaties

In dit hoofdstuk wordt kort aangegeven hoe het aantal feitelijke woningtransformaties wordt bepaald en wat de verhouding is tussen het aantal nieuwbouwwoningen en aantal woningtransformaties in de periode 2015-2022.

2.1 Hoe worden woningtransformaties bepaald?

Om de woningtransformaties te bepalen vormt de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) de basis. De BAG is een registratie waarin gemeentelijke basisgegevens over alle gebouwen en adressen in Nederland zijn verzameld. De registratie omvat verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen die gevestigd zijn op een bepaald adres. Daarnaast bevat de BAG gegevens over panden waarin de verblijfsobjecten liggen.

Op basis van de gegevens in de BAG wordt bepaald hoeveel woningtransformaties mogelijk hebben plaatsgevonden (per jaar). Om mogelijke woningtransformaties in een jaar vast te stellen zijn de kenmerken van panden en vbo’s op 1 januari van een jaar (peilmoment 1) vergeleken met die op 1 januari een jaar later (peilmoment 2). Nadat alle mogelijke woningtransformaties zijn vastgesteld, worden administratieve correcties zoveel mogelijk onderscheiden van feitelijke woningtransformaties. Om dit onderscheid te kunnen maken, zijn een aantal beslisregels opgesteld. Deze zijn uitgebreid beschreven in Bijlage 1.

2.2 Nieuwbouw, ‘Overige toevoegingen’ en woningtransformaties

Op basis van de toegepaste methode blijkt dat er in 2022 9.565 woningen door transformatie aan de woningvoorraad zijn toegevoegd. Dat is minder dan in 2021, toen 10.480 woningtransformaties werden opgeleverd. De grootste afname is zichtbaar in het aantal getransformeerde kantoorpanden, zie paragraaf 3.1 voor een verdere beschrijving. Met deze daling komt het aantal opgeleverde woningtransformaties in een jaar voor het eerst onder de 10 duizend. In 2018 en 2019 waren er uitschieters boven de 12 duizend woningtransformaties.

De woningvoorraad neemt toe door nieuwbouw en ‘overige toevoegingen’ (en correcties). Onder ‘overige toevoegingen’ vallen woningen die naast nieuwbouw ook nieuw zijn in de woningvoorraad zoals bijvoorbeeld woningtransformaties. In figuur 2.2.1 is het totaal van alle toevoegingen aan de woningvoorraad weergeven. Woningen die aan de woningvoorraad worden onttrokken door bijvoorbeeld sloop zijn in deze figuur buiten beschouwing gelaten. In 2022 werden ruim 99 duizend woningen3) aan de voorraad toegevoegd, een lichte stijging ten opzichte van vorig jaar (bijna 98 duizend). Nieuwbouw blijft de belangrijkste reden dat de woningvoorraad toeneemt.

Figuur 2.2.1 Toevoegingen aan de woningvoorraad
 NieuwbouwWoningtransformatieAndere overige toevoeging
2015483811077019709
2016548491023521074
2017629821023517606
2018665851221015152
2019715481248014731
2020699851021512874
2021712211048015883
202274560956514918

3) Zie StatLine - Voorraad woningen en niet-woningen; mutaties, gebruiksfunctie, regio (cbs.nl). Het gaat om de optelling van Nieuwbouw, Overige toevoegingen en Correctie (waarbij Correctie het saldo is van positieve en negatieve correcties).

3. Kenmerken van woning- en pandtransformaties

In dit hoofdstuk worden de kenmerken van de feitelijke transformaties in 2022 beschreven. De kenmerken kunnen betrekking hebben op de woningen die door transformatie zijn ontstaan, op het pand dat is getransformeerd of de huishoudens die wonen in een woningtransformatie. Een aantal kenmerken van een pandtransformatie zijn bepaald op 1 januari van het jaar van transformatie (dus voordat de transformatie heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld hoofdfunctie en oppervlak). Andere kenmerken, zoals percentage dat is getransformeerd, is op 1 januari na transformatie bepaald. De kenmerken van een woningtransformatie en het huishouden dat er woont, worden beiden bepaald op 1 januari na het jaar van transformatie. Bijlage 2 bevat een methodologische verantwoording met betrekking tot de kenmerken.

3.1 Kenmerken woningtransformatie

Van de 9.565 woningtransformaties in 2022 is meer dan een vijfde gerealiseerd in de provincie Zuid-Holland, zie tabel 3.1.1. Ook in 2021 was deze provincie koploper. Noord-Holland staat met 17 procent op de tweede plek en Noord-Brabant met 15 procent op de derde plek en in Gelderland zijn met 11 procent ook een substantieel aandeel woningtransformaties opgeleverd. De grootste toename is te zien in Flevoland, van 75 naar 355 woningtransformaties, waarvan driekwart in Almere. Daarnaast was er een toename te zien in Overijssel (van 475 naar 550), Fryslân (van 380 naar 435) en in wat mindere mate in Zeeland (van 135 naar 145). Dergelijke regionale fluctuaties kunnen ontstaan door enkele grote transformatieprojecten in de regio die in een bepaald jaar worden gerealiseerd.

Tabel 3.1.1 Woningtransformaties per provincie
Naam regio20152016201720182019202020212022
Nederland10 77010 23510 23512 21012 48010 21510 4809 565
Zuid-Holland1 5001 7902 1552 6654 2552 7752 2002 080
Noord-Holland2 7001 9551 8052 4702 0401 0352 0001 605
Noord-Brabant2 4301 9701 5751 8301 3951 1151 2051 460
Gelderland1 4301 240 6851 1301 195 7151 4451 040
Limburg 315 665 495 415 3301 055 765 620
Utrecht 715 8101 2651 115 8501 7051 000 590
Overijssel 465 600 5101 305 775 635 475 550
Groningen 490 455 455 325 295 345 550 455
Fryslân 425 330 430 315 745 320 380 435
Flevoland 65 80 300 270 235 105 75 355
Drenthe 90 195 305 230 260 230 255 225
Zeeland 155 140 255 135 100 180 135 145

Van de gemeenten zijn in Amsterdam, net als vorig jaar, de meeste woningtransformaties opgeleverd, te weten 820. Dat is wel 31 procent minder dan in 2021 toen in de hoofdstad 1.185 woningtransformatie werden opgeleverd. 's-Gravenhage staat op plek 2 met 420 woningtransformaties, gevolgd door Groningen met 375 woningtransformaties. Rotterdam stond in 2021 op plek 4, maar moet nu de gemeente Eindhoven aan zich voorbij laten gaan: de gemeente Eindhoven heeft met 350 woningtransformaties er meer dan de 290 van Rotterdam, dat nu op plek 5 staat.

Na Rotterdam volgen in de top tien nog Tilburg (275), Almere (265), Ede (230), Sittard-Geleen (215) en Enschede (210).

Tabel 3.1.2 Top tien gemeenten met de meeste woningtransformaties in 2022
Naam gemeente20152016201720182019202020212022
Amsterdam1 865 725 6651 5101 320 4401 185 820
's-Gravenhage 260 555 745 800 875 760 460 420
Groningen 380 360 395 270 205 260 485 375
Eindhoven1 555 835 565 670 50 210 155 350
Rotterdam 80 220 195 3501 905 545 415 290
Tilburg 130 60 280 325 155 185 125 275
Almere 35 55 75 210 150 85 20 265
Ede 75 60 40 245 100 60 80 230
Sittard-Geleen 30 10 25 50 50 40 20 215
Enschede 95 110 80 580 170 225 105 210

In figuur 3.1.1 is het percentage woningtransformaties per oppervlakteklasse weergegeven. Woningtransformaties hebben vaak een klein oppervlak: in 2022 is 68 procent van de woningtransformaties kleiner dan 75 m2. Dat is een fractie minder dan in 2021 (69%). De afgelopen jaren vindt een verschuiving plaats naar wat grotere oppervlaktes. In 2017 was 46 procent van de transformaties kleiner dan 50 m2, in 2022 is dat nog maar 39 procent. Voor alle oppervlakteklassen neemt het aantal woningtransformaties af, met uitzondering van de klasse 75-100 m2, die met 14 procent (200 woningen) toenam.

Figuur 3.1.1 Woningtransformaties naar oppervlakteklasse
 15 tot 50 m250 tot 75 m275 tot 100 m2100 tot 250 m2250 m2 of groter
20174750268510401375385
20185480326515401510420
20195555350014451595380
20204385284512751440265
20213985325014201520300
20223750271016201210270

In figuur 3.1.2 is het aantal woningtransformaties ingedeeld naar de oorspronkelijke hoofdfunctie van het pand vóór transformatie.

De meeste woningtransformaties zijn, evenals in 2021, in voormalige kantoorpanden; na een piek in 2021 neemt het aantal transformaties in dit type panden wel af. In 2021 was 43 procent van de woningtransformaties gerealiseerd in voormalige kantoorpanden, in 2022 zijn dat er met 33 procent minder, maar vergelijkbaar met 2020 (35%). In 2022 waren er 3.135 woningtransformaties in voormalige kantoorpanden, in 2021 waren dat er 4.455; dat is een afname van 30 procent.

Bij gezondheidszorgpanden steeg het aantal woningtransformaties van 490 naar 620 (27% toename) en bij woonpanden (zie voetnoot 1) van 1.970 naar 2.090 (6% toename). Bij andere gebruiksfuncties was de toename in absolute zin wat kleiner. Bij de panden met ‘Overige functies’4) is een lichte toename in het aantal woningtransformaties te zien; deze toename werd voornamelijk gerealiseerd in panden met hoofdfunctie ‘logies’.

Figuur 3.1.2 Woningtransformaties naar hoofdfunctie pand (vóór transformatie)
 202220212020
Kantoorfunctie313544553595
Woonfunctie209019702005
Winkelfunctie158015501265
Bijeenkomstfunctie8908801010
Industriefunctie530505665
Gezondheidszorgfunctie620490575
Overige functie475420570
Onderwijsfunctie245210520

Woningtransformaties zijn relatief vaak huurwoningen in bezit van een overige verhuurder, ook al neemt dit aandeel ten opzichte van vorig jaar met 5 procent af. In 2022 is 75 procent in bezit van een overige verhuurder; in 2021 ging dat nog om 80 procent. Het aandeel koopwoningen blijft vrijwel gelijk, namelijk bijna 12 procent in beide jaren. De sterkste toename is te zien bij huurwoningen in bezit van een woningcorporatie; waar in 2021 nog 6 procent van de woningtransformaties verhuurd werd door een woningcorporatie, gaat het in 2022 om 11 procent. In vergelijking met de gehele woningvooraad zijn koopwoningen ondervertegenwoordigd bij woningtransformaties; in de woningvoorraad is namelijk 57 procent een koopwoning. Overige verhuur is in de totale woningvoorraad juist de kleinste groep; slechts 14 procent van alle woningen betreft een woning in deze sector. 

3.2 Kenmerken pandtransformatie

De 9.565 woningen die in 2022 aan de woningvoorraad zijn toegevoegd door transformatie, zijn gerealiseerd in 2.465 panden. Dat zijn iets minder panden dan in 2021 (2.650 panden), maar evenveel als in 2020. Deze panden staan vooral in (zeer) sterk stedelijke gebieden (61%), vergelijkbaar met eerdere jaren. Zie Figuur 3.2.1.

Figuur 3.2.1 Pandtransformaties naar mate van stedelijkheid locatie, 2022
 2022
Zeer sterk stedelijk740
Sterk stedelijk765
Matig stedelijk340
Weinig stedelijk460
Niet stedelijk165

Ongeveer 66 procent van de panden is kleiner dan 500 m2 en meer dan de helft heeft een bouwjaar van vóór 1945 (54%). Deze percentages zijn al enkele jaren vrij stabiel. Zie Figuur 3.2.2.

Figuur 3.2.2 Pandtransformaties naar bouwjaar
 202020212022
Tot 1945136014651340
1945 tot 1965345365300
1965 tot 1985360380390
1985 tot 2005330330335
Vanaf 200570110100

Het beeld dat mensen bij transformatie hebben, is het ombouwen van een kantoorgebouw naar woningen. Wanneer wordt uitgegaan van het aantal woningtransformaties dan klopt dat beeld wel (zie vorige paragraaf). Een groot kantoorgebouw levert bij transformatie een groot aantal woningen op. Wanneer de 2.465 getransformeerde panden in ogenschouw worden genomen, geeft dat een ander beeld. Vóór transformatie heeft 30 procent van de panden als hoofdfunctie al wonen, 16 procent heeft een kantoorfunctie (figuur 3.2.3). Deze percentages zijn vergelijkbaar met vorig jaar. Het dalende aantal woningtransformaties in voormalige kantoren (zie vorige paragraaf) lijkt daardoor vooral te komen door een kleiner aantal gerealiseerde woningen per kantoorpand. Het aantal getransformeerde kantoorpanden nam af met 13 procent, maar het aantal woningen dat in die panden werd gerealiseerd nam veel sterker af (30% minder). Woonpanden leveren over het algemeen minder woningtransformaties op, omdat niet het hele pand wordt getransformeerd. Voorbeelden hiervan zijn woongebouwen waarbij in de plint van het gebouw kantoren, winkels of andere ruimten gevestigd zijn die worden omgebouwd naar woningen. Voor panden met ‘winkel’ als hoofdfunctie geldt hetzelfde: in het aantal panden nemen ze een groot aandeel in (23%), maar het aantal woningen dat uit deze transformaties voortkomt, is beperkter (17% van het totaal). De verhoudingen in de hoofdfunctie van de panden vóór transformatie zijn grotendeels vergelijkbaar met vorig jaar.

Figuur 3.2.3 Pandtransformaties naar hoofdfunctie pand (vóór transformatie), 2022
 2022
Woonfunctie735
Bijeenkomstfunctie265
Industriefunctie220
Kantoorfunctie400
Winkelfunctie570
Overige functie275

Deeltransformaties (transformaties waarbij slechts een deel van het pand wordt getransformeerd naar woningen) vormen een groot aandeel van de pandtransformaties. Dat blijkt niet alleen uit het grote aandeel panden die al een woonfunctie hadden vóór transformatie, maar ook als wordt gekeken naar hoeveel procent van het oppervlak van het pand wordt getransformeerd. Bij meer dan de helft (53%) van de pandtransformaties wordt minder dan 50 procent van het pandoppervlak getransformeerd naar woningen. Het aandeel panden dat (bijna) in zijn geheel wordt getransformeerd (75% of meer van het pandoppervlak) is met 32 procent even groot als in 2021. Ook de andere categorieën blijven in 2021 en 2022 min of meer gelijk; het aandeel 25 procent tot 50 procent betreft 26 procent van de transformaties en het aandeel 50 procent tot 75 procent betreft 15 procent van de transformaties.

Figuur 3.2.4 Percentage van oppervlakte pand dat is getransformeerd, 2022
 2022
Minder dan 25% van oppervlakte pand675
25% tot 50% van oppervlakte pand635
50% tot 75% van oppervlakte pand370
75% of meer van oppervlakte pand785

3.3 Kenmerken van het huishouden in een woningtransformatie

Van de 9.565 woningtransformaties in 2022 zijn 6.570 op 1 januari 2023 bewoond5), dat is 69 procent. Op die datum zijn nog niet alle woningen bewoond, omdat bij een aantal woningtransformaties die pas aan het eind van 2022 gereed zijn er nog niemand staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).

Woningtransformaties worden veelal door jongeren bewoond. Ruim twee vijfde (42%) is jonger dan 28 jaar. Dat is wel minder dan in 2021, toen 46 procent tot deze leeftijdscategorie behoorde. Bij de oudste leeftijdsklasse is juist een toename te zien van ongeveer 6 procent in 2021 naar 9 procent in 2022. Bij de tussenliggende leeftijdsklassen is het aandeel vergelijkbaar met een jaar eerder; 34 procent is 28 tot 45 jaar en 14 procent is 45 tot 67 jaar.

Ruim 3 op de 5 (60%) van de huishoudens die wonen in een woningtransformatie zijn eenpersoonshuishoudens, gevolgd door paren zonder kinderen (27%). Een kleiner aandeel wordt gevormd door gezinnen met kinderen en institutionele huishoudens, respectievelijk 8 en 4 procent. De verdeling is vergelijkbaar met voorgaande jaren.

4) De categorie panden met ‘Overige functie’ betreft een samenvoeging van de categorieën panden met functie ‘logies’, ‘sport’ en ‘overig’.
5) Met bewoond wordt bedoeld dat er iemand staat ingeschreven in de BRP. De betreffende persoon hoeft er nog niet fysiek te wonen.

Bijlage 1

In deze bijlage wordt uitgebreid ingegaan hoe de feitelijke woningtransformaties van administratieve correcties onderscheiden worden. In 2019 zijn de beslisregels soms versoepeld of aangescherpt, daarnaast is de volgorde van de beslisregels aangepast. In 2019 zijn op basis van deze nieuwe beslisregels met terugwerkende kracht het aantal woningtransformaties bepaald voor 2012 tot en met 2017 en de nieuwe cijfers over 2018. De daaropvolgende jaren zijn deze nieuwe beslisregels toegepast.

Dit jaar is het definitieve aantal transformaties voor 2022 becijferd.

Selectie mogelijke woningtransformaties uit de BAG

In dit onderzoek is eerst vastgesteld bij welke panden er mogelijk sprake kan zijn van woningtransformaties. Pas daarna is via beslisregels bepaald of het om plausibele woningtransformaties of om administratieve correcties gaat. In de kern is de voorwaarde om als potentiële woningtransformatie aangeduid te worden dat er in een pand op peilmoment 1 een vbo zonder woonfunctie aanwezig is, en dat er een jaar later, op peilmoment 2, minimaal één vbo met woonfunctie bij is gekomen. Daarbij kan een niet-woning verdwijnen, gelijk blijven6) of veranderen7).

De precieze procedure bevat de volgende stappen:

1. Eerst worden bestaande panden geselecteerd, die:
a. zowel op peilmoment 1 als peilmoment 2 pandstatus 'in gebruik' (wel of niet
ingemeten)', 'verbouwing' of 'buiten gebruik' hebben8);
b. zowel op peilmoment 1 als peilmoment 2 minimaal 1 vbo hadden die in de
voorraad woningen of niet-woningen werden meegeteld. Dit betekent dat
minimaal 1 vbo 'in gebruik (niet ingemeten)', 'in gebruik', 'verbouwing' of 'buiten
gebruik' moet zijn.
2. Uit deze selectie worden mogelijke getransformeerde panden geselecteerd, door het
vaststellen van:
a. het aantal ‘vbo’s met niet-woonfunctie die tot de voorraad telt’, is minimaal 1 op
peilmoment 1 én;
b. het aantal ‘vbo’s met woonfunctie die tot de voorraad telt’, dat in het pand tussen
peilmoment 1 en peilmoment 2 met minimaal 1 is toegenomen;
c. en daarbij moet een niet-woning verdwijnen of veranderen in oppervlak. Dit is
ondervangen met behulp van informatie over de oppervlaktemutaties van
woningen en niet-woningen.
3. Vervolgens wordt een selectie gemaakt van vbo’s in de geselecteerde panden die van
een niet-woon- naar een woonfunctie gaan of vbo’s met woonfunctie die op
peilmoment 1 niet bestonden (in het pand) en op peilmoment 2 wel.

Hierbij zijn de volgende beslissingen genomen:

  • Panden met slechts één vbo, waarbij de gebruiksfunctie van die ene vbo verandert van logiesfunctie naar woonfunctie, worden niet als woningtransformatie beschouwd.
  • Wanneer vbo’s in meerdere panden liggen, worden ze slechts in één pand geteld volgens dezelfde systematiek als voor de reguliere CBS-woningvoorraadstatistiek9).
  • Wanneer vbo’s bij een transformatie van pand wisselen, worden ze gezien als nieuwe vbo’s in het pand waarin ze terecht komen.
  • Wanneer volgens de BAG meerdere gebruiksdoelen gelden, dan krijgt de woonfunctie voorrang. Bij de selectie van mogelijke transformaties wordt een vbo met woon- en winkelfunctie dus als een vbo met woonfunctie geteld. 
  • Tot slot worden onbekende oppervlakten (code 9999 of 99999) op 0 gezet en bij de verschillende uitsplitsingen niet meegeteld.

Verdere enkele belangrijke opmerkingen:

  • De woningtransformaties zijn onderdeel van de ‘overige toevoegingen’ en correcties.
  • Woningen die toegevoegd zijn aan bestaande panden waarin alleen verblijfsobjecten met een woonfunctie zaten, tellen niet mee.
  • Woningen die zijn verdwenen uit de getransformeerde panden waar woningen zijn toegevoegd, worden niet geteld. Ofwel, van de hergebruikte panden zijn alleen de nieuw toegevoegde woningen gemeten.
  • Op 1 juli 2018 is de gewijzigde Wet BAG in werking getreden. Dit heeft ook tot inhoudelijke verandering in de BAG geleid zoals de nieuwe status 'Verbouwing' voor pand en verblijfsobjecten. Bij de woningtransformatiebepaling vanaf 2021 zijn deze nieuwe statussen gebruikt in de methode.

Niet plausibel volgens BAG (basiscriteria)

Nadat de mogelijke woningtransformaties zijn vastgesteld, is aan de hand van een tweetal basiscriteria bekeken of deze woningtransformaties volgens de BAG plausibel zijn. In een latere stap wordt nogmaals de BAG gebruikt om te bepalen of de oppervlakteverandering van het pand plausibel is. De beslisregels worden één voor één toegepast. Als een woningtransformatie volgens een beslisregel is afgevallen dan is dat definitief en telt deze dus niet meer mee bij de volgende beslisregel.

4. Woningtransformaties tellen niet mee wanneer deze een oppervlakte hebben kleiner
dan 15 m2, omdat het niet plausibel is dat het hierbij gaat om de toevoeging van
zelfstandige woningen.
5. Woningtransformaties zijn niet plausibel wanneer het pand maximaal twee jaar ouder
is dan het jaar waarin de woningtransformatie heeft plaatsgevonden. Het gaat hierbij
naar alle waarschijnlijkheid om te laat doorgegeven nieuwbouw in de BAG.

Niet plausibel volgens BRP (bewoning)

Naast de criteria op basis van de BAG, zijn er beslisregels die zijn gebaseerd op aanvullende informatie over inschrijvingen uit de BRP.

6. Een woningtransformatie is niet plausibel als er al iemand voor 1 juli vóór
peilmoment 1 staat ingeschreven volgens de BRP. De aanname is dat in deze gevallen
er al een woning aanwezig was, maar dat deze nog niet in de BAG was opgenomen.
Het moment ligt een halfjaar voor peilmoment 1 omdat uit onderzoek bleek dat
woningen soms te laat worden gereed gemeld in de BAG, waardoor ze onterecht
worden afgekeurd.
Voor de beslisregel dat er voor 1 juli vóór peilmoment 1 niemand op het verblijfsobject
ingeschreven mag zijn, geldt een drietal uitzonderingen:
a. Voor vbo’s die aanvankelijk een cel- of gezondheidsfunctie hadden mag voor 1 juli
vóór peilmoment 1 wel een BRP inschrijving zijn, mits deze inschrijving
institutioneel is.
b. Ook voor industriefunctie mag iemand staan ingeschreven voor 1 juli vóór
peilmoment 1, mits de WOZ-gebruiksfunctie een boerderij is en op peilmoment 2
niet. Het gaat hier om boerderijen die na transformaties alleen een woonfunctie
hadden.
c. Ten slotte mag ook bij vbo’s waarvoor aanvankelijk een logiesfunctie gold iemand
ingeschreven staan voor 1 juli vóór peilmoment 1, mits de WOZ-gebruiksfunctie op
peilmoment 1 een recreatiewoning is en op peilmoment 2 niet. Dit geldt alleen
voor vbo’s met een logiesfunctie die in een pand liggen met meerdere vbo’s. (Zoals
eerder vermeld: panden met slechts één vbo die voorheen een logiesfunctie had,
worden in het geheel niet meegenomen, omdat dit vaak slechts administratieve
wijzigingen betreft).
7. Woningtransformaties waarbij volgens de BRP op peilmoment 2 alleen personen
behorende tot een institutionele huishouding op het adres van de betreffende vbo
ingeschreven staan, zijn niet plausibel. Deze beslisregel is met name van toepassing op
vbo’s die aanvankelijk een gezondheidsfunctie hadden. Op het moment dat op
peilmoment 2 alleen institutionele personen ingeschreven staan, mag worden
aangenomen dat de vbo nog steeds een instelling betreft.
8. Woningtransformaties van vbo’s met een logiesfunctie die in een pand liggen met
meerdere vbo’s en waarbij op peilmoment 2 geen bewoners staan ingeschreven, zijn
niet plausibel. De omzetting naar een woonfunctie heeft dan een administratieve
achtergrond.

Niet plausibel volgens BAG (oppervlakteverandering)

Woningtransformaties zijn niet plausibel wanneer er een oppervlakteverandering in het pand is waarbij het zeer waarschijnlijk is dat er sprake is van een woningsplitsing. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen panden waarin voornamelijk wordt gewoond (woongebouwen) en panden waarbij minder dan 80 procent van het gebruiksoppervlak voor wonen wordt gebruikt.

9. In geval het woonoppervlak meer dan 80 procent uit maakt van het totale oppervlak
van het pand (zowel voor als na de oppervlakteverandering), is een pandtransformatie
niet plausibel als er naast een toevoeging van het woonoppervlak ook woonoppervlak
is onttrokken aan het pand. Het betreft hier woningsplitsing in plaats van
pandtransformatie.
10. In geval het woonoppervlak minder dan 80 procent uit maakt van het totale
gebruiksoppervlak van het pand (zowel voor als na de oppervlakteverandering) en het
niet-woonoppervlak is gelijk gebleven, is een pandtransformatie niet plausibel als er
naast een toevoeging van het woonoppervlak ook woonoppervlak is onttrokken aan
het pand. In deze gevallen verandert alleen het woningdeel in het pand en gaat het
ook hierbij om woningsplitsing.

Woningsplitsingen worden door deze twee beslisregels niet meegenomen als woningtransformatie.

Niet plausibel volgens combinatie BAG, BRP en WOZ

Met de onderstaande laatste beslisregels wordt van de mogelijke woningtransformaties die onbewoond zijn, bepaald of het hierbij om administratieve correcties gaat. Hiervoor wordt de gebruikscode van de WOZ op tweede peilmoment gebruikt.

11. Op het moment dat er niemand is ingeschreven op peilmoment 2 is aanvullende
informatie uit de WOZ gebruikt om vast te stellen of het betreffende vbo op dat
moment wel een woning was. Wanneer een vbo op peilmoment 2 niet bewoond is en
daarbij volgens de WOZ ook geen woonfunctie heeft, is de woningtransformatie
niet plausibel.
12. Wanneer niemand op peilmoment 2 staat ingeschreven volgens de BRP en het vbo
heeft volgens de BAG naast een woonfunctie nog een andere gebruiksfunctie en de
gebruikscode in de WOZ is onbekend dan wordt de woningtransformatie als ‘niet
plausibel’ beschouwd.
13. Wanneer het object op peilmoment 1 de functie ‘logies’ had in de BAG, maar op
peilmoment 2 geen bewoners heeft volgens het BRP, wordt de woningtransformatie
als ‘niet plausibel’ beschouwd.

Toepassen van beslisregels op mogelijke woningtransformaties

In 2022 zijn er 14.225 mogelijke woningtransformaties. Van deze mogelijke transformaties is 67 procent een feitelijke transformatie en 33 procent een administratieve correctie. In de periode 2015-2021 was het percentage feitelijke transformaties iets hoger, het percentage fluctueerde van 71 procent in 2021 tot 78 procent in 2018 en 2019 (zie onderstaand figuur).

Van mogelijke woningtransformaties naar feitelijke woningtransformaties
 Feitelijke woningtransformatiesNiet plausibel volgens BAG (basiscriteria)Niet plausibel volgens BRP (bewoning)Niet plausibel volgens BAG (oppervlakteverandering)Niet plausibel volgens combinatie BAG,BRP en WOZ
201510770902325975720
2016102352002025830805
20171023516514301125705
2018122101601730805710
201912480951835830705
2020102151301780660865
20211048036020301070880
2022956512528606051065

6) Zie voetnoot 2 en ook https://imbag.github.io/praktijkhandleiding/artikelen/hoe-worden-verbouwingen-op-basis-van-omgevingsvergunningen-in-de-bag-verwerkt?
7) Zie ook voetnoot 2.
8) Als het pand op peilmoment 1 of 2 de status Bouwvergunning verleend, Niet gerealiseerd pand, Bouw gestart, Sloopvergunning verleend of Pand gesloopt heeft, telt het pand niet mee. Dit is in lijn met hoe de Voorraad niet-woningen en woningen wordt bepaald. 
9) Wanneer een vbo in meerdere panden ligt dan wordt deze vbo toegewezen aan het pand met het hoogste bouwjaar. Wanneer bouwjaren gelijk zijn wordt gekeken naar het pand met het hoogste pand-object ID.

Bijlage 2

Deze bijlage vormt de methodologische verantwoording voor kenmerken van transformaties. De kenmerken van transformaties zijn bepaald naar de eenheid waarop deze zijn gebaseerd: kenmerken van het pand, kenmerken van de woning (vbo) en kenmerken van het huishouden. De kenmerken van het pand zijn bepaald op 1 januari van het transformatiejaar en op 1 januari na transformatie, de kenmerken van de woning en het huishouden zijn op 1 januari na transformatiejaar bepaald. Kenmerken van woningtransformaties kunnen ook kenmerken van het pand zijn. Zo zijn hoofdfunctie van het pand voor transformatie en de oppervlakte van het pand ook kenmerken van woningtransformaties.

Kenmerken pandtransformatie

De kenmerken van het pand voor transformatie zijn: oppervlakte, bouwjaar, hoofdfunctie en stedelijkheid van de gemeente. Het percentage oppervlak van het pand dat is getransformeerd is een kenmerk dat na transformatie is bepaald. Vaak zijn er meerdere getransformeerde woningen in een pand, vandaar dat het aantal pandtransformaties kleiner is dan het aantal woningtransformaties.

Oppervlakte, bouwjaar en hoofdfunctie
Informatie over het oppervlakte, bouwjaar en hoofdfunctie van het pand komen uit de BAG. Voor de hoofdfunctie van het pand is een extra berekening gemaakt. De gebruiksfunctie in de BAG is bekend van een vbo; een pand kan echter uit meerdere vbo’s bestaan. Op basis van de oppervlakte van de verschillende vbo’s in het pand is gekeken welke gebruiksfunctie voornamelijk in het pand aanwezig is.

Stedelijkheid gemeente
De indeling van gemeenten naar stedelijkheid is gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid van de gemeente. Allereerst is voor ieder adres binnen een gemeente de adressendichtheid vastgesteld van een gebied met een straal van 1 km rondom dat adres. De omgevingsadressendichtheid van een gemeente is de gemiddelde waarde hiervan voor alle adressen binnen die gemeente. De vijf stedelijkheidsklassen zijn gebaseerd op klassegrenzen van 2500, 1500, 1000 en 500 adressen per km2. De volgende klassen worden onderscheiden:

  • Zeer sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 2500 of meer);
  • Sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1500 tot 2500);
  • Matig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1000 tot 1500);
  • Weinig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1000);
  • Niet stedelijk (omgevingsadressendichtheid van minder dan 500).

Percentage oppervlak van pand dat is getransformeerd
Het percentage oppervlak dat is getransformeerd is bepaald door het gebruiksoppervlak van alle woningen die in het pand zijn ontstaan door transformatie te delen op het totale gebruiksoppervlak van het pand na transformatie.

Panden die niet volledig zijn getransformeerd zijn bijvoorbeeld panden met appartementen waarbij in de plint van het gebouw bedrijven/kantoren/winkels zijn gevestigd. Wanneer de niet-woningen worden omgebouwd naar appartementen is dus een deel van het pand getransformeerd. Het is trouwens mogelijk dat een (groot) pand binnen een aantal jaar in fasen wordt getransformeerd. Ook dan is het een deeltransformatie, hoewel het pand uiteindelijk helemaal wordt getransformeerd zien we binnen een jaar alleen de deeltransformatie.

Kenmerken woningtransformatie

Van de woningtransformaties is oppervlakte en eigendom bepaald van de woning. De oppervlakte van getransformeerde woningen is bekend en komt uit de BAG. De eigendomssituatie van de verblijfsobjecten met woonfunctie wordt ieder jaar op 1 januari door het CBS vastgesteld.

Eigendom
Deze afleiding is gebaseerd op de eigenaar volgens het Kadaster (Basisregistratie Kadaster). Op basis van de eigenaar kan worden vastgesteld of het een koopwoning betreft of niet. Bij een koopwoning is de eigenaar ook volgens de BRP op het adres ingeschreven. Voor een huurwoning kan daarnaast nog worden vastgesteld of de eigenaar (verhuurder) een woningcorporatie of een andere organisatie en/of een particulier is. In dit onderzoek worden daarmee de volgende categorieën onderscheiden:

  • Koopwoning;
  • Huurwoning van woningcorporatie;
  • Huurwoning van overige verhuurder (andere organisatie of particuliere huur);
  • Onbekend.

Kenmerken huishouden dat woont in een woningtransformatie

Hoe recenter de transformatie, hoe groter de kans dat er nog geen bewoning is aangetroffen op 1 januari na transformatiejaar. Vandaar dat er minder huishoudens worden geteld dan het aantal woningtransformaties. Er kunnen meerdere huishoudens ingeschreven staan op een verblijfsobject, denk dan aan studentenwoningen en institutionele woningen. In dit onderzoek nemen wij alle huishoudens mee die ingeschreven staan op een verblijfsobject.

Type huishouden
Het type huishouden bevat zowel particuliere als institutionele huishoudens. Institutionele huishoudens bestaan uit één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen. Deze is apart opgenomen als categorie. De overige categorieën hebben betrekking op een particulier huishouden, waarin de personen zichzelf kunnen voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Leeftijd referentiepersoon
De referentiepersoon is het lid van het huishouden ten opzichte van wie de posities van de andere leden in het huishouden worden bepaald en van wie de kenmerken eventueel ook aan het huishouden worden toegekend. Uit de leden van het huishouden wordt de referentiepersoon (hoofdbewoner) als volgt gekozen:

  • als er een paar is binnen het huishouden: de man;
  • als het paar van gelijk geslacht is: de oudste van het paar;
  • in een eenouderhuishouden: de ouder;
  • in een overig huishouden: de oudste meerderjarige man of, als deze ontbreekt, de oudste meerderjarige vrouw.

Begrippenlijst

Bijeenkomstfunctie
Gebruiksfunctie voor het samenkomen van mensen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse en het aanschouwen van sport.

Celfunctie
Gebruiksfunctie voor dwangverblijf van mensen.

COROP-gebied
Een cluster van één of meer aangrenzende gemeenten in dezelfde provincie, ontworpen voor regionaal onderzoek. De COROP-indeling is een regionaal niveau tussen gemeenten en provincies in.

Deeltransformatie
Transformaties in panden waarbij een deel van het pand wordt getransformeerd van niet-woning(en) naar woning(en). Voorbeelden hiervan zijn woongebouwen waarbij in de plint van het gebouw kantoren of winkels gevestigd zijn die worden omgebouwd naar woningen.

Eenoudergezinnen
Particulier huishouden bestaande uit één ouder met thuiswonende kinderen.

Eenpersoonshuishouden
Particulier huishouden bestaande uit één persoon.

Eigendom
Voor ieder verblijfsobject in de woningvoorraad wordt de eigendomssituatie vastgesteld door gebruik te maken van de WOZ, BRP, Kadasterinformatie en informatie over corporaties en gebouwen. Zo kan worden vastgesteld of de eigenaar de gebruiker is (eigen woning), een corporatie is of een overig verhuurder is.

Gebruiksfunctie
De gebruiksfuncties van een verblijfsobject worden afgeleid uit de bouwkundige gebruiksfunctie zoals vastgelegd in het Bouwbesluit 2012. Het betreft het toegestane gebruik, niet de planologische bestemming of het feitelijk gebruik.

Gezondheidszorgfunctie
Gebruiksfunctie voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging of behandeling.

Hoofdfunctie
Belangrijkste functie van een pand gewogen naar oppervlakte van de verblijfsobjecten.

Industriefunctie
Gebruiksfunctie voor het bedrijfsmatig bewerken of opslaan van materialen en goederen, of voor agrarische doeleinden.

Institutioneel huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om personen in instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, die daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.

Kantoorfunctie
Gebruiksfunctie voor administratie.

Langdurige leegstand
Een verblijfsobject dat zowel op 1 januari van het huidige jaar leegstaat als op 1 januari een jaar daarvoor.

Logiesfunctie
Gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan mensen.

Onderwijsfunctie
Gebruiksfunctie voor het geven van onderwijs.

Overige gebruiksfunctie
Een niet nader benoemde gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt. In dit onderzoek is celfunctie onder overige gebruiksfunctie geplaatst.

Overige meerpersoonshuishoudens
Particulier huishouden bestaande uit meerdere overige leden. Een overige lid van een huishouden is een persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan twee broers die samen één huishouding vormen.

Overige toevoegingen
Om andere redenen dan nieuwbouw aan de voorraad toegevoegd, bijvoorbeeld splitsing, verbouw of verandering van gebruiksfunctie.

Paar met thuiswonende kinderen
Particulier huishouden bestaande uit een paar met ten minste één thuiswonend kind.

Paar zonder thuiswonende kinderen
Particulier huishouden bestaande uit een paar zonder thuiswonende kinderen.

Pand
De kleinste bouwkundige eenheid die nog functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandig is, direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

Pandtransformatie
De transformatie van bestaande panden waarbij het gebruik van het pand (deels) wordt omgezet van een niet-woonfunctie naar een woonfunctie. 

Particulier huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Referentiepersoon
Uit de leden van het huishouden wordt de referentiepersoon als volgt gekozen: als er een paar is binnen het huishouden: de man; als het paar van gelijk geslacht is: de oudste van het paar; in een eenouderhuishouden: de ouder; in een overig huishouden: de oudste meerderjarige man of - als deze ontbreekt - de oudste meerderjarige vrouw.

Sportfunctie
Gebruiksfunctie voor het beoefenen van sport.

Stedelijkheid
De indeling van gemeenten naar stedelijkheid is gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid van de gemeente. Allereerst is voor ieder adres binnen een gemeente de adressendichtheid vastgesteld van een gebied met een straal van 1 km rondom dat adres. De omgevingsadressendichtheid van een gemeente is de gemiddelde waarde hiervan voor alle adressen binnen die gemeente. De vijf stedelijkheidsklassen zijn gebaseerd op klassegrenzen van 2500, 1500, 1000 en 500 adressen per km2. De volgende klassen worden onderscheiden: zeer stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 2500 of meer), sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1500 tot 2500), matig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1000 tot 1500), weinig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1000) en niet stedelijk (omgevingsadressendichtheid van minder dan 500).

Transformatie 
Onder transformatie wordt het hergebruik van bestaande panden verstaan. Als een pand wordt gesloopt en op dezelfde plek een nieuw pand wordt geplaatst, telt dit niet mee als transformatie. In dit onderzoek gaat het om hergebruik van bestaande panden met (een) verblijfsobject(en) met een niet-woonfunctie waarbij een verblijfsobject met woonfunctie wordt toegevoegd.

Verblijfsobject
De kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte.
Een verblijfsobject is dus een verzamelnaam voor alle woningen, gebouwen en andere objecten op een bepaald adres in Nederland. Verblijfsobjecten kunnen verschillende functies en ook meerdere functies hebben. Hebben ze een woonfunctie dan wordt het een woning genoemd. Voorbeelden zijn vrijstaande woningen, eengezinswoningen, flat- of portiekwoningen, studentenhuizen. Maar er zijn ook andere functies mogelijk zoals logies (recreatiewoning, hotel), winkel of industrie.

Waarde Onroerende Zaken
Door de gemeenten periodiek getaxeerde waarde van onroerende zaken in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).

Winkelfunctie
Gebruiksfunctie voor het verhandelen van materialen, goederen of diensten.

Woning
Een verblijfsobject met minimaal een woonfunctie en eventueel één of meer andere gebruiksfuncties.

Woningtransformatie
Woningen die zijn onstaan door transformatie van bestaande panden met verblijfsobjecten (vbo’s) die in eerste instantie geen woonfunctie hebben.

Woonfunctie
Gebruiksfunctie voor het wonen.