Doelgroepenanalyse jeugd- en gezinsbescherming, 2021

Aanwezigheid en stapeling van problematiek onder huishoudens met jeugdzorg

Over deze publicatie

In dit onderzoek is op verzoek van de Ministeries van Justitie en Veiligheid (J&V) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een doelgroepanalyse gemaakt die in kaart brengt hoe problematiek stapelt bij verschillende gezinstypen. Hierbij is in het bijzonder gekeken naar gezinnen die jeugdzorg ontvangen, en naar regionale spreiding van problemen bij jeugdzorggezinnen.

1. Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek

Het overheidsprogramma ‘Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming’ beschrijft dat de bescherming van kinderen en volwassenen in onveilige thuissituaties verbeterd kan worden1). In de huidige situatie sluiten ondersteunende organisaties onvoldoende op elkaar aan krijgen en gezinnen vaak niet op tijd passende hulp. Hierdoor kunnen problemen onnodig voortduren of zelfs escaleren. Effectieve hulpverlening wordt verder gecompliceerd doordat huishoudens met veiligheidsproblematiek vaak te maken krijgen met een stapeling aan problemen, zoals armoede, verslaving, schulden, huisvestingsonzekerheid en psychische problematiek. De ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie en Veiligheid (JenV) hebben daarom in maart 2021, samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het programma ‘Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming’ opgezet. De doelgroep van dit programma bestaat niet alleen uit kinderen die te maken hebben met kindermishandeling en ontwikkelingsonveiligheid, maar ook uit volwassenen die huiselijk geweld en geweld in afhankelijkheidsrelaties ondervinden. In opdracht van de ministeries en de VNG, heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een onderzoek uitgevoerd dat bij moet dragen aan het verder afbakenen van doelgroep van het programma op een data-gedreven manier. Deze doelgroepenanalyse brengt de omvang en kenmerken van de mogelijke doelgroep in kaart, die volgens de gehanteerde definitie(s) van het programmaplan ondersteuning, hulp en bescherming nodig heeft. De resultaten van dat onderzoek worden omschreven dit rapport.

Het centrale doel van het programma ‘Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming’ is om bedreiging van de veiligheid in thuissituaties zo vroeg mogelijk te constateren of zelfs te voorkomen, door het bieden van tijdige en samenhangende hulp. Daarom is het belangrijk om te weten welke problematiek zich voordoet bij verschillende soorten huishoudens. In dit onderzoek wordt daarbij specifiek gekeken naar huishoudens die te maken krijgen met jeugdzorg, en de verscheidene problemen die zij ervaren. Wanneer geconstateerd wordt dat bepaalde problematiek zich vooral voordoet bij bepaalde gezinstypen kan daar een beter preventie- en behandelplan voor worden ontwikkeld.

Nadere analyse van de doelgroep helpt om onderbouwde keuzes te maken bij de inrichting van het toekomstige stelsel. Het toekomstscenario schetst op hoofdlijnen een beeld van hoe kind- en gezinsbescherming er tussen 2026 en 2031 uit zou kunnen zien. Hierbij is draagvlak en afstemming met de vele partners en organisaties in het veld essentieel. Bruikbare cijfers kunnen dit doel ondersteunen. Ook kunnen de onderzoeksresultaten door beleidsmakers gebruikt worden om de consequenties van de herziening van de doelgroep in kaart te brengen voor professionals en organisaties in het sociale domein.

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt in het kort de methode van het onderzoek besproken. In hoofdstuk 3 worden de resultaten beschreven, hieruit volgen de conclusies in hoofdstuk 4. In de bijlagen worden de definities en bronbestanden beschreven. De onderzoeksresultaten zijn in meer detail te vinden in een tabellenset, die apart gepubliceerd is en waarvan een overzicht van de tabellen in de bijlage is opgenomen. De tabellen kunt u ook hier gepubliceerd vinden.

1) https://www.huiselijkgeweld.nl/actueel/nieuws/2023/07/19/programmaplan-2023-2026-toekomstscenario-kind-gezinsbescherming.

2. Methode

2.1 Onderzoekspopulatie

Dit rapport bevat een analyse van beschikbare registerinformatie, grotendeels gebaseerd op de Stapelingsmonitor van het CBS, die stapeling van problematiek bij huishoudens bijhoudt in een dashboard2). De populatie van het huidige onderzoek bestaat uit alle particuliere3) huishoudens in Nederland op 31 december 2021. Dit is op dit moment het meest recente peilmoment van de Stapelingsmonitor. Uitgangspunt is de populatie huishoudens totaal, alsmede het totaal aantal huishoudens met jeugdzorg, -bescherming, -hulp en -reclassering in 2021 te zien. In de analyse worden drie verschillende soorten huishoudens onderscheiden:

  1. huishoudens zonder thuiswonende kinderen (gezinstype 1),
  2. huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (gezinstype 2), en
  3. huishoudens met minimaal één thuiswonend minderjarig kind (gezinstype 3).

Van deze huishoudens wordt in kaart gebracht in welke mate zij te maken hebben met verscheidene soorten problematiek. Verder wordt gekeken naar huishoudens die jeugdzorg ontvangen, en hoe zij te maken hebben met de verschillende soorten problematiek. Ook wordt bekeken hoe de problematiek regionaal verdeeld is onder de verschillende doelgroepen.

Hierbij is het belangrijk om te vermelden wat bedoeld wordt met “thuiswonende kinderen”. Thuiswonende kinderen zijn personen die ongeacht leeftijd of burgerlijke staat een ouder-kind relatie hebben met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen vallen ook adoptie- en stiefkinderen, maar geen pleegkinderen.

Huishoudens zonder thuiswonende kinderen (gezinstype 1) kunnen jeugdzorg ontvangen wanneer deze bestaan uit jongeren (minderjarig of meerderjarig) die op zichzelf zijn gaan wonen, of uit jongeren die bij personen zijn ingetrokken met wie geen justitiële ouder-kind relatie bestaat. Een andere mogelijkheid is een pleeggezin waarbij geen andere kinderen wonen die wel een ouder-kind relatie hebben met de pleegouder. Ongeveer 23.000 huishoudens van gezinstype 1 ontvingen jeugdzorg in 2021. 

Huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (gezinstype 2) kunnen jeugdzorg ontvangen in het geval van een jeugdreclasseringsmaatregel of wanneer jeugdhulptraject verlengd is tot maximaal 23 jaar (wat in enkele gevallen gebeurt). Of wanneer minderjarige kinderen in het gezin jeugdzorg ontvangen die geen ouder-kind relatie hebben met de volwassene, maar er tevens een meerderjarig kind thuis woont dat wél een ouder-kind relatie heeft met de volwassene(n) in het huishouden. Een voorbeeld hiervan is een pleeggezin met een minderjarig pleegkind dat jeugdzorg ontvangt, waarbij ook een meerderjarig kind thuis woont dat wel een ouder-kind relatie heeft met pleegouder. Ongeveer 18.000 huishoudens van gezinstype 2 ontvingen jeugdzorg in 2021.

Ten slotte werd bij ongeveer 333.000 huishoudens met ten minste één thuiswonend minderjarig kind (gezinstype 3) jeugdzorg ontvangen.

2.2 Deelvragen

Dit onderzoek bekijkt welk aandeel van de verschillende gezinstypen te maken heeft met verschillende soorten problematiek, en welke gezinstypen daarbij te maken hebben met jeugdzorg. Er worden vijf verschillende domeinen van problematiek onderscheiden: psychische problemen, sociaaleconomische problemen, scheiding, aanraking met justitie, en slachtofferschap van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf. De verschillende indicatoren die die gebruikt worden om te bepalen of er sprake is van problematiek is te vinden in paragraaf 2.3. Naast het vóórkomen van problematiek in de individuele domeinen, wordt ook overlap (stapeling) tussen de verschillende soorten problematiek in kaart gebracht. Bovendien wordt binnen de jeugdzorg gekeken naar jeugdbescherming (bij voldoende waarnemingen uitgesplitst naar ondertoezichtstelling en voogdij), jeugdhulp (uitgesplitst naar met en zonder verblijf), en jeugdreclassering. Ten slotte worden het jeugdzorggebruik en de problematiek onder de doelgroepen uitgesplitst naar de 42 verschillende ‘jeugdregio’s4) in Nederland.

2.3 Indicatoren binnen de domeinen van problematiek

De indicatoren die binnen ieder domein van problematiek worden meegeteld, zijn als volgt:

Psychische problemen

  1. Het aantal huishoudens waarin er minimaal één meerderjarig persoon5) is voor wie in het betreffende jaar zorgkosten zijn gefinancierd vanuit de Zorgverzekeringswet voor basis en/of gespecialiseerde Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ).
  2. Het aantal huishoudens waarin er voor minimaal één persoon5) in het betreffende jaar uitgifte van psycholeptica of psychoanaleptica is geweest. Onder deze medicijnen vallen antidepressiva, anxiolytica, hypnotica en sedativa, antipsychotica, psychostimulantia, en dementiemiddelen.

Sociaaleconomische problemen

  1. Het aantal huishoudens met een laag huishoudinkomen.
  2. Het aantal huishoudens met geregistreerde problematische schulden.

Scheiding

  1. Het aantal huishoudens waarin minimaal één persoon woont van wie de burgerlijke staat op het peilmoment “gescheiden” is.
  2. Het aantal huishoudens waarin minimaal één persoon woont van wie de laatste wijziging van de burgerlijke staat in de afgelopen drie jaar een scheiding is.

Aanraking met justitie

  1. Het aantal huishoudens waarbij minimaal één persoon in de afgelopen vijf jaar verdacht is geweest van een misdrijf.
  2. Het aantal huishoudens waarbij minimaal één persoon in de afgelopen vijf jaar naar Halt is doorverwezen.
  3. Het aantal huishoudens waarbij voor minimaal één persoon in de afgelopen vijf jaar een zaak door het OM of de rechter is afgedaan.

Slachtoffer van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven

  1. Het aantal huishoudens waarbij minimaal één persoon in de afgelopen vijf jaar slachtoffer was van mishandeling, bedreiging of stalking, een overig geweldsmisdrijf, of een seksueel misdrijf.

Bijlage 1 bevat een meer gedetailleerd overzicht van de gehanteerde definities binnen dit onderzoek. Bijlage 2 bevat een overzicht van de bronbestanden die gebruikt zijn.

2.4 Disclaimer

Bij dit onderzoek moet een aantal belangrijke kanttekeningen worden geplaatst. Het onderzoek maakt gebruik van administratieve registerdata, waardoor de problematiek niet compleet in kaart kan worden gebracht. Bij psychische problemen, bijvoorbeeld, blijven huishoudens met psychische problemen die daarvoor geen hulp (medicijnen of geestelijke gezondheidszorg) ontvangen buiten beeld. Bij scheiding wordt alleen uitgegaan van echtparen die uit elkaar zijn gegaan. Daarbij blijven relatie-beëindigingen tussen paren die niet echtelijk waren verbonden buiten beschouwing. Bij slachtofferschap van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven draait het alleen om geregistreerde gevallen hiervan, wat ook tot een onderschatting van het echte aantal slachtoffers leidt. Ten slotte is de definitie van schulden gebaseerd op schulden die geregistreerd zijn. Over andere schulden (bijvoorbeeld in de privésfeer) kunnen geen uitspraken worden gedaan. Over het algemeen betekent dat, dat de cijfers over de problematiek en de stapeling hiervan moeten worden beschouwd als ondergrenzen.

2) https://dashboards.cbs.nl/v4/Stapeling_en_multiproblematiek_2017_2021/.
3) Dit betekent dat institutionele huishoudens niet worden meegenomen in dit onderzoek. Dit zijn bijvoorbeeld kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, verpleeg-, verzorgings- en revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen.
4) https://www.regioatlas.nl/regioindelingen/regioindelingen_indeling/t/jeugdzorg.
5) Deze data zijn alleen beschikbaar voor meerderjarige personen.

3. Resultaten

3.1 Soorten problemen bij huishoudens

Zoals eerder beschreven, wordt er onderscheid gemaakt tussen vijf soorten problematiek: psychische problemen in het verslagjaar, sociaaleconomische problemen in het verslagjaar scheiding in het huishouden in de afgelopen drie jaar, aanraking met justitie in de afgelopen vijf jaar, en slachtofferschap van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven in de afgelopen vijf jaar. Een huishouden heeft te maken met problematiek wanneer deze problemen spelen bij ten minste één gezinslid. Er worden daarnaast in de beschrijving van de resultaten drie gezinstypen onderscheiden: huishoudens zonder thuiswonende kinderen, huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen, en huishoudens met minimaal één minderjarig thuiswonend kind. Hieronder wordt beschreven hoe de verschillende gezinstypen worden gekenmerkt door problematiek en hoe dit samenhangt met de vorm jeugdzorg die ontvangen wordt (tabellen 6, 7, en 8 in de tabellenset).

3.1.1 Psychische problemen

Psychische problemen (zorgkosten binnen de geestelijke gezondheidszorg of uitgifte psycho(ana)leptica) komen het meest voor bij huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (29 procent), en het minst bij huishoudens zonder thuiswonende kinderen (19 procent). Bij huishoudens met minderjarige thuiswonende kinderen bedraagt dit percentage 23 procent. Deze resultaten zijn samengevat in grafiek 3.1.1. (zie “totaal huishoudens”).

3.1.1 Psychische problemen
JeugdzorgGezinstype 1 (%)Gezinstype 2 (%)Gezinstype 3 (%)
Totaal huishoudens192923
Jeugdzorg285245
Jeugd-
bescherming
224545
Jeugd-
bescherming - OTS
194446
Jeugd-
bescherming - Voogdij
254738
Jeugdhulp285345
Jeugdhulp - Met verblijf255260
Jeugdhulp - Zonder verblijf335445
Jeugd-
reclassering
244037

Psychische problemen bij de verschillende gezinstypen. OTS: ondertoezichtstelling. Gezinstype 1: huishoudens zonder thuiswonende kinderen. Gezinstype 2: huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen. Gezinstype 3: huishoudens met minimaal één minderjarig thuiswonend kind.

Grafiek 3.1.1 laat verder zien dat huishoudens die een vorm van jeugdzorg ontvangen relatief vaak gekenmerkt worden door psychische problematiek. Vooral huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (52 procent) en minderjarige thuiswonende kinderen (45 procent) worden relatief vaak gekenmerkt door psychische problemen in het huishouden. Voor huishoudens zonder thuiswonende kinderen (28 procent) ligt dit aandeel een stuk lager.

Binnen de verschillenden typen jeugdzorg (jeugdbescherming, jeugdhulp, jeugdreclassering,) komt psychische problematiek over het algemeen het meest voor bij huishoudens die jeugdhulp ontvangen. Het aandeel psychische problematiek ligt het hoogst (60 procent) bij huishoudens met thuiswonende minderjarige kinderen die jeugdhulp ontvangen met verblijf.

3.1.2 Sociaaleconomische problemen

Sociaaleconomische problemen (laag huishoudinkomen of problematische schulden) komen vooral voor bij huishoudens met minderjarige thuiswonende kinderen (18 procent), maar de andere gezinstypen wijken hier niet veel van af (16 procent bij huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen, 17 procent bij huishoudens zonder thuiswonende kinderen). Deze resultaten zijn samengevat in grafiek 3.1.2 (zie “totaal huishoudens”).

3.1.2 Sociaaleconomische problemen
JeugdzorgGezinstype 1 (%)Gezinstype 2 (%)Gezinstype 3 (%)
Totaal huishoudens171618
Jeugdzorg232425
Jeugd-
bescherming
183957
Jeugd-
bescherming - OTS
284960
Jeugd-
bescherming - Voogdij
113033
Jeugdhulp222224
Jeugdhulp - Met verblijf193242
Jeugdhulp - Zonder verblijf242224
Jeugd-
reclassering
515257

Sociaaleconomische problemen bij de verschillende gezinstypen. OTS: ondertoezichtstelling. Gezinstype 1: huishoudens zonder thuiswonende kinderen. Gezinstype 2: huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen. Gezinstype 3: huishoudens met minimaal één minderjarig thuiswonend kind.

Grafiek 3.1.2 laat verder zien dat huishoudens die jeugdzorg ontvangen relatief vaak te maken hebben met sociaaleconomische problemen. Het aandeel huishoudens dat jeugdzorg ontvangt en dat sociaaleconomische problemen heeft, is ongeveer gelijk voor de drie verschillende gezinstypen (23 procent bij huishoudens zonder thuiswonende kinderen, 24 procent bij huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen, 25 procent bij huishoudens met minderjarige thuiswonende kinderen). Vooral huishoudens met thuiswonende kinderen die jeugdreclassering of jeugdbescherming met onder toezichtstelling (OTS) ontvangen hebben relatief vaak sociaaleconomische problematiek. Voor huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen liggen de percentages met sociaaleconomische problemen op respectievelijk 52 procent en 49 procent voor jeugdreclassering en jeugdbescherming met ondertoezichtstelling respectievelijk. Deze percentages liggen op 57 procent en 60 procent voor huishoudens met thuiswonende minderjarige kinderen. Bij huishoudens zonder thuiswonende kinderen liggen deze percentages lager, namelijk op 51 procent en 28 procent. Bij dat laatste gezinstype vallen eigenlijk alleen huishoudens met jeugdreclassering op. Binnen de andere jeugdzorgtypen worden bij dit gezinstype minder vaak sociaaleconomische problemen gezien, variërend van 11 procent (jeugdbescherming met voogdij) tot 28 procent (jeugdbescherming met ondertoezichtstelling).

3.1.3 Scheiding

Van de drie gezinstypen worden vooral huishoudens met enkel meerderjarige kinderen gekenmerkt door scheiding in het huishouden (23 procent). Scheiding komt het minst voor in huishoudens met minderjarige thuiswonende kinderen (12 procent), en bij huishoudens zonder thuiswonende kinderen bedraagt dit percentage 15 procent. Deze resultaten zijn samengevat in grafiek 3.1.3 (zie “totaal huishoudens”).

3.1.3 Scheiding
JeugdzorgGezinstype 1 (%)Gezinstype 2 (%)Gezinstype 3 (%)
Totaal huishoudens152312
Jeugdzorg33219
Jeugd-
bescherming
12936
Jeugd-
bescherming
- OTS
24138
Jeugd-
bescherming - Voogdij
11712
Jeugdhulp33119
Jeugdhulp - Met verblijf12522
Jeugdhulp - Zonder verblijf43119
Jeugd-
reclassering
33928

Scheiding bij de verschillende gezinstypen. OTS: ondertoezichtstelling. Gezinstype 1: huishoudens zonder thuiswonende kinderen. Gezinstype 2: huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen. Gezinstype 3: huishoudens met minimaal één minderjarig thuiswonend kind.

Grafiek 3.1.3 laat verder zien hoe vaak scheidingen voorkomen bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen. Bij huishoudens met jeugdzorg met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen heeft 32 procent te maken gehad met scheiding, en bij huishoudens met jeugdzorg met thuiswonende minderjarige kinderen ligt dat percentage op 19 procent. Bij huishoudens zonder thuiswonende kinderen die jeugdzorg ontvangen komt scheiding juist relatief weinig voor: 3 procent van deze huishoudens heeft een scheiding meegemaakt. Dat is een stuk lager dan het landelijk gemiddelde. Bij huishoudens met thuiswonende kinderen komt scheiding vooral veel voor wanneer het huishouden jeugdreclassering of jeugdbescherming met ondertoezichtstelling ontvangt. Die percentages liggen op respectievelijk 39 procent en 41 procent bij huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen, en op 28 procent en 38 procent bij huishoudens met thuiswonende minderjarige kinderen.

3.1.4 Aanraking met justitie

Aanraking met justitie (verdacht van misdrijf of verwijzing naar Halt) komt het meeste voor bij huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (12 procent), gevolgd door huishoudens met thuiswonende minderjarige kinderen (8 procent) en huishoudens zonder thuiswonende kinderen (4 procent). Deze resultaten zijn samengevat in grafiek 3.1.4 (zie “totaal huishoudens”).

3.1.4 Aanraking met justitie
JeugdzorgGezinstype 1 (%)Gezinstype 2 (%)Gezinstype 3 (%)
Totaal huishoudens4128
Jeugdzorg212512
Jeugd-
bescherming
153131
Jeugd-
bescherming - OTS
194232
Jeugd-
bescherming - Voogdij
111819
Jeugdhulp192111
Jeugdhulp - Met verblijf182522
Jeugdhulp - Zonder verblijf202111
Jeugd-
reclassering
928892

Aanraking met justitie bij de verschillende gezinstypen. OTS: ondertoezichtstelling. Gezinstype 1: huishoudens zonder thuiswonende kinderen. Gezinstype 2: huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen. Gezinstype 3: huishoudens met minimaal één minderjarig thuiswonend kind.

Grafiek 3.1.4 laat verder zien dat huishoudens met jeugdzorg relatief vaak te maken hebben met aanraking met justitie. Bij huishoudens met jeugdzorg met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen ligt het aandeel aanraking met justitie het hoogst (25 procent), gevolgd door huishoudens met jeugdzorg zonder thuiswonende kinderen (21 procent) en huishoudens met jeugdzorg met minderjarige thuiswonende kinderen (12 procent). Logischerwijs hebben huishoudens die jeugdreclassering ontvangen de hoogste percentages die in aanraking zijn geweest met justitie: deze bedragen respectievelijk 92 procent, 88 procent, en 92 procent voor de drie gezinstypen6). Los van de jeugdreclassering komt aanraking met justitie het meest voor bij huishoudens met thuiswonende kinderen die jeugdbescherming met ondertoezichtstelling ontvangen. Voor huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen ligt dat aandeel op 42 procent, en voor kinderen met thuiswonende minderjarige kinderen ligt dat aandeel op 32 procent. Bij huishoudens zonder thuiswonende kinderen ligt dat aandeel lager (19 procent). Huishoudens zonder thuiswonende kinderen worden bij alle vormen van jeugdzorg, (met uitzondering van jeugdreclassering), minder vaak gekenmerkt door aanraking met justitie dan de huishoudens met thuiswonende kinderen.

3.1.5 Slachtofferschap van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven

Slachtofferschap van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf komt even vaak voor in huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen als in huishoudens met thuiswonende minderjarige kinderen (beide 6 procent). Het komt het minst voor in huishoudens zonder thuiswonende kinderen (2 procent). Deze resultaten zijn samengevat in grafiek 3.1.5 (zie “totaal huishoudens”).

3.1.5 Slachtofferschap
JeugdzorgGezinstype 1 (%)Gezinstype 2 (%)Gezinstype 3 (%)
Totaal huishoudens266
Jeugdzorg141511
Jeugd-
bescherming
142337
Jeugd-
bescherming - OTS
203439
Jeugd-
bescherming - Voogdij
101318
Jeugdhulp141411
Jeugdhulp - Met verblijf141722
Jeugdhulp - Zonder verblijf151311
Jeugd-
reclassering
303034

Slachtoffers van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven bij de verschillende gezinstypen. OTS: ondertoezichtstelling. Gezinstype 1: huishoudens zonder thuiswonende kinderen. Gezinstype 2: huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen. Gezinstype 3: huishoudens met minimaal één minderjarig thuiswonend kind.

Grafiek 3.1.5 laat ook zien dat huishoudens die jeugdzorg ontvangen relatief vaak een slachtoffer van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf in het huishouden hebben. Bij huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen die jeugdzorg ontvangen wordt 15 procent gekenmerkt door slachtofferschap. Van de huishoudens met jeugdzorg zonder thuiswonende kinderen is dit 14 procent, en bij huishoudens met jeugdzorg met minderjarige thuiswonende kinderen is dit 11 procent. Vooral huishoudens die jeugdreclassering en jeugdbescherming met ondertoezichtstelling ontvangen vallen op. De aandelen slachtofferschap liggen op respectievelijk 30 procent en 20 procent voor huishoudens zonder thuiswonende kinderen. Voor huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen bedragen deze percentages 30 procent en 34 procent, en voor huishoudens met minderjarige thuiswonende kinderen op 34 procent en 39 procent.

3.2 Geografische spreiding problematiek

De Stapelingsmonitor laat zien dat verschillende soorten problematiek vaak geografisch geclusterd zijn. In dit onderzoek wordt verder uitgediept wat de geografische spreiding is van problematiek bij huishoudens die jeugdzorg gebruiken, en hoe dit verschilt per gezinstype. Zo kan een beter beeld worden gevormd van welke jeugdregio’s een zware belasting van problematiek kennen. In paragraaf 3.1 zijn de verschillen tussen de gezinstypes uitgebreid beschreven. In de volgende paragraaf wordt gekeken naar geografische spreiding in problematiek binnen een gezinstype. De resultaten zijn weergegeven in tabellen 6, 7, en 8, van de tabellenset, en in de kaarten in bijlage 5.4.

3.2.1 Psychische problemen

Over de gezinstypen heen valt op dat de jeugdregio’s Zuidoost Utrecht, Noordoost Brabant, en Drenthe in de top tien vertegenwoordigd zijn bij alle drie de gezinstypen. Breder gezien zijn de provincies Utrecht en Brabant op het gebied van psychische problematiek oververtegenwoordigd. Verder valt op dat de aaneengesloten jeugdregio’s Drenthe, Groningen, en IJsselland in de top tien voorkomen bij meerdere gezinstypen.

Bij huishoudens met jeugdzorg zonder thuiswonende kinderen komen psychische problemen het meest voor in de jeugdregio’s Midden-Limburg West (40 procent), Zuidoost Utrecht (35 procent), en Drenthe (34 procent). Bij huishoudens met jeugdzorg met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen zijn de aandelen psychische problemen het hoogst in Rivierenland (61 procent), Noord-Veluwe (57 procent), en Haaglanden (57 procent). Bij huishoudens met jeugdzorg met minimaal één minderjarig thuiswonend kind komen psychische problemen het vaakst voor in de regio’s Noordoost Brabant (51 procent), Zuidoost Utrecht (50 procent), en Noord-Veluwe (50 procent). 

3.2.2 Sociaaleconomische problemen

De regio’s rondom de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag) vallen op qua sociaaleconomische problemen. Amsterdam-Amstelland en Rijnmond staan in de top tien bij alle drie de gezinstypen, en Haaglanden en Utrecht Stad staan in de top tien bij twee van de drie gezinstypen. Verder zijn de regio’s Zuidoost Limburg (in de top tien bij alle drie de gezinstypen) en Midden-Limburg Oost (in de top tien bij twee van de drie gezinstypen) oververtegenwoordigd.

Bij huishoudens met jeugdzorg zonder thuiswonende kinderen komen sociaaleconomische problemen het meest voor in de jeugdregio’s Midden-Limburg Oost (31 procent), Zuid-Limburg (29 procent), en Rijnmond (28 procent). Bij huishoudens met jeugdzorg met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen zijn de aandelen sociaaleconomische problemen het hoogst in Amsterdam-Amstelland (40 procent), Rijnmond (39 procent), en Utrecht Stad (31 procent). Bij huishoudens met jeugdzorg met minimaal één minderjarig thuiswonend kind komen sociaaleconomische problemen het vaakst voor in de regio’s Rijnmond (35 procent), Amsterdam-Amstelland (35 procent), en Zuid-Limburg (32 procent).

3.2.3 Scheiding

Over de gezinstypen heen valt op dat huishoudens met jeugdzorg in de jeugdregio’s in de provincies Brabant en Limburg relatief vaak te maken hebben met scheidingen.

Bij huishoudens met jeugdzorg zonder thuiswonende kinderen komt scheiding in het huishouden het meest voor in de jeugdregio’s Midden-Brabant (6 procent), West-Brabant Oost (6 procent), en Rivierenland (6 procent). Zoals omschreven in paragraaf 3.1.3, komt scheiding wel veel minder vaak voor bij deze gezinstypen dan bij de andere gezinstypen. Bij huishoudens met jeugdzorg met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen zijn de aandelen huishoudens met scheiding het hoogst in West-Brabant Oost (38 procent), Centraal Gelderland (36 procent), en Utrecht Stad (36 procent). Bij huishoudens met jeugdzorg met minimaal één minderjarig thuiswonend kind komt scheiding in het huishouden het meest voor in Zuid-Limburg (22 procent), Kop van Noord-Holland (22 procent), en West-Brabant West (21 procent).

3.2.4 Aanraking met justitie

Het valt op dat huishoudens met jeugdzorg in de regio’s rondom de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht) vaker in aanraking komen met justitie. Bij huishoudens met alleen meerderjarige thuiswonende kinderen zijn regio’s in Brabant oververtegenwoordigd in de top tien.

Bij huishoudens met jeugdzorg zonder thuiswonende kinderen komt aanraking met justitie het meest voor in de jeugdregio’s Amsterdam-Amstelland (32 procent), Centraal Gelderland (25 procent), en Groningen (25 procent). Bij huishoudens met jeugdzorg met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen is aanraking met justitie het hoogst in Rijnmond (35 procent), Amsterdam-Amstelland (34 procent), en Utrecht Stad (29 procent). Bij huishoudens met jeugdzorg met minimaal één minderjarig thuiswonend kind komt aanraking met justitie het meest voor in Rijnmond (16 procent), Amsterdam-Amstelland (16 procent), en Utrecht Stad (16 procent).

3.2.5 Slachtofferschap van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven

Net als bij aanraking met justitie, valt op dat huishoudens met jeugdzorg in de regio’s rondom de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht) vaker te maken hebben met slachtofferschap van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven.

Bij huishoudens met jeugdzorg zonder thuiswonende kinderen komt slachtofferschap van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven het meest voor in de jeugdregio’s Midden-Limburg West (19 procent), Haarlemmermeer (18 procent), en Alkmaar/Noord-Kennemerland (18 procent). Bij huishoudens met jeugdzorg met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen is slachtofferschap het hoogst in Amsterdam-Amstelland (21 procent), Rijnmond (19 procent), en Kop van Noord-Holland (19 procent). Bij huishoudens met jeugdzorg met minimaal één minderjarig thuiswonend kind komt aanraking met justitie het meest voor in Rijnmond (16 procent), Amsterdam-Amstelland (15 procent), en Haaglanden (14 procent).

3.3 Stapeling van problematiek binnen huishoudens met jeugdzorg

De Stapelingsmonitor van het CBS laat zien dat diverse soorten problemen zich dikwijls opstapelen binnen huishoudens. We spreken van “multiproblematiek” wanneer een huishouden gekenmerkt wordt door ten minste twee verschillende soorten problemen. Huishoudens die geen jeugdzorg ontvangen, hebben verhoudingsgewijs minder vaak te maken met multiproblematiek dan huishoudens die wel jeugdzorg ontvangen. Tabel 5 in de tabellenset laat zien dat in 14 procent van de huishoudens die geen jeugdzorg ontvangen er sprake is van problematiek in twee of meer domeinen. Grafiek 3.3.1 laat zien dat dit bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen veel hoger ligt. Bij huishoudens die jeugdbescherming ontvangen is namelijk in 29 procent van de gevallen sprake van twee of meer soorten problematiek. Bij huishoudens die jeugdhulp ontvangen is dat 49 procent, en bij huishoudens die jeugdreclassering ontvangen is dat zelfs 79 procent. Bij de jeugdreclassering moet hierbij in acht worden genomen dat “aanraking met justitie” als één van de domeinen van problematiek logischerwijs veel (>90 procent) voorkomt in deze groep. Wanneer aanraking met justitie niet wordt meegeteld als problematiek, kunnen we in 49 procent van de gevallen spreken van multiproblematiek bij huishoudens die jeugdreclassering ontvangen. Multiproblematiek komt dus verhoudingsgewijs het vaakst voor bij huishoudens die jeugdbescherming of jeugdreclassering ontvangen en minder vaak bij huishoudens die jeugdhulp ontvangen. De patronen die zich bij de huishoudens voordoen, zijn hieronder in detail beschreven.

3.3.1 Aantal problematieken
Aantal problematieken0 (%)1 (%)2 (%)3 (%)4 (%)5 (%)
Totaal huishoudens553110310
Jeugdzorg313819930
Jeugdbescherming2427241671
Jeugdhulp323919820
Jeugdreclassering2193530122

Het aantal problematieken dat voorkomt binnen huishoudens die jeugdzorg ontvangen, vergeleken met alle huishoudens in Nederland.

Om de ernst van multiproblematiek te schetsen bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen, is het illustratief om te kijken naar de huishoudens die te maken hebben met problematiek in alle vijf domeinen. In alle Nederlandse huishoudens komt stapeling van alle vijf de soorten problematiek voor in 5.440 huishoudens. In 1.215 gevallen zijn dit huishoudens die jeugdzorg ontvangen. Stapeling van alle vijf de soorten problematiek is dus in meer dan één vijfde (22 procent) van de gevallen een huishouden dat jeugdzorg ontvangt. Ter vergelijking, bijna 5 procent van de Nederlandse huishoudens ontvangt jeugdzorg. Bij ernstige multiproblematiek (≥5 problematiekdomeinen) zijn huishoudens met jeugdzorg dus oververtegenwoordigd met bijna een factor vijf.

De specifieke patronen van multiproblematiek die zich voordoen bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen, zijn hieronder nader omschreven. Deze informatie is terug te vinden grafiek 3.3.2, en in tabellen 1 tot en met 4 van de tabellenset. Grafiek 3.3.2 laat zien welke problematiek het vaakst samengaat met andere soorten problematiek bij Nederlandse huishoudens (“Totaal huishoudens”), en bij huishoudens die een vorm van jeugdzorg ontvangen.

3.3.2 Multiproblematiek
ProblematiekPsychische problemen (%)Sociaaleconomische problemen (%)Scheiding (%)Aanraking met justitie (%)Slachtoffer (%)
Totaal huishoudens8,79,67,54,22,4
Jeugdzorg20,518,113,410,79,7
Jeugdbescherming28,434,620,522,625,2
Jeugdhulp20,417,713,110,19,5
Jeugdreclassering27,7372143,226,5
 

Multiproblematiek bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen, vergeleken met alle huishoudens in Nederland. De grafiek geeft voor elke problematiek weer bij welk aandeel huishoudens deze problematiek voorkomt in combinatie met tenminste één andere problematiek. Multiproblematiek komt voor wanneer tenminste twee problematieken zich voordoen binnen een huishouden. NB: bij de jeugdreclassering spreken we van multiproblematiek wanneer aanraking met justitie gestapeld is met tenminste twee andere problemen, of wanneer tenminste twee andere problemen (anders dan aanraking met justitie) zich voordoen in het huishouden.

3.3.1 Jeugdbescherming

Bij huishoudens die jeugdbescherming ontvangen gaat stapeling van problematiek het vaakst gepaard met sociaaleconomische problemen (zie grafiek 3.3.2). Hiermee verschilt jeugdbescherming van de jeugdreclassering en jeugdhulp. In 8 procent van de huishoudens met jeugdbescherming komen alleen sociaaleconomische problemen voor (en geen andere problematiek), maar in 35 procent van de huishoudens gaan de sociaaleconomische problematiek gepaard met andere vormen van problematiek. Ter vergelijking, in alle Nederlandse huishoudens komen sociaaleconomische problemen in isolatie voor in 8 procent van de huishoudens, en in 10 procent van de huishoudens gaan deze gepaard met andere soorten problematiek.

Het valt op dat sociaaleconomische problemen vaak hand in hand gaan met psychische problemen bij huishoudens die jeugdbescherming ontvangen. In 19 procent van deze huishoudens gaan deze problemen samen (samen gepaard of nog verder gestapeld met andere domeinen van problematiek). Ter vergelijking, de combinatie psychische problemen en sociaaleconomische problemen komt slechts in 5 procent van de gevallen voor in alle Nederlandse huishoudens. Wat verder opvalt bij huishoudens met jeugdbescherming is dat slachtofferschap van geweldsmisdrijven en seksuele misdrijven meestal stapelt met andere problemen. In 28 procent van de huishoudens met jeugdbescherming komt slachtofferschap voor, waarvan 3 procent in isolatie, en in 25 procent van de huishoudens procent gepaard met andere problematiek. In alle Nederlandse huishoudens is in ongeveer 3 procent een slachtoffer van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf aanwezig, waarvan 1 procent voorkomt in isolatie, en in 2 procent van de huishoudens procent gestapeld gaat met andere problematiek. Ook aanraking met justitie gaat meestal gepaard met opstapeling van andere problematiek bij huishoudens die jeugdbescherming ontvangen. In 26 procent van de huishoudens met jeugdbescherming is er sprake van aanraking met justitie, waarvan 3 procent in isolatie, en 23 procent gestapeld met andere problematiek. In alle Nederlandse huishoudens komt aanraking met justitie in isolatie voor in 4 procent van de gevallen, waarvan 2 procent in isolatie, en 2 procent gestapeld met andere problematiek.

3.3.2 Jeugdhulp

Bij huishoudens met jeugdhulp gaat stapeling van problematiek het vaakst gepaard met psychische problemen. Van de huishoudens met jeugdhulp heeft 44 procent te maken met psychische problemen, waarvan 24 procent in isolatie, en 20 procent gepaard met andere problemen. Ter vergelijking, 22 procent van alle Nederlandse particuliere huishoudens heeft te maken met psychische problemen, waarvan 13 procent in isolatie, 9 procent gestapeld met andere problemen. Psychische problemen gaan vaak gepaard met sociaaleconomische problemen bij huishoudens die jeugdhulp ontvangen. Die combinatie komt voor (samen, of gestapeld met nog meer problemen) in 11 procent van de huishoudens. Ter vergelijking, de combinatie psychische problemen en sociaaleconomische problemen komt slechts in 5 procent van de gevallen voor in alle Nederlandse huishoudens. Stapeling van sociaaleconomische problemen met andere problemen komt ook relatief vaak voor. Bij 7 procent van de huishoudens komen alleen sociaaleconomische problemen voor, maar in 18 procent van de huishoudens gaan sociaaleconomische problemen samen met andere problemen. Alle andere problemen (scheiding, slachtofferschap, aanraking met justitie) komen ook vaker voor en zijn vaker gestapeld bij jeugdhulphuishoudens vergeleken met alle Nederlandse huishoudens.

3.3.3 Jeugdreclassering

Omdat jeugdreclassering per definitie (bijna) altijd (>90 procent) gepaard gaat met aanraking met justitie, is er bij deze groep in de meeste gevallen (78 procent) sprake van “multiproblematiek”. Aanraking met justitie is namelijk één van de domeinen van problematiek in de definitie van multiproblematiek. In deze paragraaf over huishoudens met jeugdreclassering wordt daarom een aangepaste definitie van multiproblematiek aangehouden. Bij huishoudens die te maken hebben met justitie, wordt gesproken van multiproblematiek als dit gestapeld gaat met ten minste twee andere domeinen van problematiek, of wanneer twee andere domeinen van problematiek dan aanraking met justitie voorkomen in een huishouden. Wanneer aanraking met justitie gepaard gaat met slechts één andere vorm van problematiek, spreken we in dit geval dus niet van multiproblematiek, omdat dit een vertekend beeld zou geven.

Met de aangepaste definitie voor deze groep, is sprake van multiproblematiek in 49 procent van de huishoudens met jeugdreclassering. In 43 procent van de huishoudens met jeugdreclassering is aanraking met justitie gestapeld met twee of meer andere problematieken. Sociaaleconomische problematiek komt voor in meer dan de helft van de jeugdreclassering huishoudens (55 procent), waarvan 16 procent in isolatie of samen met aanraking met justitie, en 39 procent gestapeld met andere problematiek (of met één andere vorm van problematiek, of met aanraking met justitie én een andere vorm van problematiek). Sociaaleconomische problematiek gaat vaak gepaard met psychische problemen. Die combinatie komt voor in 20 procent van de huishoudens. Psychische problemen komen voor in 36 procent van de huishoudens met jeugdreclassering, waarvan 8 procent in isolatie, en 28 procent gestapeld met andere domeinen van problematiek. Daarbij gaan psychische problemen vaker samen met andere vormen van problematieken bij huishoudens met jeugdreclassering dan bij huishoudens met jeugdhulp en jeugdbescherming. Wat ook opvalt is dat slachtofferschap relatief vaak (32 procent) voorkomt, waarvan 5 procent in isolatie, en 27 procent gestapeld met andere problematiek. Verder stapelt scheiding in deze huishoudens meestal ook met andere vormen van problematiek. Bij 26 procent van de huishoudens komt scheiding voor, waarvan 5 procent in isolatie en 21 procent gestapeld met andere vormen van problematiek.

6) Deze hoge aandelen zijn logisch, omdat veel van de jongeren die jeugdreclassering ontvangen in aanraking gekomen zijn met de politie na het plegen van een strafbaar feit. Ook bij ernstig leerplichtverzuim kan een jongere jeugdreclassering krijgen, wat niet telt als een misdrijf. Daarom zijn deze percentages niet 100%.

4. Conclusies

Deze doelgroepanalyse richt zich op de verscheidene domeinen van problematiek die zich voordoen bij Nederlandse huishoudens. Hierbij is specifiek gekeken naar drie verschillende gezinstypen (huishoudens zonder thuiswonende kinderen, huishoudens met alleen meerderjarige thuiswonende kinderen, en huishoudens met ten minste één minderjarig thuiswonend kind). Binnen elk gezinstype zijn de huishoudens verder uitgesplitst naar of er wel of geen jeugdzorg in het huishouden is ingezet Huishoudens die te maken krijgen met jeugdzorg zijn vaak gekenmerkt door een opeenstapeling van problemen. Om deze huishoudens effectief te kunnen helpen is het belangrijk helder te hebben welke problemen zich voordoen bij de verschillende vormen van jeugdzorg (jeugdbescherming, jeugdhulp en jeugdreclassering). In dit onderzoek zijn hierbij vijf verschillende probleemdomeinen onderscheiden: geregistreerde psychische problemen, sociaaleconomische problemen, scheiding, aanraking met justitie, en slachtofferschap van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf. Bovendien is er specifiek gekeken naar stapeling van deze problemen, en welke soorten stapeling het meest voorkomen bij de verschillende gezinstypen. In deze paragraaf wordt per gezinstype samengevat welke problematiek zich voordoet, van meest naar minst voorkomen.

Huishoudens zonder thuiswonende kinderen

Huishoudens zonder thuiswonende kinderen worden gemiddeld gezien het minst van de drie gezinstypen gekenmerkt door problemen. In ongeveer één vijfde (19 procent) van de gevallen is sprake van geregistreerde psychische problemen. Sociaaleconomische problemen (17 procent) en scheiding (15 procent) komen minder vaak voor, gevolgd door aanraking met justitie (4 procent) en slachtofferschap van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven (2 procent). Wanneer in dit gezinstype jeugdzorg wordt ontvangen, betekent dit dat de jongere die in dit huishouden de jeugdzorg ontvangt, niet het juridische kind is van één van de volwassen in het huishouden. Het gaat bijvoorbeeld om jongeren die op zichzelf wonen, of wonen bij een pleegouder of andere volwassene met wie geen ouder-kind relatie bestaat. Wanneer dit huishoudenstype jeugdzorg ontvangt, komen de problematieken (met uitzondering van scheidingen) vaker voor dan bij de huishoudens van dit type die geen jeugdzorg ontvangen. Psychische problemen (28 procent) komen het vaakst voor, gevolgd door sociaaleconomische problemen (23 procent), aanraking met justitie (21 procent), slachtofferschap (14 procent), en scheiding (3 procent). Vergeleken met de andere gezinstypen die jeugdzorg ontvangen, wordt dit gezinstype het minst vaak gekenmerkt door problematiek.

Huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen

Ook bij huishoudens met alleen meerderjarige thuiswonende kinderen komen psychische problemen (29 procent) het vaakst voor van de vijf domeinen van problematiek, gevolgd door scheiding (23 procent), sociaaleconomische problemen (16 procent), aanraking met justitie (12 procent), en slachtofferschap (6 procent). Bij drie van de vijf domeinen (psychische problemen, scheiding, aanraking met justitie) heeft dit gezinstype daarbij de hoogste percentages problemen van de drie gezinstypen. Wanneer huishoudens met deze gezinssamenstelling jeugdzorg ontvangen, komt problematiek vaker voor. Vooral psychische problemen (52 procent) kenmerken deze huishoudens, gevolgd door scheiding (32 procent), aanraking met justitie (25 procent), sociaaleconomische problemen (24 procent), en slachtofferschap (15 procent). Van de drie gezinstypen heeft dit gezinstype in de jeugdzorg de hoogste percentages bij vier van de vijf domeinen van problematiek. Van de drie soorten jeugdzorg (jeugdhulp, jeugdbescherming, jeugdreclassering) valt vooral op dat wanneer dit gezinstype jeugdhulp ontvangt, er verhoudingsgewijs vaker problemen zijn dan bij de andere gezinstypen met jeugdhulp.

Huishoudens met tenminste één minderjarig thuiswonend kind 

Bij huishoudens met tenminste één minderjarig thuiswonend kind komen ook psychische problemen (23 procent) het meeste voor van de vijf soorten problematiek, gevolgd door sociaaleconomische problemen (18 procent), scheiding (12 procent), aanraking met justitie (8 procent), en slachtofferschap (6 procent). Wanneer deze huishoudens jeugdzorg ontvangen, komt problematiek vaker voor. Psychische problemen (45 procent) komen het vaakst voor, gevolgd door sociaaleconomische problemen (25 procent), scheiding (19 procent), aanraking met justitie (12 procent), en slachtofferschap (11 procent). Wanneer huishoudens van dit gezinstype jeugdbescherming ontvangen, hebben zij verhoudingsgewijs veel vaker te maken met sociaaleconomische problemen en slachtofferschap dan de andere drie gezinstypen.

Problematiek binnen huishoudens met jeugdzorg

Binnen de jeugdzorg valt op dat vooral huishoudens met jeugdreclassering of jeugdbescherming (beide 49 procent) gekenmerkt worden door stapeling van problematieken. Bij huishoudens met jeugdhulp is dit veel minder vaak het geval (29 procent). Ter vergelijking, bij alle Nederlandse huishoudens heeft 14 procent te maken met stapeling van problematiek. Ook de patronen van stapeling verschillen tussen jeugdzorgvormen. Binnen de jeugdbescherming gaan psychische problemen het meest gepaard met stapeling van problemen. Bij de jeugdreclassering geldt dit voor aanraking met justitie, en bij de jeugdhulp geldt dit voor sociaaleconomische problemen. Ter vergelijking, bij alle Nederlandse huishoudens gaat stapeling van problemen het vaakst gepaard met sociaaleconomische problemen.

Regionale spreiding van problematiek bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen

Er zijn sterke regionale verschillen te vinden in problematiek bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen. Huishoudens met jeugdzorg in de jeugdregio’s rondom de vier grote steden (Amsterdam-Amstelland, Rijnmond, Haaglanden, Utrecht Stad) zijn relatief gezien oververtegenwoordigd bij veel domeinen van problematiek. De uitzondering is scheidingen, die hier minder vaak voorkomen. Binnen de regio’s rondom de vier grote steden zijn er wel verschillen. Er is relatief veel sprake van psychische problemen bij huishoudens met jeugdzorg in regio Utrecht-Stad, maar juist weinig in de regio’s Amsterdam-Amstelland en Rijnmond. Daarnaast valt op dat regio’s in Brabant, en Midden- en Zuid-Limburg oververtegenwoordigd zijn bij de meeste vormen van problematiek bij huishoudens die jeugdzorg ontvangen. Alleen op het gebied van sociaaleconomische problemen valt Brabant verhoudingsgewijs niet bijzonder op. Hetzelfde geldt voor Midden- en Zuid-Limburg, die relatief hoog scoren op de verschillende vormen van problematiek, behalve op het gebied van psychische problemen. De regio Drenthe ten slotte is alleen sterk oververtegenwoordigd bij psychische problemen, maar niet bij de andere vormen van problematiek. Het is duidelijk dat de jeugdregio’s te maken hebben met ieder hun eigen uitdagingen op het gebied van problematiek in de jeugdzorg.

5. Bijlagen

5.1 Definities

Definities staan op alfabetische volgorde.

Geregistreerde problematische schulden

Geregistreerde problematische schulden zijn gebaseerd op data uit het CBS dashboard ‘Schuldenproblematiek in Beeld’7). We spreken van geregistreerde problematische schulden wanneer ten minste één persoon in het huishouden voldoet aan ten minste één van de volgende criteria:

  • Volgt een traject bij de Wettelijke Schuldsanering (WSNP);
  • Volgt een bij Bureau Krediet Registratie (BKR) geregistreerd minnelijk traject;
  • Heeft een bij BKR geregistreerde betalingsachterstand; Is in het Centraal Curatele en Bewindregister (CCBR) opgenomen op grond van verkwisting en/of problematische schulden;
  • Heeft ten minste zes maanden de zorgpremie niet betaald;
  • Heeft een betalingsachterstand van een Wet Mulder-boete bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) waarvan de tweede aanmaning ten minste twee maanden openstaat, of zich al in een ernstigere wanbetalersfase bevind. Daarnaast moet het openstaande bedrag in totaal minimaal 50 euro zijn;
  • Heeft langer dan 27 maanden een toeslagschuld van totaal minimaal 50 euro openstaan bij de Belastingdienst;
  • Heeft langer dan 15 maanden een schuld van totaal minimaal 50 euro voor overige belastingaanslagen openstaan bij de Belastingdienst;
  • Heeft een belastingschuld die in de 12 maanden voor het peilmoment oninbaar is geleden;
  • Heeft een betalingsachterstand bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van 3 maanden of langer en van minimaal 270 euro.

Halt (Het Alternatief)

"Lik-op-stuk"-benadering van een strafrechtelijk minderjarige, die met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking komt voor het plegen van bepaalde vormen van licht strafbare feiten. De politie stuurt het dossier niet door naar het Openbaar Ministerie als de betrokken persoon voldoet aan de voorwaarden die Halt oplegt. Feitelijk is het een voorwaardelijk politiesepot. De strafbare feiten die voor een Halt-straf in aanmerking komen zijn vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur.

Jeugdbescherming

Een maatregel die de rechter dwingend oplegt met het doel bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind op te heffen. Een kind of jongere wordt dan 'onder toezicht gesteld' of ‘onder voogdij geplaatst’.

Jeugdbescherming met ondertoezichtstelling

Ondertoezichtstelling is een maatregel waarbij het gezag van de ouders wordt beperkt. Als de ontwikkeling van een kind ernstig bedreigd wordt en ouders de zorg die nodig is om de bedreiging weg te nemen niet of onvoldoende accepteren, dan kan de rechter op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (of in een enkel geval het openbaar ministerie) een ondertoezichtstelling uitspreken. Het kind krijgt dan een jeugdbeschermer toegewezen van een Gecertificeerde Instelling. Deze persoon begeleidt het kind en zijn ouders bij het oplossen van de opvoedingsproblemen. De ouders blijven zelf verantwoordelijk voor de opvoeding, maar hun gezag wordt door de maatregel gedeeltelijk ingeperkt. Zowel ouders als kind zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen die de jeugdbeschermer geeft.

Als de situatie veilig genoeg is, kan het kind thuis blijven wonen. De rechter kan ook besluiten het kind (tijdelijk) uit huis te plaatsen, bijvoorbeeld in een pleeggezin. Een ondertoezichtstelling duurt maximaal een jaar. De rechter kan de duur telkens met (maximaal) een jaar verlengen tot het kind meerderjarig is.

Jeugdbescherming met voogdij

Bij een voogdijmaatregel wordt het gezag over een minderjarige door de rechter toegewezen aan een Gecertificeerde Instelling. Dit kan zijn na een gezagsbeëindigende maatregel of bij kinderen van wie de ouders zijn overleden (waarbij er geen voogd is vastgelegd in het gezagsregister of testament of deze persoon de voogdij niet accepteert). De gezagsbeëindigende maatregel wordt opgelegd als een kind zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder ook in de toekomst niet in staat geacht wordt om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen of als de ouder het gezag misbruikt. In veel gevallen is er al een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing geweest voordat er een gezagsbeëindigende maatregel wordt uitgesproken door de rechter. De gezagsbeëindigende maatregel is in principe een definitieve maatregel die geldt tot het kind 18 jaar is. Het betreft alleen gevallen waarbij de voogdij wordt uitgevoerd door de Gecertificeerde Instelling zelf, waarbij het kind wordt opgevoed in een pleeggezin of tehuis. Situaties waarbij een pleegouder (pleegoudervoogd) of iemand anders die sterk betrokken is bij het kind (burgervoogd), de voogdij overneemt van de Gecertificeerde Instelling, vallen hierbuiten.

Jeugdhulp

Hulp en zorg zoals deze bedoeld en beschreven is in de Jeugdwet. Het betreft hulp en zorg aan jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale en of gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van de jongere, of opvoedingsproblemen van de ouders. De hulp is bedoeld voor kinderen en jongeren tot 18 jaar en kan verlengd worden tot 23 jaar. Als de jongere overnacht bij de jeugdhulpinstelling, het pleeggezin of het gezinshuis, is er sprake van jeugdhulp met verblijf.

Jeugdhulp met verblijf

Hulp en zorg zoals deze bedoeld en beschreven is in de Jeugdwet. Het betreft hulp en zorg aan jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale en of gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van de jongere, of opvoedingsproblemen van de ouders. De jongere verblijft  in een pleeggezin, gezinshuis, leef- of behandelgroep, gesloten afdeling, GGZ-instelling of soortgelijke locaties waar jeugdhulp geleverd wordt. Of anders gezegd, de jongere slaapt formeel niet thuis in het eigen gezin. Dit betekent dat het hier alleen om de verblijfsvormen gaat waarbij er sprake is van een overnachting. Ook verblijf in logeerhuizen, alleen tijdens weekenden of juist door de week, vallen onder jeugdhulp met verblijf.

Jeugdreclassering

Jeugdreclassering is een combinatie van toezicht en begeleiding voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. Bij jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar kan ook het jeugdstrafrecht toegepast worden op grond van het adolescentenstrafrecht, indien het ontwikkelingsniveau van de dader daartoe aanleiding geeft. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringswerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout ingaat. Jeugdreclassering kan worden opgelegd door de kinderrechter of het openbaar ministerie. Jeugdreclassering kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart.

Jeugdregio’s

Voor de goede uitvoering van alle jeugdhulptaken is het nodig dat gemeenten bovenlokaal samenwerken8). De gemeenten hebben daarom 42 samenwerkingsverbanden voor de jeugdhulp ingericht. De taken pleegzorg, crisisopvang en residentiële zorg worden bijna altijd op de schaal van de 42 jeugdregio’s georganiseerd. Om de geografische spreiding van jeugdzorggebruik en bijkomende problematiek te onderzoeken, worden de data in dit onderzoek uitgesplitst naar deze 42 jeugdregio’s.

Jeugdzorg

Het geheel van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering dat onder verantwoordelijkheid van de gemeente wordt uitgevoerd volgens de Jeugdwet.

Laag huishoudinkomen

Er is sprake van een laag huishoudinkomen als het gestandaardiseerde besteedbare huishoudinkomen 0 tot en met 120 procent van de lage inkomensgrens betreft.

Misdrijf

Een misdrijf is een strafbaar feit van de zware soort, als zodanig aangeduid in de strafwetten. Een persoon wordt door de politie als verdachte van een misdrijf geregistreerd wanneer een redelijk vermoeden van schuld aan dat misdrijf bestaat, of wanneer de verdachte is aangehouden en een proces-verbaal van misdrijf is opgemaakt. De delict groepen die worden aangemerkt als misdrijf zijn te vinden op StatLine

Multiproblematiek

Een huishouden heeft te maken met multiproblematiek wanneer ten minste twee van de vijf problemen (psychische problemen, sociaaleconomische problemen, scheiding, aanraking met justitie, slachtoffer van geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf) zich voordoen in een huishouden.

Ondertoezichtstelling

De jeugdbeschermingsmaatregel die het meest wordt ingezet, is de ondertoezichtstelling (OTS). 
Ondertoezichtstelling is een gezagsbeperkende maatregel. Als de ontwikkeling van een kind ernstig bedreigd wordt en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, dan kan de rechter op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of het openbaar ministerie een ondertoezichtstelling uitspreken. Het kind krijgt dan een gezinsvoogd toegewezen van een Gecertificeerde Instelling. Deze persoon begeleidt het kind en zijn ouders bij het oplossen van de opvoedingsproblemen. De ouders blijven zelf verantwoordelijk voor de opvoeding, maar hun gezag wordt door de maatregel gedeeltelijk ingeperkt. Zowel ouders als kind zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen die de gezinsvoogd geeft. In principe blijft het kind thuis wonen. De rechter kan ook besluiten het kind (tijdelijk) uit huis te plaatsen, bijvoorbeeld in een pleeggezin. Een ondertoezichtstelling duurt maximaal een jaar. De rechter kan de duur telkens met (maximaal) een jaar verlengen tot het kind meerderjarig is.

Psychische problemen

Er is sprake van psychische problemen wanneer een lid van het huishouden zorgkosten heeft gemaakt in het kader van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), of wanneer er uitgifte is geweest van psycho(ana)leptica.

Psycho(ana)leptica

Medicijnen uit de groepen psycholeptica of psychoanaleptica (Antipsychotica, Anxiolytica, hypnotica en sedativa, antidepressiva, psychostimulatie, middelen tegen adhd/nootropica, psycholeptica met psychoanaleptica en dementiemiddelen).

Thuiswonend kind

Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen, maar geen pleegkinderen.

Zorgkosten Geestelijke Gezondheidszorg

Dit betreft kosten die in het kader van de zorgverzekeringswet gemaakt zijn voor basis en/of gespecialiseerde (geestelijke gezondheidszorg). Binnen de generalistische basis GGZ vindt behandeling plaats van patiënten met lichte tot matige, niet-complexe psychische problemen of mensen met stabiele chronische problematiek. Binnen de gespecialiseerde GGZ vindt behandeling plaats van patiënten met ernstige of complexe psychische problemen.  Specialistische GGZ omvat GGZ met verblijf, GGZ zonder verblijf geleverd via instellingen, GGZ zonder verblijf geleverd via zelfstandigen, en langdurige GGZ voor specialistische GGZ.  Binnen de GGZ geldt dat de kosten van de diagnose-behandelcombinaties (DBC's) worden toegerekend aan het jaar waarin de DBC werd geopend, ook al speelt een deel van de zorg zich af in het daaropvolgende jaar.

5.2 Bronbestanden

Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG)

De Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) is een registratie waarin gemeentelijke basisgegevens over alle gebouwen en adressen in Nederland zijn verzameld. De BAG bestaat uit twee samenhangende basisregistraties: de Basisregistratie Adressen en de Basisregistratie Gebouwen. De Basisregistratie Adressen bevat alle officiële, als zodanig toegekende, adressen op Nederlands grondgebied. Een adres is de door de bevoegde gemeente toegekende benaming, bestaande uit de naam van een openbare ruimte (straat), een nummeraanduiding (huisnummer en toevoegingen) en woonplaats. Adressen worden toegekend aan adresseerbare objecten uit de Basisregistratie Gebouwen. In de Basisregistratie Gebouwen zijn alle panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen geregistreerd. Deze 'objecttypen' zijn afgebakend en voorzien van een unieke aanduiding. Bepaalde gegevens behorende bij de objecttypen (zoals de oppervlakte en het bouwjaar) zijn ook in de registratie opgenomen. Aan ieder object is minimaal één adres gekoppeld. Daarnaast zijn nevenadressen mogelijk. Aan panden zonder verblijfsobject (zoals onzelfstandige bijgebouwen) wordt geen adres toegekend.

Basis Registratie Personen (BRP)

De Basisregistratie Personen (BRP) is de digitale bevolkingsregistratie van Nederland, en (sinds 2014) de opvolger van de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA). De BRP bevat gegevens over ingezetenen en niet-ingezetenen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bijhouden van de gegevens over ingezetenen. Gegevens over niet-ingezetenen worden bijgehouden door het ministerie van BZK. Elke persoon die naar verwachting ten minste vier maanden rechtmatig in Nederland verblijft, moet ingeschreven worden als ingezetene. Wanneer iemand niet aan deze voorwaarden voldoet maar wel een relatie heeft met de Nederlandse overheid, wordt de persoon ingeschreven als niet-ingezetene. Te denken valt aan mensen die buiten Nederland wonen en hier werken, studeren, onroerend goed bezitten, vanuit Nederland een uitkering genieten, enzovoorts. Ook ingezetenen die naar verwachting ten minste acht maanden buiten Nederland verblijven, worden niet-ingezetene. In de BRP zijn van iedere ingeschrevene gegevens als burgerservicenummer (BSN), geboortedatum, geslacht, geboorteland en woonplaats geregistreerd, van ingezetenen bovendien gegevens over de ouders, partners en kinderen. Voor ingezetenen wordt een adres in Nederland geregistreerd, voor niet-ingezetenen een adres buiten Nederland. Voor meer informatie over de BRP wordt verwezen naar de website van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens http://www.rvig.nl/brp. In dit onderzoek worden alleen de gegevens gebruikt van personen die als ingezetene in de BRP ingeschreven staan of ooit ingeschreven hebben gestaan.

Geregistreerde slachtoffers van een misdrijf

Het CBS ontvangt uit de politieregistraties afgeleide databestanden (bronbestanden). We onderscheiden incidentenbestanden met informatie over de geregistreerde incidenten, bestanden met verdachten van deze incidenten en bestanden met aangevers/slachtoffers van deze incidenten met in de laatste twee bestanden persoons- en procesinformatie. De gegevenslevering vindt plaats via het politie-informatiesysteem GIDS.

Inkomen huishoudens

Het bestand bevat het jaarinkomen van alle huishoudens behorende tot de bevolking van Nederland op 1 januari van het verslagjaar. De belangrijkste berichtgever is de Belastingdienst.

Jeugdzorg

Jeugdzorgtrajecten worden bijeengebracht uit bestanden die door alle aanbieders van jeugdhulp en de gecertificeerde instellingen aan CBS worden geleverd. Gecertificeerde instellingen (GI) voeren jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uit. Per verslagperiode blijkt dat ruim 90 procent van de jeugdzorgaanbieders gegevens aanlevert, waaronder ook alle gecertificeerde instellingen. Er is niet gecorrigeerd voor zorg die ontbreekt doordat berichtgevers niet hebben gereageerd. Voor meer informatie zie hier.

Medicijnen

In dit bestand zijn alle geneesmiddelenverstrekkingen opgenomen die vergoed zijn volgens aanspraak op farmaceutische zorg van de basisverzekering gezondheidszorg per persoon. Ook is het aantal verstrekte gedefinieerde dagdoseringen (DDD's) per verstrekking opgenomen.

Verdachten

Dit bestand bevat vanaf 2010 een selectie uit de registraties van de Nationale Politie, de tien regionale eenheden en de Landelijke Eenheid via de landelijke bevragingsapplicatie BVI. In de periode tussen juni 2008 en december 2009 zijn alle eenheden overgegaan op het systeem Basisvoorziening Handhaving (BVH), waaraan de gegevens voor GIDS en BVI worden onttrokken. Voor 2010 bevat de component gegevens geleverd via GIDS en waren de gegevens afkomstig uit de basisprocessensystemen BPS, Xpol en Genesys. Alle personen worden geregistreerd tegen wie een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf bestaat. Van alle personen is opgenomen hoe vaak en van welk misdrijf ze werden verdacht. Iedere regel vertegenwoordigt een geregistreerde verdachte van misdrijven.

Zorgkosten zorgverzekeringswet (Zvw)

Dit bestand bevat de bij zorgverzekeraars gedeclareerde (en goedgekeurde) zorgkosten, die vallen onder de basisverzekering van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De zorgkosten zijn inclusief de kosten die vanwege het verplicht of vrijwillig eigen risico uiteindelijk door de verzekerden zelf zijn betaald. Niet meegenomen zijn kosten die zijn vergoed door een aanvullende verzekering en eigen bijdragen. De doelpopulatie van dit bestand bestaat uit personen die in het betreffende jaar tenminste een dag in de BRP stonden, die verzekeringsplichtig waren en ook minimaal een dag verzekerd zijn geweest in het jaar.

5.3 Tabellenset

De tabellenset is apart gepubliceerd. Die kunt u hier vinden. Hieronder volgt een opsomming van de tabellen die hierin zijn opgenomen.

Tabel 1 - Huishoudens met jeugdzorg naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 1a - Huishoudens met jeugdzorg zonder thuiswonende kinderen naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 1b - Huishoudens met jeugdzorg met enkel meerderjarige kinderen naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 1c - Huishoudens met jeugdzorg, met minimaal één minderjarig thuiswonend kind naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 2 - Huishoudens met jeugdbescherming naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 2a - Huishoudens met jeugdbescherming zonder thuiswonende kinderen naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 2b - Huishoudens met jeugdbescherming met enkel meerderjarige kinderen naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 2c - Huishoudens met jeugdbescherming, met minimaal één minderjarig thuiswonend kind naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 3 - Huishoudens met jeugdhulp naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 3a - Huishoudens met jeugdhulp zonder thuiswonende kinderen naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 3b - Huishoudens met jeugdhulp met enkel meerderjarige kinderen naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 3c - Huishoudens met jeugdhulp, met minimaal één minderjarig thuiswonend kind naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 4 - Huishoudens met jeugdreclassering naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 4a - Huishoudens met jeugdreclassering zonder thuiswonende kinderen naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 4b - Huishoudens met jeugdreclassering met enkel meerderjarige kinderen naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 4c - Huishoudens met jeugdreclassering, met minimaal één minderjarig thuiswonend kind naar overlap problematiek, 31 december 2021
Tabel 5 - Stapeling problematieken bij huishoudens naar overlap jeugdzorg, 31 december 2021
Tabel 6 - Huishoudens zonder thuiswonende kinderen naar Jeugdregio, 31 december 2021
Tabel 7 - Huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen naar Jeugdregio, 31 december 2021
Tabel 8 - Huishoudens met minimaal één minderjarig thuiswonend kind naar Jeugdregio, 31 december 2021

5.4 Geografische spreiding problematiek bij huishoudens met de jeugdzorg

5.4.1 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met psychische problemen, gezinstype 1
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)31
Friesland (Frysl�n) (JZ)29
Kop van Noord-Holland (JZ)27
Drenthe (JZ)34
West Friesland (JZ)25
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)22
IJsselland (JZ)32
Flevoland (JZ)26
Zaanstreek-Waterland (JZ)18
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)26
Zuid Kennemerland (JZ)29
Noord-Veluwe (JZ)26
Amsterdam-Amstelland (JZ)22
Twente (JZ)28
Haarlemmermeer (JZ)20
Gooi en Vechtstreek (JZ)27
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)26
Holland Rijnland (JZ)29
Utrecht West (JZ)33
Eemland (JZ)24
FoodValley (JZ)29
Utrecht Stad (JZ)30
Zuidoost Utrecht (JZ)35
Haaglanden (JZ)26
Achterhoek (JZ)28
Lekstroom (JZ)26
Midden Holland (JZ)29
Centraal Gelderland (JZ)28
Rijnmond (JZ)23
Rivierenland (JZ)27
Zuid-HollandZuid (JZ)27
Rijk van Nijmegen (JZ)32
Noordoost Brabant (JZ)31
West Brabant Oost (JZ)30
Midden-Brabant (JZ)32
West Brabant West (JZ)30
Noord-Limburg (JZ)26
Zeeland (JZ)28
Zuidoost-Brabant (JZ)32
Zuid-Limburg (JZ)25
Midden-LimburgOost (JZ)25
Midden-LimburgWest (JZ)40

Aandeel huishoudens dat psychische problemen ervaart bij de groep huishoudens zonder thuiswonende kinderen (gezinstype 1) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.2 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met sociaaleconomische problemen, gezinstype 1
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)24
Friesland (Frysl�n) (JZ)21
Kop van Noord-Holland (JZ)20
Drenthe (JZ)24
West Friesland (JZ)17
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)21
IJsselland (JZ)22
Flevoland (JZ)21
Zaanstreek-Waterland (JZ)24
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)20
Zuid Kennemerland (JZ)23
Noord-Veluwe (JZ)14
Amsterdam-Amstelland (JZ)26
Twente (JZ)24
Haarlemmermeer (JZ)23
Gooi en Vechtstreek (JZ)25
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)20
Holland Rijnland (JZ)17
Utrecht West (JZ)24
Eemland (JZ)20
FoodValley (JZ)19
Utrecht Stad (JZ)25
Zuidoost Utrecht (JZ)21
Haaglanden (JZ)22
Achterhoek (JZ)21
Lekstroom (JZ)19
Midden Holland (JZ)14
Centraal Gelderland (JZ)24
Rijnmond (JZ)28
Rivierenland (JZ)22
Zuid-HollandZuid (JZ)17
Rijk van Nijmegen (JZ)25
Noordoost Brabant (JZ)22
West Brabant Oost (JZ)21
Midden-Brabant (JZ)24
West Brabant West (JZ)22
Noord-Limburg (JZ)21
Zeeland (JZ)19
Zuidoost-Brabant (JZ)23
Zuid-Limburg (JZ)29
Midden-LimburgOost (JZ)31
Midden-LimburgWest (JZ)23

Aandeel huishoudens dat sociaaleconomische problemen ervaart bij de groep huishoudens zonder thuiswonende kinderen (gezinstype 1) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.3 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met scheiding, gezinstype 1
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)2
Friesland (Frysl�n) (JZ)2
Kop van Noord-Holland (JZ)4
Drenthe (JZ)3
West Friesland (JZ)5
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)4
IJsselland (JZ)2
Flevoland (JZ)3
Zaanstreek-Waterland (JZ)2
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)4
Zuid Kennemerland (JZ)3
Noord-Veluwe (JZ)5
Amsterdam-Amstelland (JZ)3
Twente (JZ)3
Haarlemmermeer (JZ)3
Gooi en Vechtstreek (JZ)3
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)3
Holland Rijnland (JZ)5
Utrecht West (JZ)4
Eemland (JZ)4
FoodValley (JZ)3
Utrecht Stad (JZ)4
Zuidoost Utrecht (JZ)3
Haaglanden (JZ)2
Achterhoek (JZ)2
Lekstroom (JZ)3
Midden Holland (JZ)
Centraal Gelderland (JZ)2
Rijnmond (JZ)3
Rivierenland (JZ)6
Zuid-HollandZuid (JZ)4
Rijk van Nijmegen (JZ)1
Noordoost Brabant (JZ)4
West Brabant Oost (JZ)6
Midden-Brabant (JZ)6
West Brabant West (JZ)5
Noord-Limburg (JZ)2
Zeeland (JZ)3
Zuidoost-Brabant (JZ)4
Zuid-Limburg (JZ)3
Midden-LimburgOost (JZ)3
Midden-LimburgWest (JZ)5

Aandeel huishoudens dat scheiding heeft ervaren bij de groep huishoudens zonder thuiswonende kinderen (gezinstype 1) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.4 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met aanraking met justitie, gezinstype 1
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)25
Friesland (Frysl�n) (JZ)20
Kop van Noord-Holland (JZ)16
Drenthe (JZ)19
West Friesland (JZ)12
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)21
IJsselland (JZ)21
Flevoland (JZ)21
Zaanstreek-Waterland (JZ)20
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)17
Zuid Kennemerland (JZ)21
Noord-Veluwe (JZ)11
Amsterdam-Amstelland (JZ)32
Twente (JZ)19
Haarlemmermeer (JZ)22
Gooi en Vechtstreek (JZ)22
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)24
Holland Rijnland (JZ)15
Utrecht West (JZ)17
Eemland (JZ)22
FoodValley (JZ)15
Utrecht Stad (JZ)20
Zuidoost Utrecht (JZ)12
Haaglanden (JZ)23
Achterhoek (JZ)17
Lekstroom (JZ)15
Midden Holland (JZ)14
Centraal Gelderland (JZ)25
Rijnmond (JZ)23
Rivierenland (JZ)16
Zuid-HollandZuid (JZ)17
Rijk van Nijmegen (JZ)22
Noordoost Brabant (JZ)18
West Brabant Oost (JZ)18
Midden-Brabant (JZ)20
West Brabant West (JZ)16
Noord-Limburg (JZ)20
Zeeland (JZ)18
Zuidoost-Brabant (JZ)21
Zuid-Limburg (JZ)22
Midden-LimburgOost (JZ)16
Midden-LimburgWest (JZ)20

Aandeel huishoudens dat in aanraking met justitie is gekomen heeft bij de groep huishoudens zonder thuiswonende kinderen (gezinstype 1) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.5 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met slachtoffer in huishouden, gezinstype 1
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)16
Friesland (Frysl�n) (JZ)13
Kop van Noord-Holland (JZ)15
Drenthe (JZ)13
West Friesland (JZ)11
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)18
IJsselland (JZ)13
Flevoland (JZ)16
Zaanstreek-Waterland (JZ)17
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)14
Zuid Kennemerland (JZ)8
Noord-Veluwe (JZ)8
Amsterdam-Amstelland (JZ)16
Twente (JZ)13
Haarlemmermeer (JZ)18
Gooi en Vechtstreek (JZ)12
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)12
Holland Rijnland (JZ)13
Utrecht West (JZ)10
Eemland (JZ)13
FoodValley (JZ)13
Utrecht Stad (JZ)13
Zuidoost Utrecht (JZ)7
Haaglanden (JZ)15
Achterhoek (JZ)13
Lekstroom (JZ)10
Midden Holland (JZ)12
Centraal Gelderland (JZ)15
Rijnmond (JZ)17
Rivierenland (JZ)17
Zuid-HollandZuid (JZ)12
Rijk van Nijmegen (JZ)15
Noordoost Brabant (JZ)12
West Brabant Oost (JZ)13
Midden-Brabant (JZ)15
West Brabant West (JZ)17
Noord-Limburg (JZ)13
Zeeland (JZ)13
Zuidoost-Brabant (JZ)15
Zuid-Limburg (JZ)15
Midden-LimburgOost (JZ)13
Midden-LimburgWest (JZ)19

Aandeel huishoudens dat een slachtoffer van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf heeft bij de groep huishoudens zonder thuiswonende kinderen (gezinstype 1) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.6 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met psychische problemen, gezinstype 2
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)56
Friesland (Frysl�n) (JZ)49
Kop van Noord-Holland (JZ)48
Drenthe (JZ)56
West Friesland (JZ)45
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)49
IJsselland (JZ)52
Flevoland (JZ)50
Zaanstreek-Waterland (JZ)52
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)53
Zuid Kennemerland (JZ)49
Noord-Veluwe (JZ)57
Amsterdam-Amstelland (JZ)43
Twente (JZ)46
Haarlemmermeer (JZ)50
Gooi en Vechtstreek (JZ)48
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)51
Holland Rijnland (JZ)54
Utrecht West (JZ)55
Eemland (JZ)54
FoodValley (JZ)52
Utrecht Stad (JZ)56
Zuidoost Utrecht (JZ)56
Haaglanden (JZ)57
Achterhoek (JZ)51
Lekstroom (JZ)55
Midden Holland (JZ)54
Centraal Gelderland (JZ)53
Rijnmond (JZ)50
Rivierenland (JZ)61
Zuid-HollandZuid (JZ)55
Rijk van Nijmegen (JZ)55
Noordoost Brabant (JZ)55
West Brabant Oost (JZ)50
Midden-Brabant (JZ)53
West Brabant West (JZ)56
Noord-Limburg (JZ)52
Zeeland (JZ)51
Zuidoost-Brabant (JZ)54
Zuid-Limburg (JZ)47
Midden-LimburgOost (JZ)44
Midden-LimburgWest (JZ)53

Aandeel huishoudens dat psychische problemen ervaart bij de groep huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (gezinstype 2) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.7 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met sociaaleconomische problemen, gezinstype 2
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)27
Friesland (Frysl�n) (JZ)20
Kop van Noord-Holland (JZ)24
Drenthe (JZ)23
West Friesland (JZ)23
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)18
IJsselland (JZ)17
Flevoland (JZ)26
Zaanstreek-Waterland (JZ)22
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)18
Zuid Kennemerland (JZ)27
Noord-Veluwe (JZ)13
Amsterdam-Amstelland (JZ)40
Twente (JZ)24
Haarlemmermeer (JZ)20
Gooi en Vechtstreek (JZ)15
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)23
Holland Rijnland (JZ)16
Utrecht West (JZ)23
Eemland (JZ)19
FoodValley (JZ)17
Utrecht Stad (JZ)31
Zuidoost Utrecht (JZ)16
Haaglanden (JZ)29
Achterhoek (JZ)21
Lekstroom (JZ)19
Midden Holland (JZ)24
Centraal Gelderland (JZ)23
Rijnmond (JZ)39
Rivierenland (JZ)15
Zuid-HollandZuid (JZ)23
Rijk van Nijmegen (JZ)20
Noordoost Brabant (JZ)19
West Brabant Oost (JZ)24
Midden-Brabant (JZ)22
West Brabant West (JZ)22
Noord-Limburg (JZ)21
Zeeland (JZ)17
Zuidoost-Brabant (JZ)21
Zuid-Limburg (JZ)30
Midden-LimburgOost (JZ)18
Midden-LimburgWest (JZ)17

Aandeel huishoudens dat sociaaleconomische problemen ervaart bij de groep huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (gezinstype 2) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.8 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met scheiding, gezinstype 2
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)30
Friesland (Frysl�n) (JZ)32
Kop van Noord-Holland (JZ)35
Drenthe (JZ)31
West Friesland (JZ)34
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)32
IJsselland (JZ)29
Flevoland (JZ)30
Zaanstreek-Waterland (JZ)32
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)32
Zuid Kennemerland (JZ)35
Noord-Veluwe (JZ)26
Amsterdam-Amstelland (JZ)32
Twente (JZ)29
Haarlemmermeer (JZ)31
Gooi en Vechtstreek (JZ)29
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)33
Holland Rijnland (JZ)29
Utrecht West (JZ)19
Eemland (JZ)30
FoodValley (JZ)25
Utrecht Stad (JZ)36
Zuidoost Utrecht (JZ)30
Haaglanden (JZ)33
Achterhoek (JZ)32
Lekstroom (JZ)30
Midden Holland (JZ)26
Centraal Gelderland (JZ)36
Rijnmond (JZ)35
Rivierenland (JZ)33
Zuid-HollandZuid (JZ)30
Rijk van Nijmegen (JZ)30
Noordoost Brabant (JZ)34
West Brabant Oost (JZ)38
Midden-Brabant (JZ)33
West Brabant West (JZ)29
Noord-Limburg (JZ)29
Zeeland (JZ)30
Zuidoost-Brabant (JZ)31
Zuid-Limburg (JZ)34
Midden-LimburgOost (JZ)31
Midden-LimburgWest (JZ)30

Aandeel huishoudens dat een scheiding heeft ervaren bij de groep huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (gezinstype 2) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.9 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met aanraking met justitie, gezinstype 2
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)23
Friesland (Frysl�n) (JZ)20
Kop van Noord-Holland (JZ)23
Drenthe (JZ)18
West Friesland (JZ)21
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)22
IJsselland (JZ)27
Flevoland (JZ)25
Zaanstreek-Waterland (JZ)24
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)22
Zuid Kennemerland (JZ)27
Noord-Veluwe (JZ)15
Amsterdam-Amstelland (JZ)34
Twente (JZ)25
Haarlemmermeer (JZ)24
Gooi en Vechtstreek (JZ)19
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)21
Holland Rijnland (JZ)23
Utrecht West (JZ)22
Eemland (JZ)23
FoodValley (JZ)23
Utrecht Stad (JZ)29
Zuidoost Utrecht (JZ)20
Haaglanden (JZ)26
Achterhoek (JZ)22
Lekstroom (JZ)19
Midden Holland (JZ)22
Centraal Gelderland (JZ)23
Rijnmond (JZ)35
Rivierenland (JZ)21
Zuid-HollandZuid (JZ)27
Rijk van Nijmegen (JZ)24
Noordoost Brabant (JZ)26
West Brabant Oost (JZ)26
Midden-Brabant (JZ)28
West Brabant West (JZ)26
Noord-Limburg (JZ)22
Zeeland (JZ)28
Zuidoost-Brabant (JZ)26
Zuid-Limburg (JZ)26
Midden-LimburgOost (JZ)22
Midden-LimburgWest (JZ)16

Aandeel huishoudens dat in aanraking met justitie is gekomen bij de groep huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (gezinstype 2) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.10 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met slachtoffer in huishouden, gezinstype 2
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)15
Friesland (Frysl�n) (JZ)11
Kop van Noord-Holland (JZ)19
Drenthe (JZ)12
West Friesland (JZ)13
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)11
IJsselland (JZ)14
Flevoland (JZ)14
Zaanstreek-Waterland (JZ)15
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)15
Zuid Kennemerland (JZ)11
Noord-Veluwe (JZ)12
Amsterdam-Amstelland (JZ)21
Twente (JZ)12
Haarlemmermeer (JZ)15
Gooi en Vechtstreek (JZ)12
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)18
Holland Rijnland (JZ)11
Utrecht West (JZ)13
Eemland (JZ)10
FoodValley (JZ)16
Utrecht Stad (JZ)14
Zuidoost Utrecht (JZ)12
Haaglanden (JZ)17
Achterhoek (JZ)15
Lekstroom (JZ)8
Midden Holland (JZ)13
Centraal Gelderland (JZ)14
Rijnmond (JZ)19
Rivierenland (JZ)11
Zuid-HollandZuid (JZ)15
Rijk van Nijmegen (JZ)13
Noordoost Brabant (JZ)12
West Brabant Oost (JZ)16
Midden-Brabant (JZ)12
West Brabant West (JZ)14
Noord-Limburg (JZ)15
Zeeland (JZ)12
Zuidoost-Brabant (JZ)15
Zuid-Limburg (JZ)16
Midden-LimburgOost (JZ)15
Midden-LimburgWest (JZ)12

Aandeel huishoudens dat een slachtoffer van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf heeft bij huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (gezinstype 2) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.11 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met psychische problemen, gezinstype 3
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)45
Friesland (Frysl�n) (JZ)44
Kop van Noord-Holland (JZ)40
Drenthe (JZ)47
West Friesland (JZ)42
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)38
IJsselland (JZ)49
Flevoland (JZ)45
Zaanstreek-Waterland (JZ)42
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)42
Zuid Kennemerland (JZ)43
Noord-Veluwe (JZ)50
Amsterdam-Amstelland (JZ)37
Twente (JZ)43
Haarlemmermeer (JZ)41
Gooi en Vechtstreek (JZ)45
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)43
Holland Rijnland (JZ)48
Utrecht West (JZ)49
Eemland (JZ)46
FoodValley (JZ)46
Utrecht Stad (JZ)45
Zuidoost Utrecht (JZ)51
Haaglanden (JZ)44
Achterhoek (JZ)45
Lekstroom (JZ)48
Midden Holland (JZ)45
Centraal Gelderland (JZ)46
Rijnmond (JZ)46
Rivierenland (JZ)47
Zuid-HollandZuid (JZ)45
Rijk van Nijmegen (JZ)46
Noordoost Brabant (JZ)51
West Brabant Oost (JZ)46
Midden-Brabant (JZ)48
West Brabant West (JZ)47
Noord-Limburg (JZ)39
Zeeland (JZ)45
Zuidoost-Brabant (JZ)44
Zuid-Limburg (JZ)46
Midden-LimburgOost (JZ)44
Midden-LimburgWest (JZ)41

Aandeel huishoudens dat psychische problemen ervaart bij de groep huishoudens met ten minste één thuiswonend minderjarig kind (gezinstype 3) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.12 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met sociaaleconomische problemen, gezinstype 3
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)29
Friesland (Frysl�n) (JZ)26
Kop van Noord-Holland (JZ)25
Drenthe (JZ)23
West Friesland (JZ)21
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)19
IJsselland (JZ)20
Flevoland (JZ)28
Zaanstreek-Waterland (JZ)25
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)25
Zuid Kennemerland (JZ)21
Noord-Veluwe (JZ)18
Amsterdam-Amstelland (JZ)35
Twente (JZ)27
Haarlemmermeer (JZ)18
Gooi en Vechtstreek (JZ)19
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)21
Holland Rijnland (JZ)18
Utrecht West (JZ)17
Eemland (JZ)19
FoodValley (JZ)18
Utrecht Stad (JZ)31
Zuidoost Utrecht (JZ)18
Haaglanden (JZ)31
Achterhoek (JZ)22
Lekstroom (JZ)19
Midden Holland (JZ)18
Centraal Gelderland (JZ)24
Rijnmond (JZ)35
Rivierenland (JZ)19
Zuid-HollandZuid (JZ)23
Rijk van Nijmegen (JZ)24
Noordoost Brabant (JZ)20
West Brabant Oost (JZ)20
Midden-Brabant (JZ)22
West Brabant West (JZ)21
Noord-Limburg (JZ)21
Zeeland (JZ)22
Zuidoost-Brabant (JZ)21
Zuid-Limburg (JZ)32
Midden-LimburgOost (JZ)27
Midden-LimburgWest (JZ)22

Aandeel huishoudens dat sociaaleconomische problemen ervaart bij de groep huishoudens met ten minste één thuiswonend minderjarig kind (gezinstype 3) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.13 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met scheiding, gezinstype 3
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)19
Friesland (Frysl�n) (JZ)19
Kop van Noord-Holland (JZ)22
Drenthe (JZ)20
West Friesland (JZ)20
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)19
IJsselland (JZ)17
Flevoland (JZ)19
Zaanstreek-Waterland (JZ)20
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)20
Zuid Kennemerland (JZ)17
Noord-Veluwe (JZ)17
Amsterdam-Amstelland (JZ)18
Twente (JZ)18
Haarlemmermeer (JZ)17
Gooi en Vechtstreek (JZ)17
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)19
Holland Rijnland (JZ)18
Utrecht West (JZ)17
Eemland (JZ)19
FoodValley (JZ)16
Utrecht Stad (JZ)19
Zuidoost Utrecht (JZ)17
Haaglanden (JZ)18
Achterhoek (JZ)18
Lekstroom (JZ)18
Midden Holland (JZ)17
Centraal Gelderland (JZ)20
Rijnmond (JZ)20
Rivierenland (JZ)17
Zuid-HollandZuid (JZ)18
Rijk van Nijmegen (JZ)19
Noordoost Brabant (JZ)19
West Brabant Oost (JZ)19
Midden-Brabant (JZ)20
West Brabant West (JZ)21
Noord-Limburg (JZ)18
Zeeland (JZ)20
Zuidoost-Brabant (JZ)20
Zuid-Limburg (JZ)22
Midden-LimburgOost (JZ)20
Midden-LimburgWest (JZ)20

Aandeel huishoudens dat een scheiding heeft ervaren bij de groep huishoudens met ten minste één thuiswonend minderjarig kind (gezinstype 3) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.14 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met aanraking met justitie, gezinstype 3
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)11
Friesland (Frysl�n) (JZ)12
Kop van Noord-Holland (JZ)10
Drenthe (JZ)10
West Friesland (JZ)10
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)9
IJsselland (JZ)10
Flevoland (JZ)14
Zaanstreek-Waterland (JZ)11
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)11
Zuid Kennemerland (JZ)11
Noord-Veluwe (JZ)9
Amsterdam-Amstelland (JZ)16
Twente (JZ)10
Haarlemmermeer (JZ)10
Gooi en Vechtstreek (JZ)8
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)9
Holland Rijnland (JZ)12
Utrecht West (JZ)9
Eemland (JZ)10
FoodValley (JZ)9
Utrecht Stad (JZ)16
Zuidoost Utrecht (JZ)8
Haaglanden (JZ)15
Achterhoek (JZ)9
Lekstroom (JZ)10
Midden Holland (JZ)11
Centraal Gelderland (JZ)10
Rijnmond (JZ)16
Rivierenland (JZ)11
Zuid-HollandZuid (JZ)12
Rijk van Nijmegen (JZ)10
Noordoost Brabant (JZ)9
West Brabant Oost (JZ)11
Midden-Brabant (JZ)11
West Brabant West (JZ)11
Noord-Limburg (JZ)10
Zeeland (JZ)12
Zuidoost-Brabant (JZ)11
Zuid-Limburg (JZ)13
Midden-LimburgOost (JZ)10
Midden-LimburgWest (JZ)10

Aandeel huishoudens dat in aanraking met justitie is gekomen bij de groep huishoudens met ten minste één thuiswonend minderjarig kind (gezinstype 3) die jeugdzorg ontvangen.

5.4.15 Aandeel huishoudens met jeugdzorg met slachtoffer in huishouden, gezinstype 3
statnaamaandeel (%)
Groningen (JZ)12
Friesland (Frysl�n) (JZ)11
Kop van Noord-Holland (JZ)12
Drenthe (JZ)10
West Friesland (JZ)11
Alkmaar (Noord-Kennemerland) (JZ)9
IJsselland (JZ)9
Flevoland (JZ)13
Zaanstreek-Waterland (JZ)13
Ijmond (Midden-Kennemerland) (JZ)12
Zuid Kennemerland (JZ)9
Noord-Veluwe (JZ)8
Amsterdam-Amstelland (JZ)15
Twente (JZ)10
Haarlemmermeer (JZ)9
Gooi en Vechtstreek (JZ)8
Midden Ijssel / Oost Veluwe (JZ)9
Holland Rijnland (JZ)10
Utrecht West (JZ)8
Eemland (JZ)9
FoodValley (JZ)8
Utrecht Stad (JZ)12
Zuidoost Utrecht (JZ)8
Haaglanden (JZ)14
Achterhoek (JZ)8
Lekstroom (JZ)9
Midden Holland (JZ)9
Centraal Gelderland (JZ)10
Rijnmond (JZ)16
Rivierenland (JZ)9
Zuid-HollandZuid (JZ)11
Rijk van Nijmegen (JZ)10
Noordoost Brabant (JZ)10
West Brabant Oost (JZ)10
Midden-Brabant (JZ)11
West Brabant West (JZ)11
Noord-Limburg (JZ)10
Zeeland (JZ)11
Zuidoost-Brabant (JZ)11
Zuid-Limburg (JZ)12
Midden-LimburgOost (JZ)9
Midden-LimburgWest (JZ)10

Aandeel huishoudens dat een slachtoffer van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf heeft bij de groep huishoudens met ten minste één thuiswonend minderjarig kind (gezinstype 3) die jeugdzorg ontvangen.

7) https://dashboards.cbs.nl/v3/SchuldenproblematiekInBeeld/.
8) https://vng.nl/publicaties/kaart-van-42-jeugdregios.