5. Kenmerken van de baan
Er zijn allerlei verschillen tussen de banen van mannen en vrouwen. Mannen en vrouwen zijn niet gelijk verdeeld over verschillende beroepen en ook werken ze niet hetzelfde aantal uren. Veel vrouwen werken in deeltijd en deeltijdbanen leveren per uur minder op dan voltijdbanen. Beroepen waar veel werknemers in deeltijd werken, zijn relatief vaak beroepen met lage uurlonen. Daarnaast hebben vrouwen binnen bepaalde bedrijfstakken, zoals zorg en welzijn, lager betaalde beroepen dan mannen. Vrouwen in het bedrijfsleven werken het vaakst onder hun niveau. Ten slotte hebben vrouwen minder vaak een leidinggevende positie dan mannen.
5.1 Arbeidsduur
Veel vrouwen werken in deeltijd en deeltijdwerk neemt nog altijd toe. In bedrijfstakken waar veel vrouwen werken, zoals de gezondheidszorg, werken relatief veel mensen in deeltijd. In 2020 werkte 34 procent van de mannen en 81 procent van de vrouwen in het bedrijfsleven in deeltijd (tabel 5.1.1). Bij de overheid werkte 30 procent van de mannen en 69 procent van de vrouwen in deeltijd. Vergeleken met 2008 is deeltijdwerk toegenomen, dit geldt voor mannen en vrouwen en zowel in het bedrijfsleven als bij de overheid.
2008 | 2008 | 2020 | 2020 | ||
---|---|---|---|---|---|
Man | Vrouw | Man | Vrouw | ||
Bedrijfsleven, aantal banen | x 1 000 | 3 584 | 3 085 | 3 612 | 3 365 |
Bedrijfsleven, voltijd | % | 72 | 25 | 66 | 19 |
Bedrijfsleven, deeltijd | % | 28 | 75 | 34 | 81 |
Overheid, aantal banen | x 1 000 | 494 | 511 | 454 | 590 |
Overheid, voltijd | % | 79 | 34 | 70 | 31 |
Overheid, deeltijd | % | 21 | 66 | 30 | 69 |
Deeltijdwerk gemiddeld lagere lonen dan werken in voltijd
Een deeltijdbaan levert, gemiddeld genomen, per uur minder op dan een voltijdbaan. In 2020 verdienden vrouwen met een deeltijdbaan van meer dan 12 uur per week bij de overheid gemiddeld een euro minder (28 euro per uur) dan vrouwen met een voltijdbaan (29 euro per uur). Ook mannen bij de overheid met een deeltijdbaan van meer dan 12 uur in 2020 verdienden gemiddeld een euro per uur minder dan hun fulltime collega’s. Vrouwen bij de overheid met een deeltijdbaan van minder dan 12 uur verdienden echter gemiddeld 6 euro per uur minder dan vrouwen met een voltijdbaan. In het bedrijfsleven was het verschil tussen een voltijdbaan en een deeltijdbaan van meer dan 12 uur voor vrouwen 4 euro. Voor deeltijdbanen van minder dan 12 uur verdienden vrouwen in het bedrijfsleven gemiddeld 10 euro per uur minder.
Bedrijfstakken waar veel werknemers in deeltijd werken zijn relatief vaak bedrijfstakken met lage uurlonen. In de handel en de horeca wordt veel in deeltijd gewerkt en is het gemiddeld uurloon ook laag. In deze bedrijfstakken werken ook veel vrouwen. Bij zowel de horeca als de handel bestaat de grootste groep werknemers uit jonge vrouwen tussen de 15 en 23 jaar met een deeltijdbaan van minder dan 12 uur.
5.2 Beroepsrichting
Eerder werd geïllustreerd dat in sommige bedrijfstakken vooral mannen werkzaam zijn en in andere bedrijfstakken vooral vrouwen. Segregatie is niet alleen zichtbaar tussen, maar ook binnen bedrijfstakken. Zo zijn beroepen op het terrein van haarverzorging, administratief werk en verpleging nog altijd typische vrouwenberoepen. Verdeling van beroepen binnen bedrijfstakken hangt ook weer samen met loonverschillen tussen vrouwen en mannen.
In onderstaande tabellen is het gemiddelde uurloon van mannen en vrouwen weergegeven voor beroepen waarin veel vrouwen werkzaam zijn (tabel 5.2.1) en beroepen waarin veel mannen werkzaam zijn (tabel 5.2.2).
Man | Vrouw | |
---|---|---|
Zorg en welzijn beroepen | 29 | 24 |
Pedagogische beroepen | 28 | 25 |
Dienstverlenende beroepen | 15 | 14 |
Commerciële beroepen | 23 | 16 |
Creatieve en taalkundige beroepen | 26 | 22 |
Man | Vrouw | |
---|---|---|
Technische beroepen | 23 | 20 |
Transport en logistiek beroepen | 16 | 11 |
ICT beroepen | 29 | 27 |
Agrarische beroepen | 16 | 14 |
Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen | 28 | 28 |
Beroepssegregatie pakt ongunstig uit voor vrouwen
Vrouwen werken vaak in de gezondheidszorg en het gemiddelde loon in de gezondheidszorg ligt relatief hoog. In de beroepsgroep ‘zorg en welzijn’ – een typische vrouwenberoepsgroep – is het loonverschil tussen vrouwen en mannen groot. Dit komt door verschillen binnen de gezondheidszorg. Zo werken er in de verpleging relatief veel vrouwen, terwijl de genderverdeling in hogere, specialistische beroepen gelijker is. Ook in de beroepsgroep ‘commerciële beroepen’ is het verschil in beloning tussen mannen en vrouwen groot. Dergelijke beroepssegregatie pakt vaak ongunstig uit voor vrouwen. In alle hierboven genoemde beroepsgroepen verdienen mannen gemiddeld meer dan vrouwen. Bij dienstverlenende beroepen is het loonverschil wel vrij klein. Bij de beroepsgroepen waar veel mannen werkzaam zijn, verdienen mannen ook gemiddeld meer dan vrouwen in die beroepsgroep. Alleen bij Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen is het gemiddelde uurloon gelijk.
5.3 Beroepsniveau
Een goede opleiding is belangrijk, maar voorwaarde voor een goed rendement van een studie is het vinden van een passende baan. In de meeste gevallen zullen mensen met een hbo- of universitaire opleiding hopen een baan te vinden op een (beroeps)niveau dat hierbij aansluit. In de praktijk blijkt dat dit niet altijd het geval is.
Beroepsniveau hangt, net als opleidingsniveau, sterk samen met beloning. Bij de overheid verdienen mannen met een laag beroepsniveau gemiddeld 19 euro per uur, en vrouwen met een laag beroepsniveau 16 euro.
Overheidswerkers met een hoog beroepsniveau verdienen respectievelijk 34 (mannen) en 31 euro (vrouwen) per uur. Onder werknemers in het bedrijfsleven bedraagt het gemiddelde uurloon voor mannen en vrouwen met een laag beroepsniveau respectievelijk 12 en 13 euro per uur. Mannen en vrouwen met een hoog beroepsniveau verdienen in het bedrijfsleven respectievelijk 35 en 29 euro.
Hoogopgeleide vrouw in bedrijfsleven vaak geen baan op hoog niveau
Zonder rekening te houden met andere factoren is het rendement van een opleiding, in termen van het behaalde beroepsniveau, voor overheidspersoneel (tabel 5.3.1) hoger dan voor werknemers in het bedrijfsleven (tabel 5.3.2). Vrouwen in het bedrijfsleven werken relatief het vaakst onder hun niveau.
Beroepsniveau 1 | Beroepsniveau 2 | Beroepsniveau 3 | Beroepsniveau 4 | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|
Man, lager opgeleid | 19 | 55 | 12 | 14 | 100 |
Man, middelbaar opgeleid | 8 | 46 | 21 | 25 | 100 |
Man, hoger opgeleid | 1 | 8 | 13 | 78 | 100 |
Vrouw, lager opgeleid | 12 | 55 | 16 | 17 | 100 |
Vrouw, middelbaar opgeleid | 3 | 46 | 28 | 23 | 100 |
Vrouw, hoger opgeleid | 0 | 7 | 12 | 81 | 100 |
Beroepsniveau 1 | Beroepsniveau 2 | Beroepsniveau 3 | Beroepsniveau 4 | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|
Man, lager opgeleid | 25 | 61 | 8 | 6 | 100 |
Man, middelbaar opgeleid | 8 | 56 | 19 | 17 | 100 |
Man, hoger opgeleid | 2 | 15 | 19 | 64 | 100 |
Vrouw, lager opgeleid | 29 | 60 | 8 | 3 | 100 |
Vrouw, middelbaar opgeleid | 8 | 59 | 24 | 9 | 100 |
Vrouw, hoger opgeleid | 2 | 21 | 24 | 53 | 100 |
5.4 Leidinggeven
Loonongelijkheid wordt vaak geassocieerd met de term ‘glazen plafond’. Deze term duidt op het bestaan van onzichtbare barrières, die ervoor zorgen dat vrouwen worden belemmerd in het verkrijgen van hoge of leidinggevende functies. Het bestaan van dergelijke barrières wordt ondersteund door cijfers over mannen en vrouwen in leidinggevende posities.
Percentage vrouwen onder leidinggevenden neemt toe
Het aandeel vrouwelijke leidinggevenden is sinds 2008 toegenomen, zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven (figuur 5.4.1). Mannen hebben nog wel vaker een leidinggevende functie dan vrouwen. In het bedrijfsleven werd in 2020 1 op de 3 leidinggevende functies bekleed door een vrouw (34 procent). Bij de overheid ligt dit aandeel, met 41 procent, iets hoger.
Overheid (%) | Bedrijfsleven (%) | |
---|---|---|
2008 | 35 | 30 |
2010 | 35 | 31 |
2012 | 36 | 32 |
2014 | 36 | 33 |
2016 | 38 | 33 |
2018 | 40 | 34 |
2020 | 41 | 34 |
Geen loonverschil meer onder leidinggevenden bij de overheid
Bij de overheid deed het loon van vrouwen in leidinggevende posities in 2020 niet meer onder voor dat van mannen. Was dit verschil bij de overheid in 2008 nog 3 euro, in 2020 is er geen verschil meer (figuur 5.4.2). In het bedrijfsleven verdienen vrouwelijke managers duidelijk minder dan hun mannelijke collega’s. Bovendien gaat het verkleinen van dit verschil langzamer. In 2008 bedroeg het verschil 7 euro en in 2020 was dit verschil gedaald tot 6 euro.
Man (euro) | Vrouw (euro) | ||
---|---|---|---|
Overheid | 2008 | 29 | 26 |
Overheid | 2010 | 30 | 27 |
Overheid | 2012 | 31 | 29 |
Overheid | 2014 | 31 | 30 |
Overheid | 2016 | 33 | 32 |
Overheid | 2018 | 33 | 32 |
Overheid | 2020 | 35 | 35 |
Bedrijfsleven | 2008 | 27 | 20 |
Bedrijfsleven | 2010 | 28 | 21 |
Bedrijfsleven | 2012 | 28 | 22 |
Bedrijfsleven | 2014 | 29 | 23 |
Bedrijfsleven | 2016 | 29 | 23 |
Bedrijfsleven | 2018 | 30 | 24 |
Bedrijfsleven | 2020 | 32 | 26 |
5.5 Contractsoort
Het soort contract speelt ook een bepalende rol in het verklaren van de hoogte van het salaris. Mensen met een contract voor bepaalde tijd verdienen gemiddeld minder dan mensen met een contract voor onbepaalde tijd.
Ongecorrigeerd loonverschil naar contractsoort
Bij de overheid is het ongecorrigeerde loonverschil tussen mannen en vrouwen met een contract voor onbepaalde tijd 7 procent in het voordeel van mannen (figuur 5.5.1). Bij de werknemers bij de overheid met een contract voor bepaalde tijd verdienen vrouwen juist 2 procent meer dan mannen. In het bedrijfsleven is het ongecorrigeerde loonverschil tussen mannen en vrouwen met een contract voor bepaalde en onbepaalde tijd even groot: 18 procent.
Ongecorrigeerd loonverschil (%) | ||
---|---|---|
Overheid | Onbepaalde tijd | 7 |
Overheid | Bepaalde tijd | -2 |
Bedrijfsleven | Onbepaalde tijd | 18 |
Bedrijfsleven | Bepaalde tijd | 18 |
Gecorrigeerd loonverschil naar contractsoort
Verschillen in gemiddelde uurlonen naar contractsoort hangen samen met andere factoren, zoals het opleidingsniveau en de leeftijd. Zo hebben jongeren vaker een contract voor bepaalde tijd dan ouderen, vaak omdat zij nog voornamelijk bijbaantjes hebben naast een opleiding.
Om de gecorrigeerde loonverschillen binnen de contractsoorten in beeld te brengen is een regressiemodel geschat met een interactieterm tussen geslacht en contractsoort. Hiervoor is gebruik gemaakt van log-getransformeerde uurlonen. De uitkomst hiervan staat in figuur 5.5.2. De figuur toont dat het gecorrigeerde loonverschil kleiner is bij werknemers met een contract voor bepaalde tijd dan bij werknemers met een contract voor onbepaalde tijd. Bij de overheid is het gecorrigeerde loonverschil tussen mannen en vrouwen met een contract voor bepaalde tijd niet significant. Bij mensen met een contract voor onbepaalde tijd is het gecorrigeerde loonverschil bij de overheid 4 procent en bij het bedrijfsleven 9 procent.
Gecorrigeerd loonverschil (%) | ||
---|---|---|
Overheid | Onbepaalde tijd | 4 |
Overheid | Bepaalde tijd | 2 |
Bedrijfsleven | Onbepaalde tijd | 9 |
Bedrijfsleven | Bepaalde tijd | 3 |
Het gecorrigeerde loonverschil tussen mannen en vrouwen voor mensen met een contract voor bepaalde tijd bij de overheid is niet significant. |