Familiebedrijven in Nederland, 2020

Samenvatting

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft op verzoek van de Tweede Kamer en in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) cijfers samengesteld over familiebedrijven.

In de resultaten van dit onderzoek komen naast het aantal bedrijven, ook cijfers aan bod over het aantal werknemersbanen en kenmerken daarvan, de omzet en toegevoegde waarde. Cijfers worden onder andere uitgesplitst naar bedrijfsgrootte en provincie. Op de CBS website is een aparte tabellenset gepubliceerd als statistische bijlage met het volledige cijfermateriaal van dit onderzoek. 

Een microdatabestand met de populatie familiebedrijven is in CBS Remote Access voor externe onderzoekers beschikbaar.

De belangrijkste uitkomsten uit deze publicatie zijn:

  • Op 1 januari 2020 telde Nederland 285 duizend familiebedrijven.
  • 86 procent van de familiebedrijven was een microbedrijf. Microbedrijven zijn bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen.
  • De meeste familiebedrijven waren volledig in handen van één familie. Bij 24 procent van de familiebedrijven had één eigenaar de volledige zeggenschap over het bedrijf. Bij 68 procent had het bedrijf meerdere eigenaren die samen één familie vormen en zo de volledige zeggenschap hadden.
  • Familiebedrijven zijn ouder dan niet-familiebedrijven. Van de familiebedrijven had 46 procent een leeftijd van 10 tot 30 jaar. 18 procent was 30 jaar of ouder. Ook deze oude familiebedrijven zijn vooral kleine bedrijven. Van de familiebedrijven van 30 jaar of ouder behoorde 77 procent tot het microbedrijf en 18 procent tot het kleinbedrijf (bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen).
  • De meeste familiebedrijven (87 procent) had één generatie van de familie in het bestuur van de onderneming.
  • Familiebedrijven waren in december 2020 goed voor ruim 31 procent van alle werknemersbanen in Nederland.
  • Familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven realiseerden in 2020 456 miljard euro omzet en 115 miljard euro toegevoegde waarde. Dit is 28 procent van de omzet en 29 procent van de toegevoegde waarde in het niet-financiële bedrijfsleven.