Familiebedrijven in Nederland, 2020

4. Familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven

In dit hoofdstuk staan de familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven centraal. Deze selectie uit alle bedrijfstakken2) wordt veel gebruikt bij het maken van bedrijfsstatistieken. Voor een compleet beeld komen een paar vragen uit de vorige hoofdstukken terug, die nu dus gaan over het niet-financiële bedrijfsleven: hoeveel bedrijven zijn er? En hoeveel werknemers hebben zij in dienst? Het grootste deel van het hoofdstuk geeft antwoord op de vraag: hoeveel omzet en toegevoegde waarde realiseerden deze bedrijven?

4.1 Aantal bedrijven

Het niet-financiële bedrijfsleven (ook wel business economy) telde in 2020 ruim 1,2 miljoen bedrijven en instellingen. Daarvan waren er ruim 1 miljoen in familie-eigendom en 139 duizend niet in familie-eigendom. Van de bedrijven in familie-eigendom was het merendeel, 856 duizend, een bedrijf van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon. Ruim 205 duizend bedrijven waren familiebedrijven. De bedrijven en instellingen die niet in familie-eigendom waren, telden ruim 133 duizend niet-familiebedrijven. De resterende 6 duizend betrof instellingen die geen bedrijf waren.

4.2 Werknemersbanen

In het niet-financiële bedrijfsleven zorgden familiebedrijven voor 2,2 miljoen werknemersbanen in december 20203) (zie tabel 4.2.1). Het aandeel van familiebedrijven in het totaal aan werknemersbanen in het niet-financiële bedrijfsleven komt daarmee op ruim 42 procent.

4.2.1 Werknemersbanen1) in het niet-financiële bedrijfsleven, december 2020 (x 1 000)
Bedrijven van ondernemingen-
groepen met
1 werkzaam persoon
Familie-
bedrijven
Niet-familie-
bedrijven
Geen bedrijfTotaal
Bedrijfsgrootte
0-50 werkzame personen73,51 092,4522,713,11 701,6
50-250 werkzame personen531,7603,319,21 154,2
250 of meer werkzame personen597,11 666,9117,62 381,5
Totaal73,52 221,12 792,8149,95 237,3
1) Hiertoe behoren ook de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s).

4.3 Omzet en toegevoegde waarde

In het niet-financiële bedrijfsleven wordt het merendeel van de omzet en toegevoegde waarde gerealiseerd door niet-familiebedrijven 

De bedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven realiseerden 1 616 miljard euro omzet en 395 miljard euro toegevoegde waarde in 2020 (zie figuur 4.3.1). In brede zin werd 547 miljard euro omzet en 153 miljard euro toegevoegde waarde in familie-eigendom gerealiseerd. Het merendeel daarvan, 456 miljard euro omzet en ruim 115 miljard euro toegevoegde waarde, werd gerealiseerd door familiebedrijven. Het grote aantal bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzame persoon (zie hoofdstuk 2) realiseerde zo ruim 90 miljard euro omzet en ruim 37 miljard euro toegevoegde waarde.

De bedrijven en instellingen in het niet-financiële bedrijfsleven die niet in familie-eigendom waren, realiseerden het merendeel van de omzet (1 069 miljard euro) en toegevoegde waarde (242 miljard euro). Niet-familiebedrijven realiseerden daarin 1 056 miljard euro omzet en 232 miljard euro toegevoegde waarde.

4.3.1 Omzet en toegevoegde waarde in het niet-financiële bedrijfsleven, 2020
WerknemersbanenBedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (mld)Familiebedrijven (mld)Niet-familiebedrijven (mld)Geen bedrijf (mld)
Omzet90,6456,11055,813
Toegevoegde waarde37,5115,4232,29,6

Aandeel van familiebedrijven in de omzet en toegevoegde waarde van het niet-financiële bedrijfsleven neemt af naarmate de bedrijfsgrootte toeneemt

Het aandeel van familiebedrijven in de omzet en de toegevoegde waarde was het grootst onder bedrijven met minder dan 50 werkzame personen. Binnen deze groep kwam ruim 44 procent van de omzet voor rekening van familiebedrijven. Omdat familiebedrijven vooral microbedrijven zijn (zie paragraaf 2.2) neemt dit aandeel af naarmate de grootte van het bedrijf toeneemt. Een groot deel van de omzet en toegevoegde waarde wordt door grotere niet-familiebedrijven gerealiseerd (zie tabel 4.3.2).

4.3.2 Omzet en toegevoegde waarde in het niet-financiële bedrijfsleven, 2020 (mln euro)
Bedrijven van ondernemingen-
groepen met
1 werkzaam persoon
Familie-
bedrijven
Niet-familie-
bedrijven
Geen bedrijfTotaal
Omzet
0-50 werkzame personen90 604248 423214 9113 474557 413
50-250 werkzame personen0112 607347 7255 252465 584
250 of meer werkzame personen095 123493 1664 309592 597
Totaal90 604456 1531 055 80213 0351 615 594
Toegevoegde waarde
0-50 werkzame personen37 54368 03248 4011 786155 762
50-250 werkzame personen026 46863 8042 47692 748
250 of meer werkzame personen020 943120 0385 323146 305
Totaal37 543115 443232 2449 586394 816

Familiebedrijven zorgen voor 61 procent van de toegevoegde waarde in de horeca

In de horeca en de autohandel en -reparatie was het aandeel van familiebedrijven in de toegevoegde waarde het grootst (zie figuur 4.3.3). In deze bedrijfstakken realiseerden familiebedrijven grofweg 60 procent van de toegevoegde waarde. Familiebedrijven realiseerden bijna de helft van de toegevoegde waarde in de bouwnijverheid. In de bedrijfstak informatie en communicatie was het aandeel toegevoegde waarde van familiebedrijven met bijna 14 procent het kleinst.

4.3.3 Toegevoegde waarde in het niet-financiële bedrijfsleven naar bedrijfstak, 2020
BedrijfstakBedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (%)Familiebedrijven (%)Niet-familiebedrijven en geen bedrijf (%)
Horeca7,160,532,4
Autohandel en -reparatie8,460,431,2
Bouwnijverheid204931
Detailhandel (niet in auto's)4,844,350,9
Verhuur en overige zakelijke diensten6,834,259
Vervoer en opslag5,731,363
Groothandel en handelsbemiddeling5,129,965
Industrie2,125,672,3
Specialistische zakelijke diensten25,819,654,6
Informatie en communicatie10,313,875,9

Familiebedrijven met één eigenaar hebben het grootste aandeel in de omzet en toegevoegde waarde van familiebedrijven

Minstens 61 procent van de omzet en ruim 66 procent van de toegevoegde waarde van familiebedrijven werd in volledig eigendom gerealiseerd. Ruim 6 procent van de omzet en ruim 7 procent van de toegevoegde waarde van familiebedrijven werd gerealiseerd bij bedrijven met één eigenaar. Familiegeleide ondernemingen waren goed voor bijna 55 procent van de omzet en ruim 59 procent van de toegevoegde waarde. De familiegecontroleerde ondernemingen realiseerden 32 procent van de omzet en 27 procent van de toegevoegde waarde (zie figuur 4.3.4).

4.3.4 Omzet en toegevoegde waarde familiebedrijven naar zeggenschap, 2020
 Enig eigenaar (%)Familiegeleide onderneming (%)Familiegecontroleerde onderneming (%)Niet met zekerheid vast te stellen (%)
Omzet6,354,831,97,0
Toegevoegde waarde7,359,327,26,3

Familiebedrijven in omzet en toegevoegde waarde van belang voor Overijssel, Drenthe, Friesland en Gelderland

In Overijssel leverden vestigingen van familiebedrijven relatief de grootste bijdrage aan de omzet (43 procent) en toegevoegde waarde (39 procent) in het niet-financiële bedrijfsleven. Ook in Drenthe, Friesland en Gelderland werd meer dan 35 procent van de toegevoegde door vestigingen van familiebedrijven gerealiseerd. In Noord Holland was de bijdrage van familiebedrijven aan de omzet en toegevoegde waarde met, in die volgorde, ruim 17 procent en bijna 20 procent relatief het kleinst.

4.3.5 Omzet familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven per provincie, 2020
ProvincieStatCode
Groningen (provincie)27,9
Friesland39,3
Drenthe39,5
Overijssel43,2
Flevoland34,6
Gelderland38,7
Utrecht (provincie)31,4
Noord-Holland17,5
Zuid-Holland24
Zeeland37,4
Noord-Brabant32,1
Limburg29,3

4.3.6 Toegevoegde waarde familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven per provincie, 2020
ProvincieStatCode
Groningen(provincie)27,5
Friesland35,9
Drenthe36,8
Overijssel39,2
Flevoland34,3
Gelderland36,2
Utrecht (provincie)26,3
Noord-Holland19,7
Zuid-Holland31,4
Zeeland34,6
Noord-Brabant28,6
Limburg31,1

2) De landbouw, bosbouw en visserij, de financiële dienstverlening, het onderwijs, de gezondheids- en welzijnszorg, cultuur, sport en recreatie, belangen- en hobbyverenigingen en overige persoonlijke dienstverlening behoren niet tot het niet-financiële bedrijfsleven.
3) Omdat het niet-financiële bedrijfsleven een deel is van alle bedrijven en instellingen is dit aantal dus lager dan gerapporteerd in hoofdstuk 3.