Auteur: Hans Schmeets
De inzet van vrijwilligers in Heerlen en het Heitje

5. Conclusies en discussie

In het eerste essay over het vrijwilligerswerk is ingegaan op mogelijke oorzaken van het geringe animo van de Heerlenaren om zich als vrijwilliger in te zetten voor organisaties en verenigingen. Heerlen nam de laagste positie in op de ranglijst van 51 gemeenten. In het onderhavige essay, nummer 11 in de reeks, is aangetoond dat dit beeld niet verandert indien het aantal gemeenten wordt uitgebreid tot 75, waarbij twee recente jaren zijn toegevoegd: in Heerlen doen 3 van de 10 burgers vrijwilligerswerk, terwijl dat in diverse andere steden dubbel zoveel is. En zelfs indien rekening wordt gehouden met de verschillen in samenstelling van de gemeenten, zoals het opleidingsniveau, het inkomen, en de leeftijd, dan blijft Heerlen onderaan op de trede van de vrijwilligersladder staan. Tevens is toegelicht dat er binnen Nederland, niet alleen tussen steden, maar ook tussen regionale gebieden grote verschillen zijn in het aandeel dat zich als vrijwilliger inzet voor bijvoorbeeld de school, de zorg, de cultuur, de politiek en de kerk. Daaruit komt specifiek naar voren dat Zuid-Limburg het laagste aandeel vrijwilligers heeft van de 40 regionale gebieden: geen enkele regio heeft, zoals Zuid-Limburg, minder dan 4 op de 10 vrijwilligers. Dus Heerlen staat wat dat betreft niet alleen. Maar toch heeft Heerlen een duidelijke achterstand op de twee andere grote steden in het zuiden van Limburg: Sittard-Geleen volgt op 5 procentpunt en Maastricht op 9 procentpunt. Dit vraagt om verklaringen, om oorzaken, om dieper gravende en aanvullende analyses.

Een aanvulling biedt het overzicht van de soorten organisaties waar de vrijwilliger actief is. Heerlen heeft op vrijwel alle gebieden een achterstand ten opzichte van het landelijke gemiddelde in de periode 2012 tot 2022. Maar vooral geldt dit voor het vrijwilligerswerk op de terreinen van religie, sport, cultuur, en scholen waar landelijk het aandeel vrijwilligers meer dan dubbel zoveel is als in Heerlen. De uitzondering is de vrijwillige inzet voor organisaties die zich richten op de verzorging of verpleging zoals de bejaardenzorg, kinderopvang en ziekenbezoek. Dit doet vermoeden dat het in Heerlen niet bovengemiddeld schort aan het geven van hulp aan anderen buiten organisaties om. Echter bij deze ‘informele hulp’ staat Heerlen ook onderaan op plek 2: waar landelijk 34 procent in een periode van vier weken dergelijke hulp geeft, blijft dat in Heerlen beperkt tot 27,6 procent (zie essay 9, Schmeets, 2022).

Een andere aanvulling biedt het noord-zuid onderscheid. In het eerder verschenen essay over vrijwilligerswerk (Schmeets, Exel, Ten Westenend en Martens, 2021) werd er reeds op gewezen dat in Heerlen-noord veel minder mensen actief zijn als vrijwilliger dan in Heerlen-zuid. De samenstelling van beide gebieden is nader bekeken. Zo wonen in het zuidelijke deel meer mensen met een hoger inkomen en met een hogere opleiding dan in het noordelijke deel. Maar het gelijkschakelen van beide gebieden op deze en andere sociaaleconomische en demografische factoren zorgde slechts voor een beperkte reductie van de kloof in de vrijwilligersdeelname. Dat Heerlen, en daarbinnen vooral in Heerlen-noord, minder vrijwilligers actief zijn behoeft wel een nuancering. De vrijwilligers in Heerlen zijn gemiddeld 5,2 uur per week actief, en dat is hoger dan het landelijke gemiddelde dat iets meer dan 4 uur is (Arends, 2021). En hoewel in het noordelijke deel veel minder vrijwilligers worden aangetroffen dan in het zuidelijke deel, spenderen de vrijwilligers in Heerlen-noord daar wel meer tijd aan: wekelijks 6,2 versus 4,1 uur in het zuidelijke deel. Dat kan samenhangen met het soort vrijwilligerswerk: bepaalde activiteiten vergen minder tijd dan andere.

De discrepantie in het aandeel vrijwilligers tussen de twee gebieden was echter niet meer te zien in 2022. Terwijl in het zuidelijke deel het aandeel vrijwilligers afnam, was dat niet het geval in het noordelijke gebied. Bij deze constatering is een aantal kanttekeningen geplaatst. Zo is de groep die in 2022 heeft meegedaan aan het onderzoek een minder goede afspiegeling van de bevolking dan in 2020, waardoor het aandeel vrijwilligers is overschat. Dat hoeft echter niet te betekenen dat daardoor ook de kloof tussen de beide deelgebieden in het vrijwilligerswerk wordt gedicht. Het kan ook een daadwerkelijke reductie zijn, die misschien tijdelijk van aard is vanwege de effecten van corona. Om daar iets meer grip op te krijgen is specifiek gekeken naar de ontwikkelingen bij de diverse organisaties waar vrijwilligers actief zijn. Is het bijvoorbeeld zo dat in het zuidelijke deel vrijwilligers zich inzetten voor organisaties die getroffen zijn door de maatregelen om de crisis tegen te gaan, zoals sportclubs, scholen, en de culturele sector? Zoals vermeld, waren in 2021 vooral minder vrijwilligers voor scholen, jeugdwerk en culturele organisaties (Arends en Tummers, 2022). Alleen bij het vrijwilligerswerk voor scholen is een duidelijke afname in Heerlen te zien. Het vrijwilligerswerk is met de helft gereduceerd, en de daling heeft vooral in Heerlen-zuid plaatsgevonden. En ook bij het vrijwilligerswerk voor culturele organisaties is er in Heerlen-zuid een afname. De landelijke vrijwillige inzet voor sportverenigingen zakte maar beperkt in, en dat zien we ook in Heerlen. Maar het verschil tussen de beide stadgebieden nam wel toe: van 3 naar 7 procentpunt, vooral door de toename in het zuidelijke stadsgebied. Verder valt op dat in 2022 in Heerlen-noord op diverse andere terreinen meer vrijwilligerswerk wordt gedaan dan in Heerlen-zuid, zoals in de sociale hulpverlening, de kerk, en natuur en milieu. Dat zou ook kunnen duiden op een mogelijk effect van het Heerlen-noord programma waar vanaf 2021 diverse initiatieven zijn opgestart om de leefsituatie te verbeteren.

De vergelijking tussen het onderzoek in 2020 en 2022 is er op gericht om na te gaan of het Heerlens Heitje de sociale cohesie en het welzijn van de burgers heeft bevorderd. Voor deze onderzoeksopzet is gekozen nog voordat er sprake was van de Covid-19 pandemie. De afgelopen jaren stonden, en staan nog, in het teken van de Covid-19 pandemie. De gevolgen voor de samenleving waren groot. Het legde vooral een wissel op de sociale contacten door de maatregelen die werden getroffen, zoals het vermijden van fysieke sociale contacten, met als doel om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Statistieken leren inmiddels dat er in deze periode soms forse verschuivingen optraden in diverse aspecten van de leefsituatie. Grofweg zien we dat vanaf het tweede kwartaal van 2020, dus het begin van de crisis, het meedoen met de samenleving daalde (Schmeets, 2022). Zo namen de sociale contacten af, was er minder activiteit in het verenigingsleven, en daalde het aantal vrijwilligers. In dit perspectief dienen ook de verschuivingen in Heerlen geplaatst te worden. Bovendien dient rekening gehouden te worden met selectie-effecten bij de vergelijking van de 1103 personen die in 2020 hebben meegedaan aan het onderzoek en de 619 personen die ook in 2022 antwoorden op de vragenlijst hebben gegeven. Een betere vergelijking is om alleen te kijken naar de groep van 619 personen om de ontwikkeling van het vrijwilligerswerk in beeld te brengen. Dan blijkt dat tussen de beide meetmomenten het aandeel vrijwilligers is afgenomen van 40 naar 32 procent. En tevens wordt de selectiviteit zichtbaar. Immers: op basis van de 1103 personen zouden 3 op de 10 personen in 2020 hebben gerapporteerd dat ze ‘in de afgelopen 12 maanden’ vrijwilligerswerk hebben gedaan, terwijl onder de selectie van 619 personen er 4 op de 10 zich als vrijwilliger hebben ingezet. Deze afname op basis van alleen de personen die in beide jaren hebben meegedaan van 8 procentpunt past in het beeld van de landelijke cijfers want daar is ook sprake van een afname: vlak voor de crisis stond nog 48 procent te boek als vrijwilliger. Daarna daalde dit tot 39 procent in 2021.

We kunnen dus constateren dat Heerlen relatief weinig vrijwilligers heeft: dat was al zo voor de periode 2012-2019, en de uitbreiding van deze periode tot 2022 doet daar niets aan af. Verder is, met de nodige mitsen en maren, tussen 2020 en 2022 het aandeel vrijwilligers in Heerlen conform de landelijke trend gedaald. En deze daling vond vooral plaats in Heerlen-zuid, waarmee de voorsprong op Heerlen-noord is verdwenen. Gelet op de soorten vrijwilligerswerk, zoals de afname van de vrijwillige inzet in het onderwijs, duidt dit er op dat een van de mogelijke oorzaken de corona-crisis is. En ook mogelijk is dat vooral het zuidelijke stadsdeel wederom meer vrijwilligers zal aantrekken nu de samenleving, eind 2022,  weer grotendeels open is, en de kloof met Heerlen-noord wederom zichtbaar wordt.

Dat Heerlen een duidelijke achterstand heeft in de vrijwillige inzet, blijkt eens te meer door Heerlen te vergelijken met 75 andere grote gemeenten. Inmiddels is meer bekend over Heerlen zoals het lage vertrouwen in en de geringe binding met de samenleving. In vervolgessays worden, op basis van de aanvullende gegevens, ook deze aspecten belicht waarbij tevens de relaties worden gelegd met het vrijwilligerswerk.