Auteur: Hans Schmeets
De inzet van vrijwilligers in Heerlen en het Heitje

4. Vrijwilligerswerk in Heerlen 2020 en 2022

In het eerder verschenen essay werd ingegaan op het vrijwilligerswerk in Heerlen in de periode april tot september 2020. Daar kwam naar voren dat Heerlen weinig vrijwilligers heeft: 30,9 procent had zich in een periode van 12 maanden ingezet als vrijwilliger voor een organisatie. Op basis van dat aanvullende onderzoek in Heerlen bleek ook dat er in 2020 forse verschillen bestaan tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid: waar in het zuidelijke gebied het aandeel vrijwilligers met 39 procent niet ver achter liep op het landelijke gemiddelde (42 procent), was dit wel met 26 procent het geval voor het noordelijke gebied (zie figuur 4.1). Dit duidt op een tweedeling, waarbij de deelname in het zuidelijke deel anderhalf keer zo groot bleek ten opzichte van het noordelijke deel1).

Aanvullend op het aantal personen dat vrijwilligerswerk heeft gedaan, wordt ingegaan op hoeveel tijd vrijwilligers gemiddeld spenderen aan het vrijwilligerswerk. In Heerlen was dat in 2020 gemiddeld 5,2 uur per week (zie figuur 4.1). En dat is hoger dan het landelijke gemiddelde dat iets meer dan 4 uur is (Arends, 2021). Maar bovendien is dit niet gelijk verdeeld over de beide stadsdelen: in Heerlen-noord was dat 6,2 uur en in Heerlen-zuid 4,1 uur. Dus zien we dat er in Heerlen-noord veel minder mensen als vrijwilliger actief zijn dan in Heerlen-zuid, maar degenen die zich in het noordelijke gebied inzetten voor organisaties en verenigingen stoppen daar gemiddeld wel meer tijd in dan in het zuidelijke gebied.

4.1 Vrijwilligerswerk en uren vrijwilligerswerk per week, 2020
 Vrijwilligers (% en uren)Uren vrijwilligerswerk per week (% en uren)
Heerlen-noord26,06,2
Heerlen-zuid39,24,1
Heerlen30,95,2
 

Tevens werd in het eerder verschenen essay vastgesteld op welke terreinen het vrijwilligerswerk tussen de beide stadsdelen verschilt. In Heerlen-zuid werd meer vrijwilligerswerk dan in Heerlen-noord gedaan voor scholen, verzorging, sportclubs, culturele verenigingen, hobbyclubs, sociale hulpverlening en wonen. Geen verschillen waren er tussen zuid en noord op de gebieden jeugdwerk, kerken, vakbond of bedrijfsorganisatie, politiek, wijk of buurt en overige organisaties. Rekening houdend met de verschillen in de bevolkingssamenstelling, zoals opleidingsniveau en inkomen, resteerden alleen verschillen op de gebieden school, verzorging, cultuur, hobby en wonen.

In 2022 is dezelfde groep die in 2020 heeft meegedaan aan het onderzoek, en destijds aangaf nogmaals te willen meedoen, benaderd met een vrijwel identieke vragenlijst. Uiteindelijk hebben 619 personen meegedaan. Van deze groep heeft 32 procent zich ingezet als vrijwilliger. Dat zou betekenen dat er geen verschuivingen zijn opgetreden in het aandeel vrijwilligers tussen de periode april tot september 2020 (31 procent vrijwilligers), en januari tot mei 2022 (32 procent). Aangezien gevraagd is naar het vrijwilligerswerk in de ‘afgelopen 12 maanden’ heeft 2020 grotendeels betrekking op de periode voorafgaande aan de Covid-19 crisis, terwijl de antwoorden die in het begin van 2022 zijn gegeven in het geheel van toepassing zijn op de periode waarin sprake was van forse maatregelen om de crisis in te dammen. Dat er tussen beide meetmomenten geen afname is te zien, zou dus opmerkelijk zijn en niet passen in de landelijke ontwikkeling. Echter, er zijn belangrijke methodologische kanttekeningen te plaatsen bij deze vergelijking.

Niet alleen de effecten van de pandemie op het aandeel vrijwilligers, maakt een vergelijking tussen 2020 en 2022 lastig. Er kan ook sprake zijn van zogenoemde selectiviteit. Uit de studie van Brehm kwam de relatie tussen het meedoen met enquêtes en het stemmen bij verkiezingen naar voren: mensen die gaan stemmen zijn oververtegenwoordigd, en de niet-stemmers ondervertegenwoordigd (Brehm, 1993). Dit blijkt ook uit de kiezersonderzoeken in Nederland (zie b.v. Schmeets en van den Brakel, 2015). Denkbaar is dat mensen die vrijwilligerswerk doen, ook vaker hebben meegedaan aan het onderzoek. En derhalve dat, door de selectieve uitval, het aandeel vrijwilligers wordt overschat in 2022. Een betere vergelijking is dan om voor beide meetmomenten alleen te kijken naar de groep van 619 personen om de ontwikkeling van het vrijwilligerswerk in beeld te brengen. Dan blijkt dat tussen de beide meetmomenten het aandeel vrijwilligers is afgenomen van 40 naar 32 procent. Dit past in het beeld van de landelijke cijfers waar ook sprake is van een afname. En tevens wordt de selectiviteit zichtbaar. Immers: op basis van de 1103 personen zouden 3 op de 10 personen in 2020 hebben gerapporteerd dat ze ‘in de afgelopen 12 maanden’ vrijwilligerswerk hebben gedaan, terwijl onder de selectie van 619 personen er 4 op de 10 zich als vrijwilliger hebben ingezet.

Op basis van deze 619 personen, die dus zowel in 2020 als in 2022 aan het onderzoek hebben meegewerkt, kunnen tevens andere verschuivingen in kaart gebracht worden. Een voorbeeld daarvan is de verandering van de groep die in 2020 aangaf vrijwilligerswerk te hebben gedaan, maar dat niet meer deed in 2022. Van de groep die in 2020 heeft aangegeven zich minstens een keer in het afgelopen jaar te hebben ingezet als vrijwilliger, daarvan heeft 59 procent ook in 2022 vrijwilligerswerk gedaan terwijl 41 procent is afgehaakt. Als er echter in 2020 geen vrijwilligerswerk is uitgevoerd, dan is de kans klein dat dit wel in 2022 is gebeurd: slechts 1 op de 7 verandert van geen naar wel vrijwilligerswerk. Per saldo neemt, zoals al vermeld, het vrijwilligerswerk in Heerlen tussen de beide jaren af van 40 naar 32 procent, met de kanttekening dat beide percentages zijn overschat als gevolg van de selectiviteit.

Er is nog een kanttekening te plaatsen bij de vergelijking van de cijfers van beide jaren. In 2022 is de vragenlijst iets aangepast (zie kader en bijlage). Er is niet meer gevraagd naar het terrein ‘wonen’ en de twee terreinen ‘vakbond’ en ‘politiek’ zijn samengevoegd. Daarvoor in de plaats is het terrein ’Natuur en milieu’ en ‘vluchtelingen en mensenrechten’ opgenomen. Hoewel het niet aannemelijk is dat dit gevolgen heeft voor het totale aantal vrijwilligers, in beide jaren wordt gevraagd naar 12 soorten organisaties en verenigingen aangevuld met ‘andere organisaties’, is het vergelijken van de separate 13 soorten organisaties lastig. Tegen deze achtergrond leren de cijfers dat er een aantal verschuivingen is opgetreden tussen de gegevens die in 2020 van april tot september zijn verzameld, en de gegevens van januari tot mei 2022. Aangezien de vragen naar vrijwilligerswerk betrekking hebben op 12 maanden die aan het invullen van de vragenlijst vooraf gingen, hebben de cijfers van 2020 vooral betrekking op de periode voor de corona-pandemie, en die van 2022 tijdens de coronapandemie. De vergelijking van de mensen die in 2020 hebben meegedaan (in totaal 1103) en de groep die vervolgens ook in 2022 de vragenlijst heeft ingevuld (in totaal 619) leert dat in Heerlen op sommige terreinen een afname heeft plaatsgevonden, en op andere terreinen een toename. Zo is het vrijwilligerswerk voor de jeugd- en buurthuiswerk en voor een school gedaald. Bij andere vormen is het vrijwilligerswerk toegenomen, zoals voor een levensbeschouwelijke organisatie, en activiteiten voor een wijk of buurt. Zoals we bij het percentage vrijwilligers hebben gezien, is er sprake is van selectiviteit. Degenen die vrijwilligerswerk doen, doen in 2022 ook vaker mee aan het onderzoek. Dat zien we ook terug bij de vrijwilligers voor de specifieke organisaties. Soms is dat zelfs meer dan 1 procentpunt, zoals bij ‘verzorging’ (van 4,8 naar 6,0 procent), ‘ wijk of buurt’ (van 2,8 naar 4,2 procent), en ‘ andere organisatie’ (van 3,4 naar 4,8 procent). Dit betekent dat indien louter de groep die aan beide onderzoeken heeft meegedaan in 2020 en 2022 wordt vergeleken dat dan de afnames nog iets groter worden, en de stijgingen minder groot.

Daarnaast is te zien dat vooral in Heerlen-zuid het vrijwilligerswerk is afgenomen. Een voorbeeld daarvan is de vrijwillige inzet voor een school zoals in het schoolbestuur en een oudercommissie: waar in 2020 nog 9 procent actief was, is dit in 2022 gedaald naar 3 procent. Dit doet vermoeden dat hierbij het corona-effect een rol speelt en dat dit vooral geldt voor Heerlen-zuid. Tevens is in Heerlen-noord het vrijwilligerswerk voor een kerk en in de sociale hulpverlening toegenomen, terwijl dat in Heerlen-zuid niet is veranderd.

4.2 Vrijwilligerswerk naar organisaties, 2020
2020 (n=1103) 2020 (n=619)
Heerlen-noordHeerlen-zuidHeerlenSign. Heerlen-noordHeerlen-zuidHeerlenSign.
% %
Jeugdwerk4,94,34,7 5,25,25,2
School4,88,56,1* 4,99,06,6*
Verzorging3,47,14,8** 4,78,06,0T
Sportvereniging4,77,55,7T 5,48,86,7T
Culturele verenigingen2,75,43,7* 2,96,14,2T
Hobbyvereniging2,65,03,5* 2,95,94,1T
Levensbeschouwelijke organisatie 2,12,92,4 2,62,42,5
Sociale hulpverlening0,72,11,2* 0,72,31,4
Wijk of buurt2,13,82,8 4,04,44,2
Vakbond of bedrijfsorganisatie 1,52,71,9 2,62,52,6
Politieke organisatie 0,90,40,7 1,60,61,2
Wonen1,23,72,1** 2,22,82,4
Andere organisatie2,94,33,4 3,86,44,8
T p < 0,1; * p < 0,05; ** p < 0,01; *** p < 0,001.

4.3 Vrijwilligerswerk naar organisaties, 2022 (n=619)
Heerlen-noordHeerlen-zuidHeerlenSign.
%
Jeugdwerk1,92,72,3
School3,33,13,2
Verzorging4,94,64,7
Sportvereniging3,610,36,2***
Culturele verenigingen2,93,63,2
Hobbyvereniging2,64,13,2
Levensbeschouwelijke organisatie 5,42,24,2T
Sociale hulpverlening5,22,34,0T
Wijk of buurt6,43,65,3
Vakbond of politiek 1,81,31,6
Natuur en milieu3,40,92,4*
Vluchtelingen en mensenrechten2,10,61,5
Andere organisatie6,15,96,0
T p < 0,1; * p < 0,05; ** p < 0,01; *** p < 0,001.

1) De indelingen zijn gebaseerd op het Rijksprogramma ‘Heerlen-Noord’ waartoe ook de zuidelijk gelegen buurt ‘Eikenderveld’ bij Heerlen-stad noord wordt geschaard. Heerlen-Zuid bestaat op deze manier uit de gebieden Heerlerbaan en Heerlen-stad zuid, terwijl Heerlen-Noord gevormd wordt door de combinatie van Hoensbroek, Heerlerheide en Heerlen-stad noord.