Auteur: Hans Schmeets, Jeanet Exel

De Heitjes en de politieke betrokkenheid in Heerlen

Over deze publicatie

Uit eerdere essays kwam naar voren dat, gemiddeld in de periode 2012 tot 2020, in Heerlen het wantrouwen tussen de burgers groot is en dat er weinig vertrouwen is in de politiek. Tevens is het aantal sociale contacten met familie, vrienden en goede kennissen, lager dan gemiddeld, terwijl het burencontact wel spoort met het landelijke beeld. Ook op andere terreinen is de maatschappelijke betrokkenheid gering. Zo heeft, ten opzichte van 50 grote gemeenten, Heerlen het laagste aandeel vrijwilligers, en is er relatief weinig betrokkenheid bij het verenigingsleven. In dit essay gaan we in op een ander onderdeel van de participatie: de politieke betrokkenheid. Meer specifiek wordt beschreven in welke mate de inwoners van Heerlen politiek geïnteresseerd zijn, stemmen bij verkiezingen, en meedoen met acties om de politiek te beïnvloeden.
In Heerlen zegt 47 procent tamelijk tot zeer geïnteresseerd te zijn in politieke onderwerpen. Landelijk heeft 50 procent interesse voor de politiek. Verder geeft 74 procent te kennen dat ze gestemd hebben voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 of 2017. Dat is een stuk lager dan de 81 procent landelijk gerapporteerde opkomst. Daarnaast geeft 40 procent van de Heerlenaren aan dat ze hebben deelgenomen aan minstens één politieke actie om de politiek te beïnvloeden, zoals een demonstratie, het ondertekenen van een petitie of het deelnemen aan een hoorzitting. Ook dit aandeel ligt onder het landelijke gemiddelde van 45 procent. Voor een deel houdt dit verband met de demografische en sociaaleconomische positie van Heerlenaren, zoals een lager dan gemiddeld opleidingsniveau. Indien hiervoor wordt gecorrigeerd, dan neemt Heerlen posities in die vergelijkbaar zijn met de landelijke gemiddelden.
Aanvullend onderzoek, uit 2020, leert dat in Heerlen-noord burgers beduidend minder politiek betrokken zijn dan in Heerlen-zuid. Waar in het noordelijke deel 39 procent politiek geïnteresseerd is, is dit in het zuidelijk deel 52 procent. Verder zegt 73 procent van de bevolking die in het noordelijke deel woont in 2017 gestemd te hebben voor de Tweede Kamerverkiezingen, tegenover 87 procent van de inwoners van Heerlen-zuid. Tevens is de deelname aan politieke acties met 40 procent in het noordelijke deel minder omvangrijk dan de 48 procent in het zuidelijke gebied. De sterkere politieke betrokkenheid in het zuidelijke deel is alleen ten dele terug te voeren op verschillen in demografische en sociaaleconomische kenmerken tussen de beide gebieden.
In Heerlen is inmiddels een experiment gestart waarbij burgers klussen kunnen uitvoeren voor een vrijwilligersvergoeding in de vorm van ‘heitjes’. Hiermee wordt beoogd de burgerbetrokkenheid te vergroten, de openbare ruimte te verbeteren en de lokale economie te stimuleren. Met een sterkere betrokkenheid bij de politiek wordt gezorgd voor een toename in de deelname van de burgers aan de samenleving.

1. Relevantie van politieke betrokkenheid

Op 17 maart 2021 vonden verkiezingen voor de Tweede Kamer plaats. Dat was ruim een jaar nadat Nederland werd geconfronteerd met de Covid-19 pandemie. Dit had echter nauwelijks gevolgen voor de opkomst: die was 78,7 procent en daarmee slechts minder dan drie procentpunt gedaald ten opzichte van de verkiezingen in 2017. Ook past het opkomstcijfer in een langlopende reeks die schommelt rond de 80 procent. Dit strookt echter niet met het patroon van de opkomstcijfers van de gemeenteraadverkiezingen: deze zijn gedaald naar 50 procent, waardoor de kloof tussen de landelijke en lokale verkiezingen is gegroeid (Koerntjes, 2022). Deelname aan verkiezingen is belangrijk: het is het hart van de democratie. En de mate waarin een democratie gezond is, is sterk afhankelijk van de politieke participatie van de burgers (Kymlicka en Norman, 1994).

Stemmen is de meest directe manier om de politiek te beïnvloeden. Maar er zijn meer manieren om dit te doen, bijvoorbeeld via een bericht in de media, via een politieke partij of politicus, deelname aan bijeenkomsten van de overheid, meedoen met een actiegroep of demonstratie, en via discussies op het internet. Een gangbare indeling is die tussen conventionele en onconventionele politieke participatie (Barnes en Kaase, 1979), ook wel aangeduid met geïnstitutionaliseerde en niet-geïnstitutionaliseerde vormen van participatie (Marien, Hooghe en Quintelier, 2010). Conventionele activiteiten zijn ingebed binnen de wettelijke kaders van de kieswet, zoals het lidmaatschap van een politieke partij, en het contacteren van een politicus of ambtenaar. Onconventionele activiteiten vallen daarbuiten, en zijn soms wettelijk niet toegestaan, zoals de deelname aan bepaalde demonstraties of actiegroepen. In de literatuur wordt enerzijds gewezen op een afname van de politieke betrokkenheid, met zowel een daling van conventionele als onconventionele participatie (zie bijvoorbeeld Putnam, 2000), dan wel op een toename van de onconventionele politieke participatie ten koste van de conventionele participatie (Dalton, 2008; Norris, 2011). Uit een eerdere studie (Schmeets, 2017) is echter gebleken dat de deelname aan deze politieke acties in de periode 2012-2016 in Nederland niet is afgenomen (zie ook Linssen, Scheepers, Te Grotenhuis en Schmeets, 2017). Wel is de interesse voor politieke onderwerpen tussen 2012 en 2014 iets gedaald is, met daarna een stabilisatie.

De deelname van burgers aan de politiek is een bouwsteen van het sociaal kapitaal (Van Beuningen en Schmeets, 2013). In eerdere essays zijn andere onderdelen besproken, waaronder de sociale contacten, de inzet als vrijwilliger, en de betrokkenheid in het verenigingsleven. Dit is gebaseerd op een raamwerk van sociale cohesie, met drie niveaus: micro (sociale contacten), meso (in organisaties), en macro (in politiek). Hieraan parallel is de andere pijler van het sociaal kapitaal verdeeld in respectievelijk het onderlinge vertrouwen, het vertrouwen in publieke en private instituties, en het vertrouwen in de politiek. Door het vertrouwen in en de deelname aan de samenleving, ontstaan sociale netwerken in de samenleving met gemeenschappelijke waarden. Dergelijke netwerken, het sociaal kapitaal, zijn van belang voor zowel de economische productiviteit (Knack en Kiefer, 1997) als het welzijn (Portela, Neira, Salinas-Jiménez, 2013). Indien er een grote afstand is tussen burgers en de politiek, zoals een laag vertrouwen in de Tweede Kamer en politici, en niet actief politiek betrokken zijn, dan zal dit weinig bijdragen aan het opbouwen van het sociaal kapitaal. In het derde essay is aangetoond dat het politieke vertrouwen in Heerlen laag is, en dan vooral in het noordelijke gebied van de stad. Door in te gaan op de politieke participatie worden de statistieken op dit macroniveau gecomplementeerd.

Hoe is het gesteld met de politieke betrokkenheid in Heerlen, zowel voor als tijdens de pandemie? Is er weinig of veel interesse in politieke onderwerpen, is de opkomst laag of hoog, en wordt er weinig of veel deelgenomen aan politieke acties? En zien we ook op deze terreinen dat de inwoners van Heerlen-noord achterblijven ten opzichte van Heerlen-zuid? En wat kunnen we verwachten van het Heerlens-Heitje project waarin burgers gestimuleerd worden om als vrijwilliger klusjes tegen een geringe vergoeding op te pakken?

2. Politieke betrokkenheid in een versnipperend politieke landschap

Op 17 maart 2021 werd gestemd voor de Tweede Kamer. Dit waren de zevende TK-verkiezingen sinds 2002. In de tussenliggende periode vonden grote politieke verschuivingen plaats, zoals de opkomst en neergang van de Lijst Pim Fortuyn (LPF) en Trots op Nederland (TON), de groei van de SP, en de opkomst van de Partij voor de Vrijheid (PVV). Er kwam ook meer ruimte voor nieuwe partijen die zich vaak richtten op specifieke doelgroepen, zoals DENK, JA21, Volt, de Partij voor de Dieren, het Forum voor Democratie en 50Plus. Er was weinig rust en er traden sterke politieke fluctuaties op (Tillie, Van Holsteyn, Van der Kolk en Aarts, 2016). Kiezers zijn vaker zwevend, soms tot in het stemhokje. Verkiezingsuitslagen worden ook steeds minder voorspelbaar. Minder dan een kwart van de kiezers is een aanhanger van een politieke partij. Zo gaf in 2012 gaf nog maar 22 procent van het electoraat aan een aanhanger van een politieke partij te zijn (Schmeets, 2015, p. 156). Ook het aantal politieke partijen dat meedingt naar de gunst van de kiezer groeit, en steeds meer partijen weten zetels te bemachtigen. In 2017 waren dat er 13. Dat is sindsdien fors gegroeid: inmiddels, op 15 mei 2022, wordt de Tweede Kamer vertegenwoordigd door 21 politieke partijen, groeperingen en eenpersoonsfracties.

Naast de versnippering van het politieke landschap en de sterke fluctuaties in de partijverhoudingen, lijkt ook de band die de kiezer met bepaalde partijen heeft, bijvoorbeeld vanuit (ideologische) grondhoudingen over religie, liberalisme en socialisme, te vervagen. Steeds meer wegen zogenoemde korte termijnfactoren zoals meningen over (actuele) politieke kwesties en politici, mee bij de stemkeuze. Stemmen is dan ook voor velen geen vanzelfsprekendheid meer. En, niet onbelangrijk, de recente verkiezingen vonden plaats gedurende de Covid-19 pandemie. Weliswaar kon er met een volmacht worden gestemd, met een maximum van twee volmachtstemen per gemachtigde, het is toch een extra drempel om met de stemkaart en een kopie van het paspoort of ander identiteitsbewijs naar het stemlokaal te gaan. Toch was, zoals vermeld, de opkomst niet sterk gedaald: deze daling bleef beperkt tot minder dan 3 procentpunt. Hoe is dat in Heerlen? De opkomstcijfers leren dat van het Heerlense electoraat 69,5 procent heeft gestemd voor de recente Tweede Kamerverkiezingen, en 72,8 procent bij de verkiezingen in 2017. Deze daling van zo’n 3 procentpunt past in het landelijke beeld. Bij de verkiezingen voor de gemeenteraden was de opkomst 42,4 procent, en 47,7 procent stemde bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten op 20 maart 2019, gevolgd door een opkomstpercentage van 33,4 op 23 mei 2019 voor het Europese Parlement. Dergelijke cijfers tonen aan dat de politieke participatie in Heerlen erg laag is. Wat zijn de achtergronden van deze lage betrokkenheid bij de politiek? Hoe verhoudt zich dat tot andere indicatoren, zoals de interesse in politieke onderwerpen en de deelname aan politieke acties? En wat vertellen ons de uitsplitsingen naar demografische en sociaaleconomische bevolkingsgroepen, in zowel het noordelijke als het zuidelijke deelgebied in Heerlen?

3. De pandemie en de politieke betrokkenheid

Aan de hand van officiële opkomstcijfers is aangetoond dat de inwoners van Heerlen beduidend minder dan gemiddeld naar de stembus gaan. De verkiezingen vonden plaats tijdens de Covid-19 pandemie. In maart 2021 was er sprake van veel besmettingen gepaard gaande met patiënten op de Intensive Care (IC). De IC-bezetting was vanaf september 2020 weer toegenomen, en op 25 april 2021 werd een volgende piek bereikt met 841 IC-patiënten.
In Heerlen heeft in 2020 in de periode april tot september het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn (SSW) plaatsgevonden, waarin ook gevraagd is naar het stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017, alsmede naar de ‘algemene’ interesse in politieke onderwerpen en de deelname aan politieke acties in een periode van vijf jaar voorafgaande aan het beantwoorden van deze vragen. Dit impliceert dat Covid-19 nauwelijks een rol kan spelen bij de antwoorden om de politieke betrokkenheid vast te stellen. Om toch te zorgen voor een zo optimaal mogelijke vergelijking met de landelijke cijfers op basis van het landelijke SSW-onderzoek onder 7800 personen, worden de kwartaalcijfers in 2020 weergeven van deze drie indicatoren waarmee de politieke betrokkenheid wordt vastgesteld.

3.1 Politieke betrokkenheid, 2020
Periode Politieke interesse (%)Gestemd TK-verkiezingen (%)Politieke acties (%)
Kwartaal I49,283,448,5
Kwartaal II49,585,648,7
Kwartaal III51,484,948,1
Kwartaal IV53,886,947,4


Resultaten uit het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn uit 2020 tonen aan dat 51 procent geïnteresseerd is in politieke onderwerpen. Daarnaast geeft 85 procent aan gestemd te hebben bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017, en 48 procent deelgenomen heeft aan minstens een politieke actie in een 5-jaars periode. Voor een optimale vergelijking met het onderzoek dat in Heerlen plaatsvond te maken, worden kwartaalcijfers gepresenteerd. Het eerste kwartaal betreft grofweg de periode voor de aanvang van Covid-19 pandemie, en de daarop volgende drie kwartalen gedurende de pandemie. Uit de grafiek valt af te lezen dat de politieke interesse in 2020 geleidelijk stijgt van 49 naar 54 procent. Dit kan, in het patroon van het stijgende vertrouwen in de politiek (zie essay 3), een gevolg zijn van de crisis. Maar ook denkbaar is dat de interesse in de politiek groeit in de aanloop naar de verkiezingen van 17 maart 2021. Verder leert de grafiek dat, conform de verwachting, zowel het stemmen als het voeren van acties stabiel blijft over de kwartalen.

Data over politieke betrokkenheid

4. De politieke betrokkenheid in Heerlen

We hebben gezien dat in Nederland in 2020 iets meer dan de helft van de 15-plussers tamelijk tot zeer veel interesse heeft voor politieke onderwerpen. Daadwerkelijk deelnemen aan een politieke actie, binnen een periode van vijf jaar, doet iets minder dan de helft. En in 2017 heeft 78,7 procent zijn of haar stem uitgebracht waarmee de Tweede Kamer is samengesteld. En desgevraagd in enquêteonderzoek geeft 85 procent in 2017 gestemd te hebben. Kwartaalcijfers leren dat de cijfers in de periode april tot september 2020 daarmee vrijwel overeen komen. Dat is van belang aangezien er een apart onderzoek in deze periode in de gemeente Heerlen heeft plaatsgevonden waar 1103 15-plussers aan hebben meegedaan.

Alvorens op deze bevindingen wordt ingegaan, positioneren we Heerlen eerst ten opzichte van 50 andere grotere gemeenten. Daarvoor maken we gebruik van landelijke gegevens die in acht opeenvolgende jaren sinds 2012 zijn verzameld, en waar in totaal 61 200 personen van 15 jaar en ouder hebben meegedaan. Gemiddeld over de periode 2012 tot 2000, zegt 47 procent van de inwoners van Heerlen tamelijk tot zeer geïnteresseerd te zijn in politieke onderwerpen. Landelijk heeft 50 procent interesse voor de politiek. Daarmee neemt Heerlen plek 15 in op de ranglijst van de gemeenten met de minste interesse in politieke onderwerpen. Helemaal onderaan, met 41 procent, staat Meierijstad. Oss en Sittard-Geleen complementeren met 44 procent de top-3 gemeenten met de minste animo voor de politiek. Met iets meer dan 60 procent zijn de gemeenten Haarlem, Leiden en Utrecht de koplopers.

4.1 Politieke betrokkenheid in 51 grote gemeenten, 2012/2019
Politieke interesseOpkomst TK-verkiezingenPolitieke acties
Totaal Nederland50,481,145,2
Heerlen47,574,440,2
Amsterdam59,778,756,9
Rotterdam51,276,246,3
Den Haag53,475,744,6
Utrecht62,584,960,5
Groningen58,986,055,4
Eindhoven46,075,643,2
Tilburg45,372,342,9
Almere48,479,046,5
Breda55,881,146,0
Apeldoorn48,882,946,0
Nijmegen56,885,656,0
Enschede50,177,744,7
Amersfoort54,484,046,4
Den Bosch56,177,746,1
Haarlem60,784,851,7
Arnhem54,480,646,9
Haarlemmermeer51,784,139,2
Zaanstad47,176,443,8
Zwolle58,884,547,9
Zoetermeer55,381,948,0
Leeuwarden52,182,843,4
Leiden62,284,556,7
Ede46,682,946,5
Dordrecht46,677,437,8
Maastricht48,575,143,8
Alphen aan den Rijn51,683,746,4
Alkmaar50,083,946,0
Emmen44,274,737,3
Westland52,481,944,1
Venlo48,976,839,0
Súdwest Fryslân49,781,148,2
Sittard-Geleen43,774,137,7
Hoeksche Waard45,483,142,8
Delft54,284,456,7
Oss43,674,240,0
Deventer51,482,750,8
Helmond46,376,935,3
Meierijstad40,975,738,8
Nissewaard45,275,942,4
Hilversum58,182,149,2
Amstelveen56,882,142,5
Roosendaal48,281,141,4
Hengelo50,784,444,6
Leidschendam-Voorburg57,484,541,5
Purmerend45,576,238,0
Hoorn52,782,541,7
Gouda55,882,349,4
Assen50,975,548,1
Nieuwegein49,080,233,8
Midden-Groningen46,281,643,6
Overige gemeenten48,482,343,3

Verder geeft 74 procent van het electoraat in Heerlen te kennen dat ze gestemd hebben voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 of 2017. Dat is een stuk lager dan de 81 procent landelijk gerapporteerde opkomst. Hiermee neemt Heerlen de vierde positie in op de lijst met de laagste opkomst. Op de ranglijst wordt de top-3 met de laagste gerapporteerde opkomst ingevuld door de gemeenten Oss, Sittard-Geleen, en Tilburg. Met 86 procent is de opkomst in Nijmegen en Groningen het hoogst.

Daarnaast geeft 40 procent van de Heerlenaren aan dat ze hebben deelgenomen aan minstens een politieke actie om de politiek te beïnvloeden, zoals een demonstratie, het ondertekenen van een petitie of het deelnemen aan een hoorzitting. Ook dit aandeel ligt onder het landelijke gemiddelde van 45 procent. Heerlen bekleedt daarmee de elfde positie op de ranglijst van de gemeenten met het laagste aandeel dat heeft meegedaan aan minstens een politieke actie in een periode van vijf jaar. In Nieuwegein en Helmond in er nog minder animo om iets politiek aan de orde te stellen: minder dan 1 op de 3 inwoners heeft dit gedaan. Aan het andere uiteinde staan vooral grotere studentensteden, waarvan met 61 procent de actiebereidheid in de gemeente Utrecht het grootst is.

De relatief lage posities die Heerlen inneemt zijn voor een deel toe te schrijven aan de demografische en sociaaleconomische factoren in Heerlen, zoals een lager dan gemiddeld opleidingsniveau. De correctie, die hiermee rekening houdt, leert dat het aandeel dat politiek geïnteresseerd is, gaat stemmen, en politiek actief is, met zo’n 5 procentpunt toeneemt waardoor Heerlen posities rond het landelijke gemiddelde zou bekleden. Bij de belangstelling voor de politiek zorgt de correctie, waarbij rekening wordt gehouden dat de gemeenten verschillen in man/vrouw verhouding, de leeftijdsopbouw en het opleidingsniveau, voor een toename naar 51 procent. Indien vervolgens ook nog gecorrigeerd wordt voor inkomen, migratieachtergrond en de burgerlijke staat, dan neemt het aandeel dat tamelijk tot zeer politiek geïnteresseerd is, verder toe naar 52 procent. Dat heeft ook gevolgen voor de positie die Heerlen op de ranglijst van de 51 grote gemeenten inneemt: waar Heerlen zonder correctie op positie 15 stond met de minste belangstelling, schuift Heerlen eerst op naar plek 25 en vervolgens naar plek 33. Dit betekent dus dat de bevolkingscompositie voor een belangrijk deel debet is aan de lage positie die Heerlen inneemt. Met correctie is de politieke belangstelling zelfs groter dan het landelijk gemiddelde.

Op deze wijze is ook gecorrigeerd voor het gerapporteerde stemgedrag en de deelname aan politieke acties. De eerste correctie zorgt voor een toename van de opkomst van 74 naar 77 procent, en door de aanvullende correctie neemt de opkomst verder toe tot 80 procent. Heerlen stijgt daardoor op de opkomstladder van positie 4 naar 9, en daarna naar 16. Ook een toename is te zien in de deelname aan politieke acties: van 40 naar 44 en daarna naar 45 procent. Op de ranglijst betekent dit dat Heerlen opschuift van positie 11, via 19, naar 26.

5. De politieke betrokkenheid in Heerlen anno 2020

In verband met het Heerlens-Heitje project heeft in de periode april tot en met september 2020 een groep van ruim 1100 personen deelgenomen aan het enquête-onderzoek ‘Sociale samenhang en Welzijn’ van het CBS. Het onderzoek in Heerlen vond vooral plaats in het tweede en deels in het derde kwartaal van 2020. Dat was de beginperiode van de pandemie in Nederland. Dit is relevant om de cijfers van het Heerlen onderzoek te duiden. In deze periode had van de Nederlandse bevolking die 15 jaar of ouder 50 procent belangstelling voor de politiek, was 85 procent gaan stemmen, en had 48 procent meegedaan aan minstens een actie om iets politiek aan de orde te stellen.

De cijfers van 2020 laten dat in Heerlen 9 procent zeer en 34 procent tamelijk geïnteresseerd is in politieke onderwerpen. Daarnaast heeft daar 31 procent weinig en 26 procent geen interesse in. Verder zegt 79 procent in 2017 gestemd te hebben. En 43 procent heeft deelgenomen aan een politieke actie. Dit betekent derhalve dat de Heerlense bevolking, ten opzichte van het landelijke gemiddelde, op deze drie aspecten minder betrokkenheid bij de politiek toont.

In de vorige essays werd geconstateerd dat er in Heerlen een duidelijke tweedeling is. In Heerlen-zuid wordt beduidend meer vrijwilligerswerk gedaan, zijn er meer sociale contacten, is er meer betrokkenheid bij het verenigingsleven, en is het onderlinge vertrouwen en het vertrouwen in de politiek hoger dan in Heerlen-noord. Ook bij de politieke betrokkenheid komt de tweedeling naar voren. Zo is in Heerlen-noord 39 geïnteresseerd in de politiek, in Heerlen-zuid is deze belangstelling met 52 procent een stuk hoger. En waar in Heerlen-noord 73 procent gestemd heeft, is dat in Heerlen-zuid 87 procent. Ook zijn de Heerlenaren die in het zuidelijke deel wonen met 48 procent beduidend meer politiek actief dan de inwoners van het noordelijke deel waarvan 40 procent deelgenomen heeft aan een politieke actie. Dit betekent dus dat waar Heerlen-noord beduidend minder betrokken is bij de politiek dan landelijk, dit niet geldt voor het zuidelijke deel.

5.1 Politieke betrokkenheid in Heerlen, 2020
BetrokkenheidHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Politieke interesse38,652,143,7
Opkomst
TK-verkiezingen
73,587,278,6
Politieke acties 40,348,143,2

6. Waarom minder politieke betrokkenheid in Heerlen-noord?

De statistieken roepen wellicht de vraag op naar de oorzaken van de cijfers over de betrokkenheid bij de politiek van de Heerlenaren. Gemiddeld over een langere periode, 2012 tot 2000, zien we dat Heerlen lage posities inneemt in de interesse in de politiek, de deelname aan verkiezingen en het meedoen met politieke acties. Voor een deel ligt de verklaring in de samenstelling van de bevolking, waaronder het opleidingsniveau. Dit beeld wordt bevestigd met het bevindingen uit het aanvullende onderzoek dat plaatsvond in de periode april tot oktober 2020. De meest in het oog springende statistieken hebben betrekking op de verdeeldheid binnen Heerlen: in Heerlen-noord is het aandeel dat politiek geïnteresseerd is, gestemd heeft bij de verkiezingen van 2017, en deelgenomen heeft aan een politieke actie veel lager dan in Heerlen-zuid.

Waarom is dat zo? De verschillen tussen de beide gebieden zijn voor een deel toe te schrijven aan de bevolkingssamenstelling. Zo zijn de inwoners in het zuidelijke hoger opgeleid, hebben ze meer geld te besteden, en hebben ze vaker een betaald werk dan in het noordelijke deel. Indien we rekening houden met dergelijke verschillen tussen beide deelgebieden, dan neemt de discrepantie in de belangstelling voor de politiek iets af: waar eerst in Heerlen-zuid 52 procent, en in Heerlen-noord 39 procent interesse had voor politieke onderwerpen, is dat na deze correctie gereduceerd tot 50 versus 42 procent. Een aanvullende correctie waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen in de man-vrouw verhouding, de leeftijdsopbouw, en het aandeel personen met een migratieachtergrond, doet de kloof in interesse tussen beide woongebieden niet verder verminderen.

Deze procedure, een correctie in twee stappen, is ook toegepast op het gerapporteerde stemgedrag en de deelname aan acties om de politiek te beïnvloeden. Het forse verschil tussen het noordelijke en zuidelijke gebied, 87 versus 73 procent, wordt na de eerste correctieslag 85 tegenover 76 procent, en na de tweede correctie 84 versus 76 procent. Dit betekent dat het aanvankelijke verschil van 14 procentpunt afneemt naar 8 procentpunt. Bij de deelname aan de politieke acties, is het verschil voor de correctie 48 procent in het zuidelijke versus 40 procent in het noordelijke deel. Dit verandert nagenoeg niet na de correcties.

6.1 Politieke betrokkenheid naar geslacht in Heerlen, 2020
Betrokkenheid/geslachtHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Mannen
Politieke interesse43,162,950,8
Opkomst
TK-verkiezingen
70,689,777,9
Politieke acties 39,452,244,2
Vrouwen
Politieke interesse34,340,736,6
Opkomst
TK-verkiezingen
76,384,679,4
Politieke acties 41,143,842,1

Om meer zicht te krijgen op de relaties met de bevolkingskenmerken in beide gebieden, is een aantal grafieken gemaakt. Mannen en vrouwen onderscheiden zich vooral in een specifiek onderdeel van de betrokkenheid bij de politiek: de interesse in politieke onderwerpen. Waar bij de mannen nog een krappe meerderheid van 51 procent interesse toont, is dat bij vrouwen 37 procent. Dit sekseverschil is vooral in het zuidelijke gebied, met 63 versus 41 procent, te zien. Gemiddeld in Heerlen is de gerapporteerde opkomst van mannen en vrouwen vrijwel gelijk. Maar in het noordelijke deel zeggen vrouwen dat ze iets vaker naar het stemlokaal zijn gegaan dan mannen, terwijl het omgekeerde geldt voor het zuidelijke gebied. Dat mannen meer politiek actief zijn dan vrouwen geldt, met 52 tegenover 44 procent, uitsluitend voor Heerlen-zuid.

De leeftijdsindeling levert weer een ander beeld op. In Heerlen neemt, naarmate de leeftijdsgroep ouder is, zowel de interesse voor de politiek als het gerapporteerde stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen toe. Daarentegen nemen de politieke acties sterk af: van 53 procent bij de 15-tot 45-jarigen, via 45 procent bij de 45- tot 65-jarigen naar 28 procent bij de 65-plussers. Vergelijkbare leeftijdspatronen zijn te zien in beide deelgebieden, met als een duidelijke uitzondering dat in Heerlen-zuid de middelbare leeftijdsgroep zich niet onderscheidt van de jongste groep in de deelname aan politie acties.

6.2 Politieke betrokkenheid naar leeftijd in Heerlen, 2020
Betrokkenheid/leeftijdHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
15 tot 44 jaar
Politieke interesse36,049,041,0
Opkomst
TK-verkiezingen
69,281,673,9
Politieke acties 51,256,453,1
45 tot 64 jaar
Politieke interesse39,850,843,7
Opkomst
TK-verkiezingen
72,487,077,7
Politieke acties 38,954,944,6
65 jaar of ouder
Politieke interesse40,958,047,7
Opkomst
TK-verkiezingen
80,394,085,7
Politieke acties 26,629,327,7

6.3 Politieke betrokkenheid naar opleiding in Heerlen, 2020
Betrokkenheid/opleidingsniveauHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Laag
Politieke interesse23,034,126,3
Opkomst
TK-verkiezingen
65,779,069,4
Politieke acties 26,036,028,9
Middelbaar
Politieke interesse44,357,449,5
Opkomst
TK-verkiezingen
74,691,381,3
Politieke acties 45,051,947,7
Hoog
Politieke interesse60,963,061,9
Opkomst
TK-verkiezingen
88,987,488,2
Politieke acties 59,456,658,0

Opleiding is sterk onderscheidend voor alle onderdelen van de politieke betrokkenheid: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter de interesse voor de politie, hoe hoger de gerapporteerde opkomst bij Tweede Kamerverkiezingen, en hoe groter de deelname aan politieke acties. Dit patroon is zowel in Heerlen-noord als in Heerlen-zuid te zien. Een uitzondering vormt de middelbare opleidingsgroep in het zuidelijke deel met een gerapporteerde opkomst die niet lager is dan die van de hoogst opgeleiden. Verder valt uit de grafiek af te lezen dat de politieke betrokkenheid van de laag opgeleiden in Heerlen-noord beduidend geringer is dan die van de laag opgeleiden in Heerlen-zuid. Dat geldt ook voor de vergelijking van de middelbaar opgeleiden: ook onder deze bevolkingsgroep is de band met de politiek steviger in het zuidelijke dan in het noordelijke gebied. Echter, bij de hoogopgeleiden is er geen verschil in de politieke betrokkenheid tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid.

6.4 Politieke betrokkenheid naar huishoudensinkomen in Heerlen, 2020
Betrokkenheid/huishoudensinkomenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Laag
Politieke interesse33,844,436,9
Opkomst
TK-verkiezingen
68,985,173,6
Politieke acties 36,148,639,7
Hoog
Politieke interesse46,658,152,0
Opkomst
TK-verkiezingen
80,289,584,6
Politieke acties 45,749,347,3

Ook het te besteden inkomen van een huishouden is relevant voor de mate waarin de Heerlenaar betrokken is bij de politiek. Op alle onderdelen is er meer politieke betrokkenheid bij de groep met een hoog dan de groep met een laag huishoudensinkomen. Dat is ook het geval in beide deelgebieden, met als uitzondering dat in Heerlen-zuid het inkomen niet onderscheidend is voor de deelname aan politieke acties. Verder leert de grafiek dat de politieke betrokkenheid voor zowel de lagere als voor de hogere inkomensgroep groter is in Heerlen-zuid dan in Heerlen-noord. De verschillen tussen beide deelgebieden zijn echter wel iets groter onder de lagere inkomensgroep dan onder de hogere inkomensgroep.

7. Conclusie en discussie

In dit essay is de politieke betrokkenheid in Heerlen besproken. Gestart is met de positionering van Heerlen in de periode 2012-2019 ten opzichte van het landelijke gemiddelde en 50 grotere steden. Gemiddeld over deze periode van acht jaar, geeft zegt 47 procent van de Heerlenaren aan tamelijk tot zeer geïnteresseerd te zijn in politieke onderwerpen. Landelijk heeft 50 procent interesse voor de politiek. Verder geeft 74 procent te kennen dat ze gestemd hebben voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 of 2017. Dat is een stuk lager dan de 81 procent landelijk gerapporteerde opkomst. Daarnaast geeft 40 procent van de Heerlenaren aan dat ze hebben deelgenomen aan minstens een politieke actie om de politiek te beïnvloeden, zoals een demonstratie, het ondertekenen van een petitie of het deelnemen aan een hoorzitting. Ook dit aandeel ligt onder het landelijke gemiddelde van 45 procent. Dit is toe te schrijven aan de demografische en sociaaleconomische positie van Heerlen, zoals een lager dan gemiddeld opleidingsniveau. De correctie, die hiermee rekening houdt, leert dat het aandeel dat politiek geïnteresseerd is, gaat stemmen, en politiek actief is, met zo’n 5 procentpunt toeneemt waardoor Heerlen posities rond het landelijke gemiddelde zou gaan innemen, en flink opschuift op de ranglijst van de 51 grotere gemeenten.

Aanvullend onderzoek, uit 2020, leert dat in Heerlen-noord burgers beduidend minder politiek betrokken zijn dan in Heerlen-zuid. Waar in het noordelijke deel 39 procent politiek geïnteresseerd is, is dit in het zuidelijk deel 52 procent. Verder zegt 73 procent van de bevolking die in het noordelijke deel wonen in 2017 gestemd te hebben voor de Tweede Kamerverkiezingen, tegenover 87 procent van de inwoners van Heerlen-zuid. Tevens is de deelname aan politieke acties met 40 procent in het noordelijke deel minder omvangrijk dan de 48 procent in het zuidelijke gebied. De sterkere politieke betrokkenheid in het zuidelijke deel is maar ten dele terug te voeren op verschillen in demografische en sociaal-economische kenmerken tussen de beide gebieden. Een nadere inspectie van de politieke betrokkenheid bij diverse bevolkingsgroepen leert dat de patronen, zoals meer interesse en meer politieke participatie naarmate de voltooide opleiding hoger is, grotendeels zowel te zien zijn in het Heerlen-zuid als in Heerlen-noord. Veelal blijft ook bij deze bevolkingsgroepen zichtbaar dat de inwoners van het zuidelijke deel beduidend meer politiek betrokken zijn dan die van Heerlen-noord. Blijkbaar concentreert de geringe band van de Heerlenaren met de politiek zich vooral in het noordelijke gebied. Een andere constatering is dat er geen aanwijzingen dat in de eerste fase van de Covid-19 pandemie, de band met de politiek drastisch is gereduceerd. Dat was ook niet te verwachten aangezien de vraag naar het stemmen en naar de deelname aan politieke acties betrekking had op de periode voorafgaande aan de crisis. De politieke belangstelling is gedurende 2020 wel gestegen, hetgeen kan duiden op een gevolg van de crisis temeer daar het vertrouwen in de Tweede Kamer in deze periode ook fors is gestegen (zie essay 3). Van de andere kant kan het ook een gevolg zijn van de aanloop naar de verkiezingen van 17 maart 2021.

In eerdere essays is gewezen op de achterstand van Heerlen, en dan vooral in het noordelijke deel, op diverse terreinen van de sociale cohesie: het vrijwilligerswerk (essay 1), het onderlinge vertrouwen (essay 2), het vertrouwen in de politiek (essay 3), de betrokkenheid bij verenigingen (essay 5) en, hoewel minder evident, in de sociale contacten (essay 4). Daarin is ook ingegaan op bepaalde historische contexten, zoals armoede. Heerlen was ooit een zeer welvarende gemeente, maar dat veranderde drastisch met het sluiten van de mijnen. De statistieken over de relatie met inkomen leren ons dat op alle onderdelen beduidend meer politieke betrokkenheid is bij de groep met een hoog dan de groep met een laag huishoudensinkomen. Politieke interesse en deelname vergen ook kennis om de aangeboden informatie op te kunnen nemen. Dit is af te lezen uit de relatie met opleiding: de betrokkenheid neemt substantieel toe naarmate het opleidingsniveau hoger is. Ook dit is een factor die een belangrijke rol kan spelen om de grotere afstand van de Heerlense burger ten opzichte van de politiek te kunnen duiden. Dat zowel opleiding als inkomen relevant zijn voor de politieke betrokkenheid wordt ook zichtbaar door de gevolgen van de correctieslag: indien Heerlen een landelijk gemiddeld inkomens- en opleidingsniveau zou hebben, dan zou Heerlen veel hogere posities innemen op de ranglijsten van de drie politieke onderdelen. Dat geldt vooral voor de sterkere belangstelling voor de politiek en de deelname aan acties om de politiek te beïnvloeden. Ook in de beide deelgebieden is de relatie met opleiding en inkomen te zien. Bovendien blijkt dat er onder de hoogopgeleiden geen verschil is in de politieke betrokkenheid tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid. Dat geldt echter niet voor zowel de laag als middelbaar opgeleiden: binnen deze opleidingsgroepen is de betrokkenheid in het zuidelijke deelgebied substantieel groter dan in het noordelijke deel. Ook is het verschil tussen beide deelgebieden geringer bij de hogere inkomensgroep dan bij groep die minder te besteden heeft. Dit betekent dat zowel opleiding als inkomen een gedeeltelijke verklaring bieden voor de verschillen in politieke betrokkenheid tussen de beide gebieden. Echter vooral voor de lagere en middelbaar opgeleiden en de lagere inkomens zijn aanvullende inzichten nodig voor de verschillen tussen de burgers in de beide woongebieden.

In een volgend essay wordt ingegaan op de resterende bouwsteen van het sociaal kapitaal: het vertrouwen in publieke en private instituties. Dit wordt gevolgd door een overzicht op basis van de sociaal-kapitaal index die gebaseerd is op 17 indicatoren die voor een belangrijk deel in eerdere essays zijn beschreven. Daarna gaan we een stap verder met het presenteren van een overzicht over het persoonlijke welzijn van de Heerlense bevolking, waarbij tevens een verbinding wordt gelegd met (specifieke vormen) van het sociaal kapitaal. Op deze wijze hopen we een bijdrage te leveren aan het bespreekbaar maken en vergroten van kennis en inzichten op deze terreinen, en daarmee tevens het Heitje voor het voetlicht te plaatsen. Dergelijke inzichten kunnen ook resulteren in een gedifferentieerde aanpak naar stadsdeel met het oog op het versterken van zowel de onderlinge band van de inwoners van Heerlen als die met de samenleving, en met de politiek in het bijzonder.

Literatuur

Barnes, S.H. en M. Kaase (1979). Political action: Mass participation in five western democracies. Beverly Hills, CA: Sage.

Dalton, R.J. (2008). Citizenship norms and the expansion of political participation. Political Studies, 56(1), 76–98.

Koerntjes, D. (2022). Het verschil in opkomst tussen Tweede Kamerverkiezingen en gemeenteraadsverkiezingen. Statistische Trends, 4-3-2022.

Knack S. en P. Keefer (1997). Does social capital have an economic pay-off? A cross country investigation. Quarterly Journal of Economics, 112(4), 1251-1288.

Kymlicka, W. en W. Norman (1994). Return of the citizen: A survey of recent work on citizenship theory. Ethics, 352–381.

Linssen, R., Scheepers, P., Te Grotenhuis, M. en H. Schmeets (2017). Conventional and unconventional political participation in times of financial crisis in The Netherlands, 2002-2012. Acta Politica (53)2, 283–304.

Marien, S., Hooghe, M. en E. Quintelier (2010). Inequalities in non-institutionalised forms of political participation: A multi-level analyses of 25 countries. Political Studies, 58(1), 187–213.

Norris, P. (2011). Democrat deficit: Critical citizens revisited. Cambridge: Cambridge University Press.

Putnam, R.D. (2000). Bowling alone: The collapse and revival of American community. New York: Simon & Schuster.

Schmeets, H. (red.) (2015). Het Nationaal Kiezersonderzoek 2006–2012. Den Haag/Heerlen: CBS.

Tillie, J., van Holsteyn, J., van der Kolk, H., en K. Aarts (2016). Rumoer: Nederlandse kiezers en politiek 1998-2012. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Portela, M., Neira, I. en M. del Mar Salinas-Jiménez (2013). Social Capital and Subjective Wellbeing in Europe: A New Approach on Social Capital, Social Indicators Research, 114, 493-511.

Schmeets, H. (2017). Politieke betrokkenheid in Nederland. Statistische Trends, december 2017.

Van Beuningen, J. en H. Schmeets (2013). Developing a Social Capital Index for the Netherlands, Social Indicators Research, 113(3), 859-886.