Auteur: Math Akkermans, Hans Schmeets
De Heitjes en buurtcohesie, leefbaarheid en veiligheid in Heerlen

1. Relevantie van sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid

Op 19 oktober 2022 is het negende essay verschenen in een reeks over de sociale cohesie en het welzijn in Heerlen (Schmeets, 2022). In de vorm van samenvattende scores over het meedoen met en het vertrouwen in de samenleving is ingegaan op het zogenoemde ‘sociaal kapitaal’ in Heerlen. Het gaat daarbij om collectieve verbanden van mensen binnen en tussen bevolkingsgroepen die begrip hebben voor elkaars meningen (Coté en Healy, 2001; Keeley, 2007). Daaruit blijkt dat Heerlen ten opzichte van 50 andere grote gemeenten de laagste scores heeft op zowel dit sociaal kapitaal als op de twee bouwstenen daarvan: de participatie en het vertrouwen. En ook: het noordelijke stadsgebied scoort beduidend lager dan het zuidelijke.  

Waarom is sociaal kapitaal relevant? De sociale netwerken, mensen die met elkaar verbonden zijn en elkaar vertrouwen, zijn relevant voor de economische productiviteit en groei (Bourdieu, 1986; Knack en Keefer, 1997; Woolcock, 1998; Neira, Vázquez en Portela, 2009). Tevens bevordert het sociaal kapitaal het welzijn van mensen (Helliwell en Wang, 2011; Portela, Neira, Salinas-Jiménez, 2013; Puntscher, Hauser, Walde en Tappeiner, 2014). In essay 8 is aangetoond dat Heerlen niet alleen lage scores heeft op (onderdelen van) het sociaal kapitaal, maar ook op het welzijn: het geluk, de tevredenheid met het eigen leven, en het ‘bredere’ welzijn (Schmeets en Tummers, 2022a). En vervolgens is in essay 9 het sociaal kapitaal gelinkt aan het welzijn in Heerlen (Schmeets, 2022). Ook daaruit blijkt dat meer sociaal kapitaal gepaard gaat met meer geluk en meer tevredenheid met het eigen leven. Dat geldt niet alleen voor Heerlen, maar ook voor de beide stadsdelen: Heerlen-noord en Heerlen-zuid. 

Dit sociaal kapitaal is tevens van belang voor de sociale cohesie in de samenleving (Brock, Kwakernaak, de Meere en Boutellier, 2019). Niet alleen veel vertrouwen in en veel meedoen met de samenleving bevorderen de sociale cohesie, maar ook als er op deze terreinen weinig tegenstellingen zijn tussen bevolkingsgroepen. Anders gezegd: niet alleen het sociaal kapitaal zorgt voor cohesie in de samenleving, maar ook de integratie (Schmeets, 2008). De integratie verwijst naar de mate waarin álle leden van een samenleving participeren, zoals sociale contacten onderhouden, actief zijn in organisaties, en betrokken zijn bij de politiek. En ook dat allen vertrouwen hebben in zowel instituties als in andere personen. Dit resulteert in meer begrip voor elkaars meningen, gedeelde waarden en normen, en samenwerking tussen bevolkingsgroepen. Daardoor nemen tegenstellingen tussen groepen in het vertrouwen in en in het meedoen met de samenleving af. En dat zal de sociale cohesie versterken. In de eerder verschenen essays is aangetoond dat naast de tegenstelling tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid, ook tussen bevolkingsgroepen (aspecten van) het sociaal kapitaal niet gelijk verdeeld is. Vooral meer hulpbronnen in de vorm van opleiding en inkomen gaan samen met meer participatie en meer vertrouwen.  
In dit tiende essay gaan we de sociale cohesie benaderen vanuit een andere invalshoek. In plaats van het vaststellen van de mate van het meedoen met en het vertrouwen in de samenleving, wordt de burgers gevraagd naar de mate van de cohesie in hun eigen buurt. Buurtcohesie kan worden opgevat als een vorm van gemeenschapszin waarbij mensen contacten hebben in de buurt, het idee hebben dat ze steun kunnen krijgen als ze dat nodig hebben en zich onderdeel voelen van de buurt (Lochner, Kawachi en Kennedy, 1999). Wat is hun eigen, directe, perceptie? Vinden ze dat er veel saamhorigheid is, is het er plezierig wonen, gaan de mensen prettig met elkaar om, kent men en helpt men elkaar, is het er gezellig wonen, en voelen ze zich thuis bij de mensen in de buurt? Het gaat dus om een specifieke vorm van sociale cohesie die betrekking heeft op de directe woonomgeving. 

De waardering die de burger toekent aan de eigen buurt, zal ook relevant zijn voor de beleving van de leefbaarheid en veiligheid. In buurten waar de buurtcohesie groter is, is de kwaliteit van de relaties tussen buurtgenoten hoger. Daarnaast zorgt de buurtcohesie ervoor dat de burger zich meer thuis voelt in de buurt, verbonden met, en verantwoordelijk voor de leefbaarheid, waaronder de veiligheid, van de buurt (de Hart, Knol, Maas-de Waal en Roes, 2002). Buurten met een hoge sociale cohesie hebben vaker een effectieve sociale controle tegen ongewenst gedrag (Sampson, Raudenbush en Earls, 1997). Zo zullen in buurten waar mensen elkaar vertrouwen en er onderlinge solidariteit is, inwoners eerder geneigd zijn in te grijpen als er op straat iets gebeurt. Ook uit een studie in Amsterdam is gebleken dat het stimuleren van de buurtcohesie, zoals het vertrouwen dat de burgers in hun buurt hebben, een positief effect heeft op de veiligheidsbeleving (Boers, van Steden en Boutellier, 2008). En voor Nederland is aangetoond dat meer buurtcohesie gepaard gaat met minder criminaliteit in de vorm van kleinere aandelen slachtoffers en misdrijven (Van Beuningen, Schmeets, Arts en Te Riele, 2013). Volgens Duyvendak is juist in wijken met een slechte leefbaarheid het bevorderen van de buurtcohesie van groot belang (Duyvendak, 1998). Want in zulke wijken valt vooral winst te halen om de leefbaarheid via de buurtcohesie te verbeteren. 

Hoe is het gesteld met de buurtcohesie, de leefbaarheid en de veiligheid in de buurten van Heerlen? En zien we op deze terreinen dat de inwoners van Heerlen-noord achterblijven ten opzichte van Heerlen-zuid? Hoe verhouden de sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid in de buurten in Heerlen zich ten opzichte van die in andere steden? Welke trends zien we in de buurtcohesie, leefbaarheid en veiligheid, ook tegen de achtergrond van de COVID 19-pandemie? Deze vragen staan centraal in dit voorlaatste essay van 2022 dat in het kader van het Heerlens Heitje verschijnt.

1) De invloed van de pandemie kan slechts indicatief worden afgeleid omdat niet bepaald kan worden in welke mate veranderingen tussen 2019 en 2021 toe te schrijven zijn aan de invloed van de pandemie dan wel aan andere ontwikkelingen in de samenleving.