Maatschappelijke Diensttijd 2020

2. Bekendheid met maatschappelijke diensttijd

In 2020 zijn er drie vragen gesteld over maatschappelijke diensttijd (MDT). De eerste vraag was of men al bekend was met maatschappelijke diensttijd. Van de 15-plussers geeft 32 procent aan bekend te zijn met MDT. Dat is een lager percentage ten opzichte van 2019, maar dat wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een aanpassing van de vraag. Destijds werd gevraagd of men ‘gehoord’ had van de maatschappelijke diensttijd (zie Technische toelichting). Hier antwoordde 44 procent met ja, 51 procent met nee en 5 procent gaf geen antwoord.

2.1 Bekendheid met MDT, 2020
LeeftijdBekend met MDT (%)
15 tot 1813,8
18 tot 2220,3
22 tot 2821,0
28 tot 3521,2
35 tot 4526,7
45 tot 5537,6
55 tot 6541,7
65 tot 7544,0
75+35,4


Niet alle bevolkingsgroepen zijn in gelijke mate bekend met MDT (zie Tabel B1). Van alle 15-plussers in 2020 is 32 procent bekend met MDT. Mannen lijken daar met 34 procent wat meer bekend mee te zijn dan vrouwen (30 procent). Opvallend is dat jongeren minder vaak weten wat MDT betekent dan oudere leeftijdsgroepen. Zo zegt slechts 1 op de 7 van de jongeren in de leeftijd van 15 tot 18 jaar daar bekend mee te zijn. Van de leeftijdsgroepen 18 tot 22, 22 tot 28 en 28 tot 35 jaar is dat 1 op de 5. Daarna loopt dit op tot 44 procent bij de 65- tot 75-jarigen, en neemt iets af tot 35 procent bij de 75-plussers.

Ook opleiding doet ertoe. Van de groep met uitsluitend basisonderwijs is 20 procent en van de vmbo-ers is 23 procent bekend met MDT. Bij de middelbaar opgeleiden is dat 31 procent, bij de hbo-ers 40 procent en bij de universitair geschoolden 44 procent.

2.2 Bekendheid met MDT naar onderwijsniveau, 2020
OpleidingsniveauBekend met MDT (%)
Hbo-, wo-master, doctor43,90
Hbo-, wo-bachelor39,90
Mbo 2,3,4, havo, vwo31,20
Vmbo, avo onderbouw, mbo 122,90
Basisonderwijs19,60


Daarnaast is ook inkomen onderscheidend. De bekendheid met MDT loopt op van 22 procent bij de huishoudens met de laagste inkomens tot 39 procent bij de groep die het meest te besteden heeft. Ten slotte is gekeken naar de migratieachtergrond. Waar de groep met een Nederlandse en westerse achtergrond, met respectievelijk 35 en 28 procent, niet sterk verschillen in de mate waarin ze bekend zijn met MDT, is de bekendheid bij de mensen met een niet-westerse achtergrond met 20 procent minder groot.

Aangezien deze bevolkingskenmerken ook onderling gerelateerd zijn, is een correctie uitgevoerd waarbij deze kenmerken samen zijn opgenomen. Het verschil tussen mannen en vrouwen is niet meer statistisch significant, en daarmee niet meer onderscheidend, als rekening wordt gehouden met de andere achtergrondkenmerken (Tabel B2). De correctie zorgt er ook voor dat de bekendheid met MDT vooral toeneemt vanaf 45 jaar. Opleiding blijft sterk onderscheidend: naarmate het opleidingsniveau hoger is, neemt de bekendheid met MDT toe. Ook is inkomen, maar beduidend minder dan opleiding, relevant (Tabel B2, zie Wald en odds ratios). Huishoudens die het minst te besteden hebben, zijn het minst bekend met MDT. Ten slotte is ook na correctie de bekendheid minder groot onder zowel de groep met een westerse als een niet-westerse migratieachtergrond dan de groep met een Nederlandse achtergrond.