5. Samenvatting en conclusie
Voor het herziene onderwijsachterstandenbeleid maakt OCW gebruik van de onderwijsachterstandenindicator die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) eerder in opdracht van het ministerie heeft ontwikkeld (zie voetnoot 1). Met deze indicator wordt voor alle peuters van 2,5 tot 4 jaar en alle basisschoolleerlingen een onderwijsscore berekend. De hoogte van deze onderwijsscore wordt bepaald door een aantal omgevingskenmerken: het opleidingsniveau van de vader, opleidingsniveau van de moeder, verblijfsduur van de moeder in Nederland, land van herkomst van de ouders, of ouders in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) zitten en het gemiddelde opleidingsniveau van moeders op school. Conform de Besluiten (zie voetnoot 2) worden deze onderwijsscores geaggregeerd tot achterstandsscores per school en per gemeente. Om deze indicator actueel te kunnen houden, wil OCW de indicator jaarlijks evalueren. Daartoe hebben we verschillende analyses uitgevoerd voor de schooljaren 2016/’17 tot met 2020/’2110).
In paragraaf 3 hebben we gekeken naar de frequentiedichtheid. Daarbij hebben we uitsplitsingen gemaakt naar de modelvariabelen, typen imputatie en eindtoetsaanbieder. In deze verkennende analyse hebben wij geen onverwachte patronen ontdekt. De belangrijkste conclusie die we uit deze analyses kunnen trekken is dat de verdelingen van de frequentiedichtheid over het algemeen stabiel zijn over de schooljaren heen. Zoals verwacht zijn verschillen in bijdrage aan de onderwijsscore voor de betreffende categorieën binnen modelvariabelen (zie figuur 1.1.1) te herkennen in de patronen die de afzonderlijke frequentiedichtheid-verdelingen per modelvariabele in paragraaf 3 tonen.
Vervolgens hebben we met correlatie- en regressieanalyses het verband tussen de onderwijsscore en de eindtoetsscore onderzocht. De resultaten van de correlatieanalyse laten een zwakke correlatie tussen de onderwijsscores en de eindtoetsscores zien. Deze correlatie ligt in lijn met wat verwacht mag worden op basis van de methodologische onderzoeken die ten grondslag liggen aan de onderwijsachterstandenindicator. Uitgesplitst naar deelpopulatie zien we dat voor de deelpopulatie waarbij het hoogste opleidingsniveau van beide ouders bekend is, de correlatie het sterkst is. De resultaten van de regressieanalyse laten een lage, maar stabiele verklaarde variantie zien voor de verschillende schooljaren.
Als eindconclusie kunnen we dan ook stellen dat – op basis van de onderzochte schooljaren – het model van de onderwijsachterstandenindicator ieder jaar tot vergelijkbare uitkomsten leidt.