Auteur: Anna van der Meij, Niek Verbaan
Conceptafbakening van competitie en verdringing bij internethandel

3. Verdringing

Om verdringing tot een meetbaar concept af te bakenen, wordt in dit hoofdstuk ingegaan op hoe de literatuur het begrip 'verdringing' definieert en hoe het gemeten kan worden.

3.1 Definitie

De Van Dale omschrijft verdringing of verdringen (z.d.) als 'van de plaats, positie verdrijven om zelf in de plaats te komen'. Beleidsmatig wordt het concept gebruikt om de relatie tussen buitenlandse en Nederlandse webwinkels in Nederland te beschrijven. Dit komt in de literatuur overeen met de concepten 'waargenomen concurrentie' en 'importconcurrentie'.

Zoals besproken in hoofdstuk 2.1 meet waargenomen concurrentie de concurrentie tussen bedrijven en partijen afkomstig uit verschillende regio's. Waargenomen concurrentie kan in het kader van buitenlandse webwinkels in Nederland ook worden omschreven als importconcurrentie. Importconcurrentie duidt op het fenomeen waarbij goederen afkomstig uit het buitenland wedijveren voor consumptiebesteding met gelijkwaardige goederen geproduceerd in eigen land (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2018). Een hoge mate van importconcurrentie kan resulteren in de verdringing van de oorspronkelijke aanbieders. Verdringing lijkt hiermee in het verlengde te liggen van importconcurrentie. Waarbij er enkel bij het overschrijden van een drempelwaarde gesproken mag worden van verdringing. Echter, het is onduidelijk of de literatuur deze redenatie ondersteunt en er richtlijnen zijn om deze drempelwaarde te bepalen. Verdringing zal om die reden ook niet op een drempelwaarde worden gebaseerd. 

Los van een drempelwaarde duidt verdringing voornamelijk op concurrentie tussen verschillende soorten aanbieders in eigen regio. In het huidige onderzoek wordt het concept verdringing daarom gebruikt om de mate van concurrentie tussen buitenlandse en Nederlandse webwinkels in Nederland aan te geven. Daarbij is er sprake van verdringing zodra buitenlandse webwinkels producten op de Nederlandse markt aanbieden die ook door Nederlandse webwinkels worden aangeboden.

3.2 Meting

Zoals besproken in hoofdstuk 2.2 kan het internationaal concurrentievermogen worden gebruikt als concurrentiemaatstaf. Om het concurrentievermogen internationaal te vergelijken, moet voor alle landen in de wereld het concurrentievermogen worden berekend. Momenteel beschikt Nederland niet over buitenlandse importgegevens van webwinkels, waardoor dit niet mogelijk is. 

Een concurrentieverhouding wordt omschreven als de verhouding tussen elkaar beconcurrerende marktpartijen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2020), in dit geval Nederlandse en buitenlandse webwinkels in Nederland. Hoewel een verhouding niet internationaal vergelijkbaar is, geeft het voldoende inzicht in de mate van verdringing door buitenlandse webwinkels op de Nederlandse markt. Zo kan een laag aandeel Nederlandse webwinkels in vergelijking met het aandeel buitenlandse webwinkels duiden op verdringing. Deswege is een concurrentieverhouding geschikt als indicator voor het concurrentievermogen. Verhoudingen kunnen per bedrijfstak sterk verschillen waardoor één verhouding voor alle bedrijfstakken de onderliggende bedrijfstakken mogelijk niet voldoende representeert. Om die reden zal er voor elke bedrijfstak afzonderlijk een concurrentieverhouding worden berekend.

De concurrentieverhouding tussen buitenlandse en Nederlandse webwinkels kan worden gebaseerd op het aantal buitenlandse webwinkels in Nederland. Uit de internationaliseringsmonitor (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019) blijkt dat de goederenhandel wordt gerealiseerd door drie type handelaren: (1) handelaren die jaar in, jaar uit aanzienlijke internationale goederenstromen realiseren, (2) eenmalige handelaren die direct terugvallen naar de binnenlandse markt na een experiment op de buitenlandse markt en (3) ‘knipperlichthandelaren’ die in afwisselende perioden goederenstromen realiseren. Een verhouding enkel gebaseerd op aantallen houdt geen rekening met het onderscheid tussen actieve webwinkels en webwinkels die eenmalig of 'knipperlicht' actief zijn in Nederland. Een concurrentieverhouding gebaseerd op aantallen kan daardoor misleidend zijn. Bijvoorbeeld een relatief klein gedeelte van het totaal aantal Nederlandse handelaren zijn jaar-op-jaar internationaal actief (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019). Desondanks is deze groep verantwoordelijk voor het grootste gedeelte van de goederenexport. De zogenaamde knipperlichthandelaren zijn in aantal oververtegenwoordigd maar verantwoordelijk voor slechts een klein gedeelte van de Nederlandse goederenexport. Een concurrentieverhouding gebaseerd op aantallen zou in dit voorbeeld dus een vertekend beeld geven.

Naast aantallen wordt de verhouding buitenlandse en Nederlandse webwinkels op de Nederlandse markt ook gebaseerd op uitgaven van Nederlandse consumenten aan buitenlandse webwinkels. Het CBS heeft de uitgaven van Nederlandse consumenten bij Europese webwinkels reeds inzichtelijk gemaakt (Centraal Bureau voor de Statistiek, z.d.). Deze uitgaven zijn gebaseerd op de btw-aangiften van buitenlandse Europese bedrijven en kunnen vergeleken worden met de omzet van de Nederlandse webwinkels in Nederland. Het CBS streeft ernaar om dit onderzoek op termijn uit te breiden naar de uitgaven van Nederlandse consumenten aan niet-Europese webwinkels.