Auteur: Anna van der Meij, Niek Verbaan

Conceptafbakening van competitie en verdringing bij internethandel

BAS-programmaonderdeel 'internethandel'

Over deze publicatie

Als gevolg van digitalisering groeien de internetverkopen in Nederland en de rest van de wereld al jaren sterk. Met lopende initiatieven, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), onderzoekt het CBS reeds de internethandel door Nederlandse bedrijven en online consumptie van Nederlandse consumenten, zowel bij Nederlandse als Europese webwinkels. Maar in hoeverre is er sprake van verdringing op de Nederlandse markt door buitenlandse webwinkels en in welke mate gaan Nederlandse webwinkels de competitie aan in het buitenland? In dit rapport is een eerste conceptuele afbakening gemaakt.

Inleiding

Als gevolg van digitalisering groeien de internetverkopen in Nederland en de rest van de wereld al jaren sterk. Internethandel is een snelgroeiend fenomeen, wat beleidsmatig aandacht verdient. Met lopende initiatieven uit het programma Beleidsaanvullende Statistieken (BAS)1), gefinancierd door Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), speelt het CBS reeds in op de benutting van de kansen van internethandel door Nederlandse bedrijven en de online consumptie van Nederlandse consumenten. Mede door de "Digital Single Market Strategy" van de Europese Commissie (EC)2) is EZK benieuwd in hoeverre er sprake is van verdringing op de Nederlandse markt door buitenlandse webwinkels en in welke mate Nederlandse webwinkels de competitie aangaan in het buitenland.

Met het huidige rapport zet het CBS een eerste stap in de beantwoording van deze beleidsvragen. Competitie en verdringing worden door middel van dit literatuuronderzoek afgebakend tot meetbare concepten. Op termijn is het CBS hiermee in staat om de mate van verdringing op de Nederlandse markt door buitenlandse webwinkels en de mate van competitie van Nederlandse webshops in het buitenland in cijfers uit te drukken.

Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 geeft een uiteenzetting van internethandel. In hoofdstukken 2 en 3 worden achtereenvolgens de concepten competitie en verdringing afgebakend. Hoofdstuk 4 bevat de conclusie.

1) Denk aan (lopende) onderzoeken naar omzetontwikkeling internetverkoop Nederlandse detailhandel, omzetniveau Nederlandse webwinkels en omzetniveau Europese webwinkels uit de verkoop aan Nederlandse consumenten.
2) In 2015 werd de "Digital Single Market Strategy" van de Europese Commissie (EC) geïntroduceerd met als doel grensoverschrijdende onlineactiviteiten in Europa te bevorderen. Zo richt deze strategie zich onder andere op een betere online toegang tot goederen en diensten voor consumenten en bedrijven in geheel Europa.

1. Internethandel

Internethandel, internetverkopen van goederen door bedrijven aan consumenten (B2C), is met behulp van het conceptueel kader digitale handel (OECD, WTO & IMF, 2020) afgebakend, zie bijlage 1. Het conceptueel kader bespreekt vier aspecten: waar (scope), hoe (manier), wat (product) en wie (partijen). De scope van dit onderzoek is de conventionele internethandel, dat is de legale internethandel gemeten via bronnen bekend bij de Nederlandse overheid zoals btw-aangiften. Onder de internethandel wordt de digitale handel verstaan, dus enkel digitaal bestelde producten via website of intermediair platform. Het offline aanbod, denk aan producten aangeboden in fysieke winkels, valt buiten de scope van het onderzoek. De ‘wat’ betreft goederen, diensten worden buiten beschouwing gelaten. Buitenlandse en Nederlandse webwinkels (verkopende partij) en buitenlandse en Nederlandse consumenten (kopende partij) zijn de betrokken partijen in dit onderzoek. Webwinkels zijn alle bedrijven die via het internet goederen verkopen aan consumenten. Enkel binnen de detailhandel wordt onderscheid gemaakt in pure webwinkels en multichannelers. Pure webwinkels zijn detailhandelaren met hoofdactiviteit internetverkopen. Multichannelers zijn detailhandelaren die voornamelijk via fysieke winkels verkopen en waarbij internethandel een nevenactiviteit is.

2. Competitie

Om competitie tot een meetbaar concept af te bakenen, wordt in dit hoofdstuk ingegaan op hoe de literatuur het begrip 'competitie' definieert en hoe het gemeten kan worden.

2.1 Definitie

De Van Dale omschrijft competitie (z.d.) als 'het streven een ander te evenaren of te overtreffen'. Beleidsmatig wordt het concept gebruikt om de relatie tussen Nederlandse en buitenlandse webwinkels in het buitenland te beschrijven. Dit komt in de literatuur overeen met de concepten 'waargenomen concurrentie' en 'exportconcurrentie'.

Waargenomen concurrentie meet de concurrentie tussen bedrijven en partijen afkomstig uit verschillende regio's (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). Hoewel waargenomen concurrentie wordt gezien als concurrentie tussen regio’s, is het in feite zo dat bedrijven in een regio strijden om markten met bedrijven die gevestigd zijn in andere regio’s. Daarbij bepaalt de marktoverlap de mate van concurrentie. In concurrentieanalyses wordt vaak onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte concurrenten. Directe concurrenten bieden producten aan die overeenkomen met het eigen product. Indirecte concurrenten bieden alternatieven aan of dezelfde producten in een andere regio. 

Waargenomen concurrentie kan in het onderzoek naar competitie van Nederlandse webwinkels in het buitenland ook worden omschreven als exportconcurrentie. Er is sprake van exportconcurrentie als Nederlandse goederen wedijveren met gelijkwaardige goederen geproduceerd in het buitenland voor de consumptiebesteding van consumenten in het desbetreffend land (Durand & Giorno, 1987).

Het huidige onderzoek gebruikt het concept competitie om de mate van concurrentie tussen buitenlandse en Nederlandse webwinkels in het buitenland aan te geven. Daarbij is er sprake van competitie zodra Nederlandse webwinkels producten in het buitenland aanbieden. Om webwinkels te categoriseren, zijn webwinkels ingedeeld naar bedrijfstak. Daarbij geldt dat aanbieders in een bedrijfstak altijd direct concurreren, want hetzelfde of alternatief product wordt ook door andere aanbieders binnen de bedrijfstak aangeboden. 

2.2 Meting

Om concurrentie te meten, introduceren Durand en Giorno (1987) het internationaal concurrentievermogen. Deze maatstaf vergelijkt een aantal economische kenmerken voor een land en zijn handelspartners. Het internationaal concurrentievermogen is gebaseerd op de volgende indicatoren: producenten- of groothandelsprijzen, consumentenprijzen, bbp-deflatoren, exportprijzen, arbeidskosten per eenheid product en wisselkoersen. Idealiter moeten deze indicatoren voor het concurrentievermogen voldoen aan drie basiscriteria: 

  1. betrekking hebben op alle aan concurrentie blootgestelde bedrijfstakken (alle goederen onderhevig aan concurrentie moeten vertegenwoordigd zijn); 
  2. alle markten omvatten die voor concurrentie openstaan; 
  3. en worden samengesteld uit gegevens die internationaal volledig vergelijkbaar zijn.

In de praktijk voldoet geen van de indicatoren aan deze drie criteria (Durand & Giorno, 1987). Dit betekent dat er compromissen moeten worden gesloten, waardoor elke indicatie van concurrentievermogen in feite slechts een ruwe benadering is. Afhankelijk van het doel waarvoor de indicator wordt gebruikt, kunnen verschillende benaderingen worden gekozen. 

Eurostat omschrijft exportmarktaandeel als mogelijke indicator voor het concurrentievermogen (Eurostat, z.d.). Een exportmarktaandeel wordt berekend door de exportwaarde van een land (in dit geval Nederland) te delen door de totale exportwaarde van de wereld. Een land kan marktaandeel verliezen, niet alleen als de export afneemt, maar ook als de export niet in hetzelfde tempo groeit als de wereldexport. Binnen het BAS-programmaonderdeel 'internethandel' kan dit geoperationaliseerd worden door de uitvoer van goederen door Nederlandse webwinkels (idealiter uitgesplist naar productcategorie) te vergelijken met het online exportaandeel van andere landen in de wereld. Echter, momenteel beschikt Nederland niet over de exportcijfers van buitenlandse webwinkels waardoor een exportaandeel (nog) niet internationaal vergelijkbaar is. 

3. Verdringing

Om verdringing tot een meetbaar concept af te bakenen, wordt in dit hoofdstuk ingegaan op hoe de literatuur het begrip 'verdringing' definieert en hoe het gemeten kan worden.

3.1 Definitie

De Van Dale omschrijft verdringing of verdringen (z.d.) als 'van de plaats, positie verdrijven om zelf in de plaats te komen'. Beleidsmatig wordt het concept gebruikt om de relatie tussen buitenlandse en Nederlandse webwinkels in Nederland te beschrijven. Dit komt in de literatuur overeen met de concepten 'waargenomen concurrentie' en 'importconcurrentie'.

Zoals besproken in hoofdstuk 2.1 meet waargenomen concurrentie de concurrentie tussen bedrijven en partijen afkomstig uit verschillende regio's. Waargenomen concurrentie kan in het kader van buitenlandse webwinkels in Nederland ook worden omschreven als importconcurrentie. Importconcurrentie duidt op het fenomeen waarbij goederen afkomstig uit het buitenland wedijveren voor consumptiebesteding met gelijkwaardige goederen geproduceerd in eigen land (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2018). Een hoge mate van importconcurrentie kan resulteren in de verdringing van de oorspronkelijke aanbieders. Verdringing lijkt hiermee in het verlengde te liggen van importconcurrentie. Waarbij er enkel bij het overschrijden van een drempelwaarde gesproken mag worden van verdringing. Echter, het is onduidelijk of de literatuur deze redenatie ondersteunt en er richtlijnen zijn om deze drempelwaarde te bepalen. Verdringing zal om die reden ook niet op een drempelwaarde worden gebaseerd. 

Los van een drempelwaarde duidt verdringing voornamelijk op concurrentie tussen verschillende soorten aanbieders in eigen regio. In het huidige onderzoek wordt het concept verdringing daarom gebruikt om de mate van concurrentie tussen buitenlandse en Nederlandse webwinkels in Nederland aan te geven. Daarbij is er sprake van verdringing zodra buitenlandse webwinkels producten op de Nederlandse markt aanbieden die ook door Nederlandse webwinkels worden aangeboden.

3.2 Meting

Zoals besproken in hoofdstuk 2.2 kan het internationaal concurrentievermogen worden gebruikt als concurrentiemaatstaf. Om het concurrentievermogen internationaal te vergelijken, moet voor alle landen in de wereld het concurrentievermogen worden berekend. Momenteel beschikt Nederland niet over buitenlandse importgegevens van webwinkels, waardoor dit niet mogelijk is. 

Een concurrentieverhouding wordt omschreven als de verhouding tussen elkaar beconcurrerende marktpartijen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2020), in dit geval Nederlandse en buitenlandse webwinkels in Nederland. Hoewel een verhouding niet internationaal vergelijkbaar is, geeft het voldoende inzicht in de mate van verdringing door buitenlandse webwinkels op de Nederlandse markt. Zo kan een laag aandeel Nederlandse webwinkels in vergelijking met het aandeel buitenlandse webwinkels duiden op verdringing. Deswege is een concurrentieverhouding geschikt als indicator voor het concurrentievermogen. Verhoudingen kunnen per bedrijfstak sterk verschillen waardoor één verhouding voor alle bedrijfstakken de onderliggende bedrijfstakken mogelijk niet voldoende representeert. Om die reden zal er voor elke bedrijfstak afzonderlijk een concurrentieverhouding worden berekend.

De concurrentieverhouding tussen buitenlandse en Nederlandse webwinkels kan worden gebaseerd op het aantal buitenlandse webwinkels in Nederland. Uit de internationaliseringsmonitor (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019) blijkt dat de goederenhandel wordt gerealiseerd door drie type handelaren: (1) handelaren die jaar in, jaar uit aanzienlijke internationale goederenstromen realiseren, (2) eenmalige handelaren die direct terugvallen naar de binnenlandse markt na een experiment op de buitenlandse markt en (3) ‘knipperlichthandelaren’ die in afwisselende perioden goederenstromen realiseren. Een verhouding enkel gebaseerd op aantallen houdt geen rekening met het onderscheid tussen actieve webwinkels en webwinkels die eenmalig of 'knipperlicht' actief zijn in Nederland. Een concurrentieverhouding gebaseerd op aantallen kan daardoor misleidend zijn. Bijvoorbeeld een relatief klein gedeelte van het totaal aantal Nederlandse handelaren zijn jaar-op-jaar internationaal actief (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019). Desondanks is deze groep verantwoordelijk voor het grootste gedeelte van de goederenexport. De zogenaamde knipperlichthandelaren zijn in aantal oververtegenwoordigd maar verantwoordelijk voor slechts een klein gedeelte van de Nederlandse goederenexport. Een concurrentieverhouding gebaseerd op aantallen zou in dit voorbeeld dus een vertekend beeld geven.

Naast aantallen wordt de verhouding buitenlandse en Nederlandse webwinkels op de Nederlandse markt ook gebaseerd op uitgaven van Nederlandse consumenten aan buitenlandse webwinkels. Het CBS heeft de uitgaven van Nederlandse consumenten bij Europese webwinkels reeds inzichtelijk gemaakt (Centraal Bureau voor de Statistiek, z.d.). Deze uitgaven zijn gebaseerd op de btw-aangiften van buitenlandse Europese bedrijven en kunnen vergeleken worden met de omzet van de Nederlandse webwinkels in Nederland. Het CBS streeft ernaar om dit onderzoek op termijn uit te breiden naar de uitgaven van Nederlandse consumenten aan niet-Europese webwinkels.

4. Conclusie

Om de competitie van Nederlandse webwinkels in het buitenland af te bakenen tot een meetbaar concept is waargenomen concurrentie besproken. Ook de verdringing van Nederlandse webwinkels door buitenlandse webwinkels duidt, los van een drempelwaarde, op concurrentie. Daarmee resulteert de afbakening van competitie en verdringing in hetzelfde meetbare concept concurrentie, maar vanuit verschillende invalshoeken.

Ook de OECD noemt twee uitgangspunten om het concurrentievermogen van een land te meten. Afhankelijk van het doel waarvoor de voorgestelde indicator moet worden gebruikt, kunnen drie verschillende benaderingen worden gekozen: (1) de studie wordt beperkt tot de concurrentiepositie op de exportmarkten van elk land (2) de studie wordt beperkt tot de concurrentiepositie op de thuismarkt of (3) beiden (Durand & Giorno, 1987). 

De concurrentie van Nederlandse webwinkels in het buitenland wordt gedefinieerd als exportconcurrentie. Anderzijds wordt de concurrentie tussen Nederlandse en buitenlandse webwinkels in Nederland gedefinieerd als importconcurrentie. Op deze manier wordt er voor beide benaderingen apart een concurrentievermogen berekend. Idealiter moeten beiden indicatoren (1) betrekking hebben op alle aan concurrentie blootgestelde bedrijfstakken, (2) alle markten omvatten die voor concurrentie openstaan en (3) worden samengesteld uit gegevens die internationaal volledig vergelijkbaar zijn (Durand & Giorno, 1987). Echter, in de praktijk voldoet geen van de indicatoren aan alle criteria.

Het huidige onderzoek voldoet niet aan het tweede criterium; immers enkel de online markt wordt geanalyseerd. Verder wordt ook de internationale vergelijkbaarheid (het derde criterium) geschonden. Daarom zal de exportconcurrentie worden gebaseerd op de omzet behaald aan internetverkopen in het buitenland. Uitkomsten geven een indicatie van de mate waarin Nederlandse webwinkels de concurrentie aangaan in het buitenland. 
Voor importconcurrentie is een verhoudingsgetal gebaseerd op de uitgaven van Nederlandse consumenten aan respectievelijk buitenlandse en Nederlandse webwinkels voldoende. 

Bijlage

Het huidige onderzoek focust enkel op het digitale aanbod van goederen aan consumenten zonder tussenliggend platform. Deze keuze is gebaseerd op het conceptuele kader voor digitale handel (OECD, WTO & IMF, 2020, zoals hieronder weergegeven. 

The conceptual framework for digital trade

Bronnen

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016, 14 september). Internationaliseringsmonitor 2016, derde kwartaal. Geraadpleegd van: https://cbs.nl/nl-nl/publicatie/2016/37/internationaliseringsmonitor-2016-derde-kwartaal

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2018, 28 juni). Internationaliseringsmonitor 2018, tweede kwartaal. Geraadpleegd van: https://cbs.nl/nl-nl/publicatie/2018/26/internationaliseringsmonitor-2018-tweede-kwartaal

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2019, 4 juli). Internationaliseringsmonitor 2019, tweede kwartaal. Geraadpleegd van: https://cbs.nl/nl-nl/publicatie/2019/26/internationaliseringsmonitor-2019-2e-kwartaal-patronen-in-handelsgedrag

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2020, 16 oktober). ICT, kennis en economie. Geraadpleegd van: https://longreads.cbs.nl/ict-kennis-en-economie-2020/

Centraal Bureau voor de Statistiek. (z.d). Recordbestedingen bij Europese webwinkels. Geraadpleegd van: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/43/recordbestedingen-bij-europese-webwinkels

"Competitie". (z.d.) In Van Dale Online. Geraadpleegd op 16 december 2020, van https://rijksweb.vandale.nl/zoeken/zoeken.do

Durand, M., & Giorno, C. (1987). Indicators of international competitiveness: conceptual aspects and evaluation. OECD economic studies, 9(3), 147-182.

Eurostat. (z.d.). Macroeconomic imbalance procedure. Geraadpleegd van: https://ec.europa.eu/eurostat/web/macroeconomic-imbalances-procedure/indicators

OECD, WTO & IMF. (2020). Handbook on Measuring Digital Trade, Version 1. Geraadpleegd van: https://www.oecd.org/sdd/its/handbook-on-measuring-digital-trade.htm

"Verdringing". (z.d.) In Van Dale Online. Geraadpleegd op 16 december 2020, van https://rijksweb.vandale.nl/zoeken/zoeken.do