Potentiële neveneffecten Wet Normering Topinkomens

2. Onderzoeksmethode

2.1 Populatie

In dit onderzoek staan WNT-plichtige instellingen centraal. Voor alle instellingen in Nederland is per peiljaar (2006-2018) bepaald of het een WNT-instelling betreft, op basis van overzichten met KvK-nummers die zijn aangeleverd door de toezichthouder van de betreffende sector. Niet voor alle sectoren was voor elk peiljaar bekend welke instellingen WNT-plichtig waren. In dat geval is de indeling van het meest recente nabijgelegen jaar aangehouden dat gegevens wel bekend waren. Voor de jaren voorafgaand aan de invoering van de WNT is de indeling van 2013 aangehouden. Deze methodiek houdt geen rekening met bijvoorbeeld fusies. Deze instellingen zijn niet meegenomen in de resultaten. Met name voor de woningcorporaties kan dit invloed hebben, omdat daar veel fusies hebben plaatsgevonden.

Gegevens over instellingen die niet WNT-plichtig zijn, dienen in dit onderzoek als beschrijving van de brede maatschappelijke trends, maar zijn nadrukkelijk géén referentiegroep voor de WNT-instellingen. Omdat instellingen die WNT-plichtig zijn voldoen aan een strikte set kenmerken, is het per definitie niet mogelijk een vergelijkbare referentiegroep op te stellen die niet WNT-plichtig is.

Vanuit het oogpunt van betrouwbaarheid en validiteit zijn niet alle instellingen in Nederland meegenomen in het onderzoek:
• Instellingen waarvoor geen bestuurder kon worden geïdentificeerd zijn niet meegenomen in de analyses. Er zijn meerdere redenen waarom bestuurders niet kunnen worden geïdentificeerd:
- De bestuurder is niet geregistreerd in een van de beschikbare bronnen. Dit is het geval voor publiekrechtelijke rechtspersonen zoals gemeenten en rechtspersonen met een wettelijke taak. Ook voor het Rijkis maar een deel van de bestuurders in beeld. Voor het Rijk konden slechts een deel van de topfunctionarissen in beeld worden gebracht. Dit betekent dat de subtop voor het Rijk niet kan worden geïdentificeerd omdat daar waarschijnlijk ook topfunctionarissen in voor zullen komen. Daarom maakt het Rijk geen onderdeel uit van de populatie voor alle indicatoren waar de subtop onderdeel van uit maakt;
- De bestuurder heeft geen dienstbetrekking bij de instelling waar hij of zij bestuurder is;
- De bestuurder werkt minder dan 0,1 voltijdsequivalent (VTE). Van deze bestuurders is aangenomen dat zij geen volwaardige bestuursfunctie bekleden;
- De bestuurder verdient minder dan 1 500 euro per jaar. Een functie met een inkomen van minder dan 1 500 euro wordt door de belastingdienst als een vrijwilligersfunctie gezien in de periode tot en met 2018;
• Niet WNT-plichtige instellingen zijn niet meegenomen in de analyses wanneer er één of minder personen werkzaam zijn. Dit bleek een grote groep te zijn die het beeld sterk vertekent;
• Alleen bestuurlijke topfunctionarissen zijn onderdeel van deze rapportage, toezichthoudende topfunctionarissen zijn niet opgenomen. Aangezien een groot deel van de toezichthouders geen dienstbetrekking heeft bij de instelling waar hij of zij topfunctionaris is, kunnen zij voor een groot deel van de analyses niet in beeld worden gebracht. De enige gegevens die wel beschikbaar zijn, hebben betrekking op de samenstelling van de raad van toezicht. Deze gegevens maken geen onderdeel uit van deze rapportage, maar zijn wel opgenomen in het dashboard.

2.2 Methode

Voor dit onderzoek zijn verschillende bronnen gecombineerd (voor een overzicht, zie Bronnen), om kenmerken van WNT-plichtige en niet WNT-plichtige instellingen, en van de personen die er werkzaam zijn, in kaart te brengen.

Om kenmerken uit de diverse bronnen te kunnen combineren, heeft koppeling plaatsgevonden op het niveau van de bedrijfseenheid (BEID). Dit is het niveau waarop veel statistieken van het CBS zijn samengesteld. Omdat WNT-plichtige instellingen op basis van KvK-nummers zijn geïdentificeerd en onder een BEID meerdere KvK-nummers kunnen vallen, is de gehele BEID meegerekend als WNT-instelling wanneer minimaal een van de KvK-nummers behorende bij de BEID WNT-plichtig is. Hierdoor is het mogelijk dat in dit onderzoek instellingen die in werkelijkheid niet WNT-plichtig zijn, toch zijn meegenomen in de groep WNT-instellingen.

2.3 Kenmerken

De instellingen en topfunctionarissen die onder de WNT vallen zijn divers. In dit onderzoek is in de analyses een verdieping gemaakt naar de volgende kenmerken van WNT-instellingen:
• Sector
• Grootteklasse
• WNT-instelling met bestuurder met inkomen rond of boven de bezoldigingsgrens

Hieronder wordt de wijze waarop deze kenmerken in dit onderzoek zijn geoperationaliseerd nader toegelicht.

2.3.1 Sector

Er valt een grote verscheidenheid aan sectoren onder de WNT. Mogelijk verschillen de neveneffecten van de wet per sector. Om dit in beeld te kunnen brengen is een uitsplitsing naar sectoren aangebracht, die aansluit op de indeling naar sectoren voor de sectorale normen onder de WNT 1). Wanneer sectoren uit een klein aantal instellingen bestaan, zijn de cijfermatige uitkomsten gevoelig voor schommelingen en zijn trends lastig in kaart te brengen. Om toch resultaten te kunnen presenteren, zijn enkele kleinere sectoren samengenomen. In overleg met de afgevaardigden van de diverse vakdepartementen -waaronder BZK, VWS en OCW - ten behoeve van de tweede wetsevaluatie WNT is waar mogelijk 2) binnen sectoren een extra verdieping gemaakt om op een lager niveau relevante resultaten te kunnen laten zien. De indeling naar sectoren in dit onderzoek is als volgt:
• Algemeen: alle instellingen waarvan het toezicht op de naleving van de wet wordt uitgeoefend door de Eenheid toezicht WNT van het ministerie van BZK. Binnen deze sector is een grote variëteit aan instellingen; zo vallen hier zowel publieke (rijk, decentrale overheden) als semipublieke (bijvoorbeeld energiebedrijven) instellingen onder.
• Onderwijs, met als verdiepende sectoren:
- Primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en samenwerkingsverbanden (inclusief de bijbehorende onderwijsgerelateerde instellingen)
- Middelbaar beroepsonderwijs (MBO), hoger beroepsonderwijs (HBO) en wetenschappelijk onderwijs (WO) (inclusief de bijbehorende onderwijsgerelateerde instellingen)
• Cultuur en media: met als verdiepende sectoren:
- Cultuur (inclusief de cultuurfondsen)
- Media (inclusief emancipatie)
• Woningcorporaties
• Zorg: zorg, jeugdhulp en zorgverzekeraars

In uiteenlopende sectoren is het gebruikelijk dat een topspecialist of directielid vanuit de eigen gelederen – ook wel de subtop - het bestuur versterkt 3). De subtop bestaat zodoende uit de poule medewerkers die in potentie geschikt zijn om door te stromen naar de functie van bestuurder. Op basis van een analyse van de salarissen van de subtop is de subtop gedefinieerd als de 6,5 procent van de medewerkers (exclusief bestuurders) met het hoogste inkomen van de betreffende instelling.

2.3.2 Grootteklasse

De maximale bezoldiging voor topfunctionarissen wordt bepaald door de sector en klasse waar de instelling is ingedeeld. De klasse wordt bepaald door kenmerken van de instelling. Mogelijk is de invloed van de WNT op instellingen in verschillende bezoldigingsklassen niet hetzelfde. Idealiter zou daarom een verdieping naar bezoldigingsklasse worden gemaakt. Dit is echter niet mogelijk, omdat niet voor de gehele onderzoeksperiode dezelfde indeling in bezoldigingsklassen bestond. Als ruwe benadering voor de bezoldigingsmaxima, is gekozen voor een indeling naar grootteklasse op basis van het aantal werknemers. Voor alle sectoren is een indeling gemaakt naar kleine, middelgrote en grote instellingen. De indeling naar grootteklasse is afhankelijk van de sector. De grenzen zijn zo gekozen dat instellingen die in dezelfde bezoldigingsklasse vallen ook zo veel mogelijk samen in één grootteklasse vallen. Dit heeft geleid tot de indeling in tabel 2.3.2.1.

2.3.2.1 Indeling naar grootteklasse op basis van aantal werknemers
Kleine instellingMiddelgrote instellingGrote instelling
Niet WNT‑plichtige instellingTotaal0 – 1920 - 99>= 100
WNT‑plichtige instellingTotaal0 - 1920 - 99>= 100
WNT‑plichtige instellingAlgemeen0 - 4950 - 499>= 500
WNT‑plichtige instellingOnderwijs0 - 99100 - 499>= 500
WNT‑plichtige instellingWoningcorporaties0 - 1920 - 49>= 50
WNT‑plichtige instellingZorg0 - 4950 - 499>= 500

Voor cultuur en media en de subsectoren van onderwijs is een uitsplitsing naar grootteklasse niet mogelijk vanwege het kleine aantal instellingen.

2.3.3 WNT-instelling met bestuurder met inkomen rond of boven de bezoldigingsgrens

De verwachting bestaat dat de WNT een andere invloed heeft op instellingen waar bestuurders werkzaam zijn die in de buurt van of boven het geldende bezoldigingsmaximum verdienen. Omdat enkele neveneffecten van de WNT pas na enkele jaren optreden kijken we niet naar het jaar waarin de bestuurder in de buurt van de bezoldigingsgrens verdiende, maar of er ooit een medewerker is geweest bij de instelling die rond de bezoldigingsgrens verdiende. Hierdoor kunnen we deze uitsplitsing ook hanteren in de jaren voorafgaand aan de invoering van de WNT, toen er nog geen bezoldigingsmaximum was. Een inkomen rond of boven het bezoldigingsmaximum is gedefinieerd als een inkomen vanaf 95% van het bezoldigingsmaximum.

Voor alle WNT-instellingen is het geldende WNT-maximum per peiljaar aangehouden. Wanneer het maximum voor een bepaald jaar niet bekend was, is het maximum aangehouden van dichtstbijzijnde jaar dat gegevens wel beschikbaar waren 4).

De normering van topinkomens geldt over het salaris inclusief vakantiegeld, eindejaarsuitkering, belastbare onkostenvergoedingen en pensioenbijdragen door werkgever en werknemer, de zogenaamde WNT-bezoldiging. Voor zorgverzekeraars wordt de sectorale norm verhoogd met de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn 5). In dit onderzoek is uitgegaan van de loonaangiftes die de werkgever bij de Belastingdienst doet voor zijn werknemers. Omdat de werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling geen onderdeel uitmaakt van de loonaangifte, maar wel meetelt in de normering van topinkomens, wordt in dit onderzoek via een modelraming gecompenseerd. Het bleek niet mogelijk een betrouwbare raming te maken van de VUT-premie, die eveneens niet in de loonaangifte is opgenomen maar wel bepalend is voor de bepaling van topinkomens. De invloed hiervan zal in recente jaren klein zijn omdat de VUT-premie nog maar beperkt bestaat, in eerdere jaren zal de invloed groter zijn.

De benadering van de WNT-bezoldiging wordt niet alleen gebruikt om te bepalen of een bestuurder in de buurt van of boven het bezoldigingsmaximum verdient, maar ook voor alle andere indicatoren die betrekking hebben op de beloning en wordt - in verband met de onderlinge vergelijkbaarheid - voor alle werknemers toegepast, dus ook voor niet-bestuurders en werknemers die werkzaam zijn bij een instelling die niet WNT-plichtig is.

1) Er gelden verschillende bezoldigingsmaxima voor de sectoren. Ook binnen de sectoren is een indeling naar verschillende maxima. Zie: https://www.topinkomens.nl/actueel/wnt-normen
2) Bijvoorbeeld voor de sector algemeen was niet voor alle jaren per instelling de indeling naar verdiepende sectoren bekend, daarom is in deze sector geen verdere verdieping aangebracht.
3) https://kennisopenbaarbestuur.nl/media/213799/Wetsevaluatie-WNT-rapport-deelonderzoek-niet-beoogde-effecten-WNT.pdf
4) Dit was alleen mogelijk als de indeling naar bezoldigingsklassen niet veranderd is tussen twee jaren.
5) Voor meer informatie, zie: https://wetten.overheid.nl/BWBR0034246/2020-01-01