Proactief beleid met onderzoek naar vluchtelingen
Rijkere informatie
‘Toen de vluchtelingenstroom op gang kwam, wilden we direct beginnen met monitoren’, zegt Arjen Verweij, adviseur Onderzoek en Kennis van het ministerie van SZW. ‘Dat levert namelijk veel rijkere informatie op dan als je achteraf een onderzoek start.’ De ministeries van Veiligheid & Justitie (V&J), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) haakten aan. ‘Dat is belangrijk’, aldus Verweij. ‘Want de opvang van vluchtelingen is een rijksbreed onderwerp.’
Langere tijd volgen
Bijzonder aan het onderzoek is dat het longitudinaal is. ‘We volgen de vluchtelingen voor langere tijd’, zegt Verweij. ‘ Zo kunnen we de samenhang zien: bijvoorbeeld tussen hoe lang iemand in de asielopvang heeft gezeten en zijn of haar latere succes op de arbeidsmarkt.’ Daarbij komt zowel de ‘harde’ als de ‘zachte’ kant aan bod: aan de ene kant zaken als wonen, werken, onderwijs, gezondheid en criminaliteit, aan de andere kant de cultuur. Hoe ontwikkelen de opvattingen van vluchtelingen zich? Hoe denken zij bijvoorbeeld over de rol en positie van mannen en vrouwen in het huishouden? En in hoeverre verschillen deze opvattingen van de bevolking met een Nederlandse achtergrond?
Maatschappelijke discussie
Het CBS wilde het onderzoek graag uitvoeren, vertelt CBS-projectleider en statistisch onderzoeker Martine de Mooij. ‘We hebben veel cijfers beschikbaar en willen daarmee de discussie in de maatschappij ondersteunen. Heel blij zijn we met de medewerking van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND), die extra cijfers ter beschikking hebben gesteld. Dankzij die data kunnen we vluchtelingen doorlopend volgen vanaf het moment dat ze als asielzoeker geregistreerd zijn, totdat ze als vergunninghouder (asielzoeker met verblijfsvergunning, red.) een eigen woonruimte vinden en daarna. Het is mooi dat we nu de hele groep asielzoekers in beeld hebben en precies weten wanneer iemand in Nederland aankwam en wanneer hij of zij een verblijfsvergunning ontving.’ In de rapportage worden vijf groepen onderscheiden: Syriërs, Eritreeërs, Afghanen, Irakezen en Iraniërs. Deze vluchtelingen vormden de grootste groepen in 2015.
‘Over drie tot vier jaar kunnen we zien in hoeverre deze vluchtelingen zijn gaan participeren in de samenleving’
Vragen naar opvattingen
Bij het onderzoek naar opvattingen is het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in de lead, in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Zij hebben een vragenlijst ontwikkeld, die aan een steekproef - getrokken door het CBS - van Syrische vergunninghouders wordt voorgelegd. De Mooij: ‘De informatie uit de enquête koppelt het CBS weer aan de harde cijfers over huisvesting, onderwijs en werk. Dat maakt de uitkomsten heel krachtig.’ Daarnaast vindt een kwalitatief onderzoek plaats onder Eritreeërs. Eén keer per jaar volgt een gezamenlijke publicatie van het SCP, RIVM, WOCD en het CBS. Daarin wordt verslag gedaan van het gehele onderzoek. De eerste publicatie staat gepland voor februari 2018.
Beleid toetsen
Wat levert al deze informatie op? Verweij: ‘De data vertellen ons wat er goed gaat in de integratie en wat niet, en geeft handvatten om het beleid te toetsen en zo nodig aan te passen. Neem het uitgangspunt dat we een visser liever in Urk huisvesten en een ICT-er in Eindhoven, om de kansen op werk te vergroten. Werpt dat wel of niet zijn vruchten af? In de toekomst kunnen we die vraag met dit onderzoek beantwoorden.’ Welke uitkomsten zijn opvallend? Verweij: ‘Ik vind de gegevens over de huisvesting heel waardevol. We zien dat Eritreeërs minder snel vaste huisvesting vinden dan Syriërs.’ De Mooij is blij met de cijfers. ‘Hiermee kunnen we voldoen aan vragen die vanuit de media veel aan ons gesteld worden. Maar ik zie vooral uit naar de uitkomsten over drie tot vier jaar.’ Verweij beaamt: ‘Dat nieuwkomers nu in een kwetsbare positie zitten, wat de cijfers laten zien, is niet verrassend. Over drie tot vier jaar kunnen we zien in hoeverre deze vluchtelingen zijn gaan participeren in de samenleving.’