Paul Schnabel: ‘Integratie is meer dan gelijke kansen’

/ Auteur: Jaap van Sandijk
De beeldvorming van de integratie in Nederland is negatiever dan de werkelijkheid. Dat zei Paul Schnabel in 2010. ‘Nu, bijna zeven jaar later, is dat misschien nog wel sterker geworden’, zegt de universiteitshoogleraar en voormalig directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Integratie is volgens Schnabel een tweezijdig proces. Hij was onlangs aanwezig bij het debat over integratie en de overhandiging van het Jaarrapport Integratie 2016 van CBS aan minister Asscher.

De rol van cijfers

Kun je in zijn algemeenheid zeggen dat het goed gaat met de integratie in Nederland? Over het onderwerp zijn cijfers te over. Kijk bijvoorbeeld naar het onlangs verschenen Jaarrapport Integratie 2016, waarin CBS verschillen en overeenkomsten in kaart brengt tussen de inwoners van diverse achtergronden en degenen met een Nederlandse achtergrond. Cijfers spelen een belangrijke rol, erkent Schnabel. ‘Ze tonen onder meer aan dat de werkloosheid en criminaliteit onder Marokkanen gemiddeld hoog is. Maar ook dat 40 procent van de tweede generatie Marokkanen doorstroomt naar het hoger en universitair onderwijs. Dat is – in twintig tot dertig jaar tijd en met ouders die vaak geen basisschool hebben gehad – een enorme stap.’

Beleving

Maar naast de cijfers is er ook de beleving, de psychologie. ‘Vluchtelingen moeten worden gehuisvest en de voorraad sociale huurwoningen is beperkt’, illustreert Schnabel. ‘Dat roept bij de Nederlandse bevolking spanningen en boosheid op. Omgekeerd zie je ook dat migranten zich bekeken en gewantrouwd voelen. Kijk naar de affaire met de rapper Typhoon die in zijn dure auto herhaaldelijk wordt aangehouden. Hij reageert daar begripvol op, maar dat kan niet iedereen. Maar je kunt niet zeggen dat de integratie een mislukking is en dat dit de schuld van de overheid is. Integratie is een tweezijdig proces en voor velen uit de tweede generatie zijn het nu de Nederlanders die het proces frustreren. Bovendien bestaat ‘de’ integratie niet. Die is bij elke groep weer anders.’

Gelijke kansen

In hoeverre staat integratie voor het hebben van gelijke kansen? ‘Die gelijke kansen zijn zeker belangrijk’, erkent Schnabel, ‘maar integratie is meer dan dat. Natuurlijk zijn er de indicatoren die ook CBS gebruikt, zoals opleidingsniveau, inkomensniveau, huizenbezit, werk en gezondheid. De verschillen verschuiven. De deelname aan hoger onderwijs bijvoorbeeld stijgt, maar nog altijd is het zo dat een slim kind van gekleurde ouders een minder grote kans heeft op een goed schooladvies dan een minder slim kind van witte ouders.’ Dit laatste blijkt uit het recente jaarrapport van de Inspectie voor het Onderwijs, die het verschil tussen kansarme en kansrijke kinderen ziet toenemen.

‘De deelname aan hoger onderwijs stijgt, maar nog altijd is het zo dat een slim kind van gekleurde ouders een minder grote kans heeft op een goed schooladvies dan een minder slim kind van witte ouders’

Rol van religie

Welke rol vervult religie bij integratie volgens Schnabel? ‘Als we kijken naar de islam, wil ik voorop stellen dat er niet zoiets is als één islam. Er zijn vele stromingen en ook nationale verschillen. Vanuit Nederlands perspectief gezien is de rol van de islam zeker niet bevorderlijk voor de integratie. Voor veel moslims zijn geloof en traditie niet van elkaar te scheiden en dat maakt de aanpassing aan een moderne Westerse samenleving moeilijk.’
Niettemin, je mag in ons land op traditionele en fundamentalistische wijze geloven – zoals je ook orthodox joods mag zijn, of orthodox protestants.’ Overigens denkt Schnabel dat de integratiebelemmering door de islam geen al te grote rol moet worden toegedicht. ‘Kijk, wat opvalt zijn de situaties waarin bijvoorbeeld opruiende teksten worden gesproken. Maar er zijn bijna 500 onderling verschillende moskeeën in Nederland en een groot deel van de moslims is gelovig zonder een sterke band met een moskee of imam. Dat betekent ook minder sociale controle en minder gerichtheid op het land van herkomst van steeds meer de ouders.’

Allochtoon en autochtoon

Onlangs werd bekend dat de WRR en CBS op verzoek van de Tweede Kamer de woorden allochtoon en autochtoon gaan vervangen door de term ‘inwoner met een migratieachtergrond’. Reden voor het verzoek van de Kamer: deze woorden zijn niet precies genoeg en stigmatiserend. Schnabel reageert vrij luchtig op dit besluit. ‘Die neutrale en onbelaste termen zijn destijds voorgesteld om de negatieve klank van ‘gastarbeider’ kwijt te raken, maar ondertussen zijn deze woorden nu ook belast. Zelf denk ik dat de Amerikaanse benadering het beste werkt en dat je bijvoorbeeld zou moeten spreken van Marokkaanse Nederlanders of Turkse Nederlanders. Daar doe je de mensen het meest recht mee. Ik denk trouwens dat die termen uiteindelijk ook in onderzoeken gebruikt zullen worden. Inwoners met een migratieachtergrond vind ik in elk geval geen prettige term. Het maakt teksten onleesbaar.’

Nederlanderschap

Schnabel hecht evenmin veel waarde aan het schrappen van de dubbele nationaliteit van geboren Nederlanders uit de bevolkingsadministratie, een wetswijziging uit 2012. ‘Dat is ook een onderwerp dat door politieke discussies tot een groter probleem is gemaakt dan het in werkelijkheid is. Er zijn altijd mensen met een dubbele nationaliteit geweest. Mijn zorg was juist dat het Nederlanderschap te makkelijk werd gegeven. Het was gewoon een administratieve afhandeling. Zo’n dertig jaar geleden werd ik weggehoond, omdat ik pleitte voor een ceremoniële aanpak. Ik vind dat niet meer dan logisch: de Nederlandse nationaliteit is – letterlijk – heel veel waard. Vrije vestiging in de Europese Unie en bijna vrije toegang tot bijna alle landen van de wereld. Met een ceremoniële viering symboliseer je: wij horen bij elkaar. Net als bij een huwelijk. Daarom is het belangrijk dat burgemeesters zulke bijeenkomsten voor nieuwe Nederlanders organiseren.’

Bijzonder onderwijs

Nederland is een seculiere samenleving. Vindt Schnabel het nog steeds terecht dat bijzonder onderwijs wordt gesubsidieerd? ‘Daarover bestaat een groot misverstand dat tegenwoordig erg dik wordt aangezet. Dat misverstand is erop gebaseerd dat we te maken zouden hebben met religieuze scholen. Maar dat is helemaal niet zo. Een katholieke school in Nederland is niet van de katholieke kerk. Ik moet dat in het buitenland vaak uitleggen. Het zijn scholen gesticht en bestuurd door burgers die willen dat kinderen onderwijs krijgen op een bepaalde grondslag. Die grondslag is overigens in naam nog wel confessioneel, maar het pedagogisch-didactische concept is tegenwoordig veel belangrijker.’ Aan die typisch Nederlandse organisatiewijze moet je niet morrelen, vindt Schnabel. ‘Het zijn zelfstandige organisaties die hun eigen keuzes maken, waarbij de politiek op afstand staat. Zo willen we dat graag in Nederland.’

Personen met een niet-westerse achtergrond wonen vooral in en in de buurt van de vier grote steden. Een op de drie inwoners van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag heeft een niet-westerse achtergrond. In Utrecht is dit een op de vijf. Het aandeel personen met een niet-westerse achtergrond in Almere, Schiedam en Diemen (een kwart) is hoger dan het aandeel in Utrecht (Bron: Jaarrapport Integratie 2016, CBS).