CBS schat gebruik van Wmo maatwerkvoorzieningen

© ANP
In 2016 maakten iets meer dan 1 miljoen Nederlanders gebruik van een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo 2015. Voor het eerst is een betrouwbare schatting gemaakt van het totaal aantal cliënten met Wmo maatwerkvoorzieningen in Nederland.

Op 1 januari 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning ingegaan (Wmo 2015). Met deze wet hebben gemeenten meer verantwoordelijkheid gekregen bij de ondersteuning van mensen, gericht op zelfredzaamheid en participatie. Om die ondersteuning op lokaal niveau te kunnen monitoren en te kunnen verantwoorden aan de gemeenteraad, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein (GMSD) opgezet, in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het CBS. Ten behoeve van deze monitor leveren gemeenten gegevens aan het CBS over de verstrekte Wmo maatwerkvoorzieningen. Dit betreft voorzieningen die op basis van een gemeentelijke besluit worden verstrekt. Algemene of vrij toegankelijke voorzieningen op het gebied van de Wmo blijven buiten beschouwing.
Voor het eerst is het aantal aanleverende gemeenten groot genoeg om een betrouwbare schatting te maken van het totaal aantal cliënten met Wmo maatwerkvoorzieningen in Nederland.

Gemeenten leveren hun gegevens over Wmo maatwerkvoorzieningen op vrijwillige basis aan bij het CBS. Het aantal gemeenten dat deze gegevens aanlevert neemt gestaag toe sinds 2015. Over het verslagjaar 2016 is het aantal gemeenten dat gegevens aanlevert voor het eerst voldoende groot voor een betrouwbare schatting van het aantal cliënten met een Wmo maatwerkvoorziening. Deze schatting voorziet in de behoefte om op landelijk niveau een beeld te krijgen van ontwikkelingen in het gebruik van Wmo maatwerkvoorzieningen. Tot nu toe kon er alleen een landelijk beeld over Wmo maatwerkvoorzieningen worden afgeleid uit gegevens van het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Daar is nu dus een tweede bron, de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein, bijgekomen. De CAK-gegevens beschrijven alleen de Wmo maatwerkvoorzieningen waarvoor een eigen bijdrage is geïnd door het CAK. De GMSD-gegevens beschrijven in beginsel alle door de gemeente verstrekte Wmo maatwerkvoorzieningen. Algemene of vrij toegankelijke voorzieningen blijven zowel bij het CAK als de GMSD buiten beschouwing. Beide bronnen geven dus geen totaalbeeld van álle ondersteunende activiteiten die gemeenten leveren in het kader van de Wmo.

Modelmatige schatting

Op basis van de gegevens van de deelnemende gemeenten heeft het CBS modelmatig een schatting gemaakt van het totaal aantal cliënten met Wmo maatwerkvoorzieningen in Nederland. In 2016 maakten iets meer dan 1 miljoen Nederlanders gebruik van een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo 2015. Dit is 6,2 procent van alle Nederlanders. Deze modelschatting is gebaseerd op gegevens van 243 van de 390 gemeenten, waaronder de vier grootste gemeenten. Hiermee is de schatting gebaseerd op 11,9 miljoen van de 17 miljoen Nederlanders.
Ook is een schatting gemaakt van het aantal cliënten met een bepaald type Wmo maatwerkarrangement. Er worden vier typen arrangement onderscheiden. Omdat een inwoner meerdere arrangementen van verschillende typen kan hebben, telt de onderverdeling niet op tot het totaal aantal inwoners met Wmo maatwerkarrangementen.

 Totaal aantal cliënten met Wmo maatwerkarrangement 1.053.505
 waarvan cliënten met ondersteuning thuis 1    264.760
 waarvan cliënten met hulp in het huishouden    408.665
 waarvan cliënten met verblijf en opvang      34.995
 waarvan cliënten met hulpmiddelen en diensten 2    701.835
 1 Hieronder vallen zaken als begeleiding, persoonlijke verzorging, dagbesteding.
 2 Hieronder vallen zaken als woondiensten en –voorzieningen, vervoersdiensten- en voorzieningen, rolstoelen.

Grote lokale diversiteit

Elke gemeente voert een eigen beleid in het sociaal domein. Er gaan daarmee veel verschillende gemeentelijke praktijken schuil achter de landelijke cijfers. Gemeenten maken eigen beleidsdoelen en eigen inrichtingskeuzes voor het sociaal domein en richten de uitvoeringspraktijk daar vervolgens op in. In het verlengde daarvan bepalen gemeenten zelf welke voorzieningen als een algemene voorziening worden aangeboden en welke voorzieningen als maatwerkarrangement. Zonder lokale context zijn de cijfers van gemeenten moeilijk met elkaar te vergelijken. 

Van alle deelnemende gemeenten zijn de cijfers beschikbaar op zowel de on line databank van het CBS, StatLine, als op de on line databank van de VNG, waarstaatjegemeente.nl. De lokale context is cruciaal bij de interpretatie van de cijfers per gemeente. Waarstaatjegemeente.nl wordt doorontwikkeld. Op de site komt meer ruimte voor gemeenten om eigen beleidsdoelen, inrichtingskeuzes en lokale context aan te geven. Daarbij zullen ook thema’s als het in kaart brengen van maatschappelijke effecten en cliëntervaringen een belangrijke rol spelen.