Verschil tussen budget en declaratie geneeskundige jeugd-GGZ, 2011

In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het CBS onderzoek uitgevoerd naar het verschil tussen het budget en de gedeclareerde bedragen in de 2e lijns geneeskundige GGZ in het kader van decentralisatie van de jeugdzorg. Dit artikel geeft de resultaten van de toerekening van deze verschillen aan de jeugdzorgregio’s.

In 2014 heeft het CBS cijfers in StatLine gepubliceerd over de kosten van 2e lijns geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (GGZ ) aan jongeren gefinancierd door de Zorgverzekeringswet (Zvw). De cijfers over de geneeskundige jeugd-GGZ aan jongeren zijn gebaseerd op de gedeclareerde bedragen aan Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) per jongere in 2011. In dat jaar maakten 212 duizend jongeren gebruik van geneeskundige 2e lijns-GGZ met een totaal aan kosten van 820 miljoen euro.

In 2011 had een groot deel van de instellingen in de 2e lijns geneeskundige GGZ recht op een vooraf vastgesteld budget op basis van productieafspraken. De feitelijke inkomsten ontvingen instellingen door het factureren van DBC’s. Aan het eind van het jaar werd het verschil tussen de totale DBC-omzet en het budget vastgesteld. Als de DBC-omzet boven het budget lag (overfinanciering) moest de instelling het verschil terugbetalen aan de zorgverzekeraars; als de DBC-omzet lager was (onderfinanciering) kreeg de instelling het verschil uitgekeerd.

In totaal is in 2011 ongeveer 50 miljoen euro meer gefactureerd dan het totale budget voor 2e lijns geneeskundige GGZ (zowel volwassenen als jongeren) van 3,5 miljard euro. Per saldo is er dus geld terugbetaald aan de verzekeraars. Voor een individuele instelling kan de situatie anders zijn; er zijn ook instellingen die een nabetaling kregen. Het CBS heeft onderzocht hoe de over- en onderfinanciering, voor het deel dat toegerekend kan worden aan jongeren, er per jeugdzorgregio uitziet. Hiervoor is het bedrag per instelling opgedeeld naar volwassenen en jongeren en is het jongerendeel verder op basis van de herkomstgemeente naar jeugdzorgregio’s ingedeeld.

Dit levert de volgende verdeling op:

Een negatief bedrag duidt in de grafiek op overfinanciering, een positief bedrag op onderfinanciering.

Omdat de jeugdzorgregio’s niet allemaal dezelfde grootte hebben, is hieronder ook een grafiek gegeven met de onder- en overfinanciering als percentage van de 2e lijns geneeskundige GGZ-DBC-omzet.

Uit de grafieken blijkt dat in de meeste jeugdzorgregio’s sprake is van een lichte overfinanciering. Bij 31 jeugdzorgregio’s is sprake van overfinanciering (maximaal -2,5 miljoen euro) en bij 11 jeugdzorgregio’s van onderfinanciering (maximaal 5,3 miljoen euro). Ook op landelijk niveau is er bij de jeugd-GGZ een lichte overfinanciering van -6,6 miljoen euro in 2011 en -1 procent in termen van de DBC-omzet. Wel blijkt dat bij de jeugdzorgregio’s waar sprake is van onderfinanciering de absolute bedragen per regio groter zijn.

De maatwerktabel geeft de onder- of overfinanciering van de 42 jeugdzorgregio’s weer:
Over- en onderfinanciering Zvw-gefinancierde tweedelijns GGZ toegerekend aan jongeren (tot 18 jaar) en totaal gedeclareerde kosten Zvw-gefinancierde tweedelijns GGZ aan jongeren, per jeugdzorgregio, 2011 (xls)