Nabijheidsstatistiek: hoe ver wonen Nederlanders van voorzieningen?

Of mensen ergens graag wonen is voor een deel afhankelijk van de aanwezigheid van voorzieningen als scholen, winkels en gezondheidszorg. Niet alleen de afstand tot die voorzieningen is van belang, maar ook het aantal voorzieningen binnen een bepaalde afstand. Meer voorzieningen betekent immers meer keuze.
In de Nabijheidsstatistiek publiceert het CBS sinds 2009 de afstand tot diverse voorzieningen en het aantal voorzieningen binnen een bepaalde afstand. Deze gegevens zijn bruikbaar voor onder meer onderzoekers en beleidsmedewerkers.

1. Inleiding

De aanwezigheid van veelgebruikte voorzieningen zoals scholen, winkels en gezondheidszorg is van belang voor het dagelijkse leven. De keuze voor een woonbuurt is dan ook vaak mede gebaseerd op de aanwezigheid van dergelijke voorzieningen.
Ook voor onderzoekers en beleidsmakers zijn gegevens over de aanwezigheid van voorzieningen van belang. Onderzoekers gebruiken ze voor analyses op laagregionaal niveau; beleidsmedewerkers kunnen er bijvoorbeeld beleid mee ontwikkelen in relatie tot bevolkingskrimp en de daarmee vaak samengaande afname van het voorzieningenniveau.
Om informatie te geven over de aanwezigheid van voorzieningen in Nederland heeft het CBS in 2009 de Nabijheidsstatistiek gepubliceerd. De statistiek bevat de afstand tot verschillende voorzieningen voor alle buurten, wijken, gemeenten, grootstedelijke agglomeraties, stadsgewesten, COROP-gebieden, provincies en landsdelen van Nederland. Naast de gemiddelde afstand tot de dichtstbijzijnde voorziening wordt ook aangeven hoeveel van deze voorzieningen er te vinden zijn binnen een bepaalde afstand. Omdat alle afstanden op dezelfde manier zijn berekend, zijn vergelijkingen mogelijk tussen de verschillende regio’s en de verschillende voorzieningen.

De nabijheidsstatistiek bevat informatie over voorzieningen in de volgende categorieën:

  • Gezondheid en welzijn (onder meer huisartsenpraktijken, ziekenhuizen en fysiotherapeuten)
  • Detailhandel (onder meer supermarkten en warenhuizen)
  • Horeca (onder meer cafés en hotels)
  • Kinderopvang (kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang)
  • Onderwijs (basisscholen en middelbare scholen)
  • Groenvoorzieningen (onder meer parken, sportterreinen en recreatieplassen)
  • Verkeer en vervoer (treinstations en opritten van hoofdwegen)
  • Vrije tijd en cultuur (onder meer bibliotheken, zwembaden en bioscopen)
  • Brandweerkazernes

Op StatLine staan twee versies van de Nabijheidsstatistiek: één met buurtcijfers en één met cijfers op de hogere regionale niveaus.

2. Methode

2.1 Techniek

Voor elk bewoond adres berekent het CBS per voorziening zowel de afstand tot de dichtstbijzijnde vestiging als het aantal voorzieningen binnen een bepaalde afstand met behulp van een Geografisch Informatiesysteem (GIS).

Berekening gemiddelde afstand
De gemiddelde afstand in een gebied tot een voorziening wordt berekend door het gemiddelde te nemen van de berekende afstanden voor alle afzonderlijke personen die er wonen. De gemiddelde afstand wordt berekend over verharde, door auto's te gebruiken wegen; dus niet over fiets- en voetpaden. De locatie van een adres wordt loodrecht op het wegennet geprojecteerd; de afstand wordt dus niet gemeten vanaf de werkelijke locatie van de voordeur van het adres. Door loodrecht te projecteren is de afstand van de voordeur tot de weg zo klein mogelijk.
Verbindingen via het buitenland worden niet meegenomen. Dit kan voor grensgebieden als Baarle-Nassau tot langere afstanden leiden dan de inwoners werkelijk afleggen door over buitenlands grondgebied te rijden.
Verder worden voorzieningen in het buitenland niet meegenomen. Ook dit kan vertekenen: zo lijken inwoners van Zeeuws-Vlaanderen relatief ver van het station of de bioscoop te wonen, terwijl ze misschien wel dicht bij een Vlaams station of een Vlaamse bioscoop wonen.
Uiteraard hoeft de dichtstbijzijnde voorziening niet binnen hetzelfde gebied te liggen. Zo kan bijvoorbeeld de dichtstbijzijnde basisschool in een aangrenzende gemeente liggen.

Berekening gemiddeld aantal voorzieningen
Het gemiddeld aantal voorzieningen binnen een bepaalde afstand wordt per gebied berekend door het gemiddelde te nemen van de berekende aantallen per afzonderlijke inwoner. Net als bij de gemiddelde afstand wordt hierbij uitgegaan van de afstand over de weg.
De berekeningen worden uitgevoerd voor afstanden van 1, 3, 5, 10, 20 en 50 kilometer. Afhankelijk van de dichtheid van voorzieningen worden hieruit de drie meest relevante afstanden gekozen voor publicatie in StatLine. Zo is bij het basisonderwijs gekozen voor afstanden van 1, 3 en 5 kilometer en bij ziekenhuizen voor 5, 10 en 20 kilometer.
Het gemiddeld aantal voorzieningen binnen een bepaalde afstand wordt niet voor alle voorzieningen gepubliceerd, omdat deze informatie niet altijd relevant is. Om bijvoorbeeld na te kunnen gaan of zwemles voor alle inwoners van een gebied bereikbaar is, is het nodig om te weten hoe ver die inwoners van een zwembad wonen, maar is het aantal zwembaden minder relevant. Immers, voor een groot deel van het publiek verschillen zwembaden onderling niet sterk in de voorziening die zij leveren. In dit overzicht staat voor welke voorzieningen welke informatie gepubliceerd is en voor welke jaren.

De gemiddelde afstand en het aantal voorzieningen worden alleen gepubliceerd wanneer van minimaal 90 procent van de inwoners in het gebied de exacte locatie (de zogenoemde x,y-coördinaat) van het adres kon worden vastgesteld. Met deze ondergrens van 90 procent wordt de maximale afwijking door het missen van locaties van bewoonde adressen 10 procent. Om schijnnauwkeurigheid te vermijden en onthulling van exacte individuele locaties te voorkomen worden de gemiddelde afstand en het aantal voorzieningen alleen gepubliceerd voor gebieden met minimaal 10 inwoners.

2.2 Bronnen

De gebruikte gegevens over inwoners komen uit de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens, die voor zo goed als alle inwoners een geldig adres bevat met een locatie op de kaart. De exacte ligging van adressen en voorzieningen is bepaald met behulp van het Adrescoördinatenbestand Nederland van het Kadaster.
De afstanden over de weg zijn berekend op basis van het Nationaal Wegen Bestand van Rijkswaterstaat, aangevuld met autoveren en gecorrigeerd voor eenrichtingswegen bij provinciale en rijkswegen. Door deze correctie wordt voorkomen dat bij een kruising met een snelweg een afstand tegen de rijrichting in wordt berekend.

De adressen van voorzieningen krijgt het CBS van de volgende instanties:

  • Het Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) verstrekt de adressen van fysiotherapeuten, huisartsen en apotheekhoudende huisartsen.
  • De Vereniging Huisartsenposten Nederland verstrekt de adressen van huisartsenposten.
  • Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu verstrekt de adressen van ziekenhuizen, buitenpoliklinieken en consultatiebureaus.
  • LOCATUS levert de locaties van apotheken, detailhandel, horeca, bioscopen, sportvoorzieningen (met uitzondering van kunstijsbanen) en recreatievoorzieningen.
  • De Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond publiceert de adressen van de kunstijsbanen.
  • Het Onderzoeksbureau Regioplan Beleidsonderzoek inventariseert de adressen van locaties voor kinderopvang.
  • De Dienst Uitvoering Onderwijs, onderdeel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verstrekt de adressen van de schoolvestigingen.
  • Rijkswaterstaat levert de locaties van treinstations, Prorail levert aanvullende gegevens over treinstations.
  • De Nederlandse Museumvereniging verstrekt adressen van musea.
  • De Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties en de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals verstrekken de adressen van de podiumkunsten. Deze worden aangevuld met de adressen van de podiumkunsten uit het algemeen bedrijvenregister van het CBS (minimaal 10 werknemers).
  • De Vereniging van Openbare Bibliotheken publiceert de adressen van de bibliotheken en hun vestigingen.
  • Op www.kazernesnederland.nl staan de adressen van de brandweerkazernes.

Voor de locaties van groenvoorzieningen gebruik het CBS het eigen Bestand Bodemgebruik.

2.3 Presentatie en gebruik van de cijfers

Voor elke voorziening worden de gegevens gepubliceerd op het laagst mogelijke regionale niveau waarbij gegevens van personen niet individueel herleidbaar zijn. Buurten vormen het laagste regionale niveau waarop publicatie mogelijk is. In 2010 telde Nederland 11 689 buurten variërend van 0 tot 27 duizend inwoners.

De cijfers van de Nabijheidsstatistiek zijn niet altijd door de tijd heen te vergelijken omdat de grenzen van de gebieden waarover gepubliceerd wordt jaarlijks kunnen wijzigen. Hierdoor kunnen adressen van het ene op het andere jaar in bijvoorbeeld een andere wijk vallen. Voor kleinere gebieden als wijken en buurten zal dit vaker een groter zichtbaar effect geven dan voor grotere gebieden zoals gemeenten.

3. Uitkomsten en conclusies

3.1 Sommige voorzieningen dichtbij, andere veraf

De afstanden tot de verschillende voorzieningen lopen sterk uiteen. Van alle voorzieningen die het CBS meeneemt in zijn berekening lag de kunstijsbaan in 2010 gemiddeld het verst weg, met een afstand van 18,3 kilometer. Vooral voor inwoners van Zeeland is de afstand tot de dichtstbijzijnde kunstijsbaan groot.

Gemiddelde afstand tot kunstijsbaan, 2010

gemiddelde afstand tot kunstijsbaan 2010

Zwemmen kunnen Zeeuwen een stuk dichter bij huis, want een zwembad is op gemiddeld slechts 3,6 kilometer afstand te vinden (kaart 2). Het dichtst bij huis zijn de basisscholen en het openbaar groen te vinden, op gemiddeld zo’n 600 meter.

Gemiddelde afstand tot zwembad, 2010

gemiddelde afstand tot zwembad, 2010

De inwoners van kleine dorpen, die vaak een buurt of wijk binnen een gemeente vormen, wonen vaak verder van voorzieningen dan de rest van de Nederlandse bevolking. Voor inwoners van het platteland geldt dit nog sterker. Voor de dagelijkse boodschappen, de huisarts en het kinderdagverblijf zijn inwoners van zowel kleine dorpen als het platteland vaker aangewezen op een nabijgelegen plaats met een regionale functie. Een basisschool is meestal wel dichtbij aanwezig. In de grafiek hieronder staan als voorbeeld de afstanden tot deze voorzieningen voor heel Nederland, voor de gemeente Amsterdam en een centrumbuurt in die stad, en voor de gemeente Aa en Hunze, het dorp Anloo dat daarin een buurt vormt en de buurt Verspreide huizen Anloo, die bestaat uit de boerderijen rondom Anloo.

Gemiddelde afstand tot enkele voorzieningen, 2010

Gemiddelde afstand tot enkele voorzieningen

In de afgelopen twee jaar zijn over diverse voorzieningen uit de Nabijheidsstatistiek korte artikelen gepubliceerd cbs.nl. De belangrijkste bevindingen:

  • Er zijn grote verschillen binnen Nederland in de afstand tot het dichtstbijzijnde treinstation. Voor inwoners van Noord-Holland is deze met gemiddeld 3,5 kilometer het kleinst; voor inwoners van Zeeland met gemiddeld 17,3 kilometer het grootst. Met een afstand van gemiddeld 10,5 kilometer wonen Nederlanders gemiddeld ruim twee keer zo ver van een belangrijk overstapstation als van het dichtstbijzijnde station.
  • De dichtstbijzijnde school voor voortgezet onderwijs ligt op gemiddeld 2,4 kilometer afstand. De verschillen op buurtniveau zijn groot: in de Juniusbuurt in Delft bedraagt de gemiddelde afstand slechts 85 meter, terwijl scholieren uit Westnieuwland in Goedereede met 21 kilometer bijna 250 keer zo ver moeten reizen.
  • De afstand tot de dichtstbijzijnde huisarts bedraagt gemiddeld 900 meter. In de grote steden is die afstand kleiner en voor inwoners van de gemeente Schermer in Noord-Holland is deze met gemiddeld 2,9 kilometer het grootst.
  • Op de Waddeneilanden zijn veel voorzieningen niet of beperkt aanwezig, maar zijn supermarkten goed vertegenwoordigd. De gemiddelde afstand tot de dichtstbijzijnde supermarkt is op Texel met 900 meter gelijk aan het Nederlandse gemiddelde en ligt voor inwoners van Vlieland en Schiermonnikoog nog lager: zij hoeven nog geen 600 meter af te leggen om boodschappen te kunnen doen. Voor inwoners van Ameland is dat slechts 400 meter.

3.2 Buurten met hetzelfde voorzieningenniveau door heel het land

Buurten die ver uit elkaar liggen kunnen een identiek voorzieningenniveau hebben. Een jonge werkende inwoner van Nederland die graag wil wonen in een buurt waar de afstand tot de dichtstbijzijnde grote supermarkt maximaal een halve kilometer bedraagt, met een oprit naar de snelweg binnen gemiddeld 2,5 kilometer en met keuze uit minimaal vijf restaurants binnen een afstand van 1 kilometer kon in 2010 uit 900 buurten kiezen.
Deze ‘topbuurten’ voor jonge werkenden liggen verspreid door het land. In het uiterste noorden bijvoorbeeld valt Appingedam-Centrum in deze categorie en in het westen de buurt Berkel Dorp in Lansingerland, maar ook de buurten Centrum van zowel Valkenswaard als Den Helder zijn topbuurten voor jonge werkenden. In de gemeente Amsterdam geldt dit vooral voor de zuidelijke buurten.

Een jong gezin heeft veelal een heel ander idee over de ideale woonbuurt. Een gezin dat binnen 1 kilometer keuze wil uit minimaal twee basisscholen, de dichtstbijzijnde huisarts graag binnen 1 kilometer wil, voor zwemles niet verder dan 5 kilometer wil reizen en ook graag een bibliotheek binnen loopafstand van 1 kilometer heeft, kan in 10 procent van Nederlandse buurten terecht. Dat zijn een kleine 1 200 buurten. Dit betekent uiteraard nog niet dat het gezin in elk buurt zou willen of kunnen gaan wonen. Zo lopen de gemiddelde huizenprijzen in de geschikte buurten sterk uiteen, van 85 duizend euro in de buurt Moerwijk-Zuid in Den Haag tot ruim 1 miljoen euro in de buurt Bredius-West in Bussum.

Ouderen hebben weer hele andere wensen voor hun woonomgeving. Ze willen mogelijk niet alleen de huisarts dichtbij (binnen een afstand van 1 kilometer), maar ook de fysiotherapeut en het ziekenhuis binnen 5 kilometer. Een supermarkt op loopafstand van gemiddeld een halve kilometer is ook praktisch. Ruim 11 procent van de buurten blijkt aan deze eisen te voldoen.

Zijn er nu binnen bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam buurten die ideaal zijn voor elk van deze drie groepen? Van de 95 buurten in Amsterdam blijken dat er 22 te zijn. Deze liggen vooral westelijk van de grachtengordel. Ook tussen deze buurten met hetzelfde voorzieningenniveau wisselt de gemiddelde woningwaarde sterk. Deze is het hoogst in de Apollobuurt met gemiddeld 750 duizend euro, terwijl de huizen in Overtoomse Veld gemiddeld ongeveer 180 duizend euro waard zijn.

Topbuurt of niet, Amsterdam, 2010

Topbuurt of niet, Amsterdam

3.3 Verdere onderzoeksmogelijkheden

De gegevens uit de Nabijheidsstatistiek kunnen ook gebruikt worden voor beleidsonderzoek, bijvoorbeeld naar een verband tussen de krimp van de bevolking en de aanwezigheid van voorzieningen. Zo zijn er voorzieningen in buurten op het platteland nodig als ouderen daar willen blijven wonen. Als een dorp geen basisschool (meer) heeft, komen er mogelijk geen jonge mensen meer wonen.

Het CBS heeft gegevens over de gemiddelde afstand tot voorzieningen en het aantal voorzieningen binnen een bepaalde afstand op individueel niveau. In de toekomst zal het mogelijk zijn om deze gegevens te koppelen aan andere CBS-cijfers voor verdere analyses. Dan zou bijvoorbeeld berekend kunnen worden welke school de dichtstbijzijnde is, om deze vervolgens te vergelijken met de school waarop een kind daadwerkelijk les heeft. Daarnaast kan met behulp van het Sociaal Statistisch Bestand worden nagegaan wat de sociaal-economische achtergrond en herkomst van de kinderen op die scholen is. Zo is vast te stellen welke kinderen naar de dichtstbijzijnde school gaan en of dat afhankelijk is van hun woonlocatie. Overheden zouden met deze informatie bijvoorbeeld kunnen nagaan hoe hun beleid om zwarte scholen tegen te gaan uitpakt.

Ingeborg Deerenberg en Chantal Melser

Bronnen: