Veel scharrelruimte kleine landbouwbedrijven

Al decennia lang heeft één op de drie boeren in Nederland een klein bedrijf. In 2007 waren er ruim 25 duizend kleine boerenbedrijven, goed voor slechts 4 procent van de totale landbouwproductie en 10 procent van het landbouwareaal. Hiermee hebben de kleine boerenbedrijven een oppervlakte in handen groter dan het landoppervlakte van de provincie Zeeland, Utrecht of Flevoland.

Veel schapen en grond bij kleine bedrijven

De 25 duizend kleinste boerenbedrijven hebben bijna 190 duizend hectare grond in handen. Op deze grond worden vooral veel schapen gehouden. Van alle schapen op boerenbedrijven loopt 35 procent rond op deze kleine bedrijven. Het gaat hier om 475 duizend schapen. Verder zijn er bijna 200 duizend runderen te vinden op de kleine boerenbedrijven. Slechts een beperkt deel hiervan wordt gemolken (3 procent). Een doorsnee klein veehouderijbedrijf telt 12 runderen en 30 schapen, terwijl een doorsnee akkerbouwer gemiddeld 11 hectare bewerkt. In de groep kleine boerenbedrijven bevinden zich verder ruim 500 vleesvarkenshouders, met gemiddeld bijna 300 varkens. De vleesvarkenssector is de enige intensieve gespecialiseerde sector waar het aandeel kleine bedrijven met 30 procent nog vrij hoog is. Dit aandeel is de laatste decennia overigens wel sterk gedaald. In 1990 had nog 62 procent van de vleesvarkensboeren een klein bedrijf. 

Kleinschaligheid en specialisatie meestal niet samen 

Kleine bedrijven komen veel minder voor in gespecialiseerde sectoren zoals de glastuinbouw, de intensieve veehouderij, kalvermesterij en gespecialiseerde melkveebedrijven. In deze sectoren is het kleinschalig boeren nauwelijks een optie. Slechts 13 procent van de kleine bedrijven is te vinden in deze gespecialiseerde sectoren, terwijl ruim 70 procent van de grotere bedrijven hier actief is. Kleinschaligheid, grondgebonden landbouw en de productie van breder pakket aan landbouwproducten trekken in de landbouw vaak samen op. Hiermee vormen de kleine landbouwbedrijven al decennia lang een stabiele factor in de landbouw.

Bron: Landbouwtellingen