1971

Om het belang van de volkstelling onder de aandacht te brengen startte het CBS een communicatieoffensief. Het had vier miljoen voorlichtingsfolders huis aan huis laten bezorgen en het had zendtijd gekregen om de bevolking te informeren. Er werden radiospotjes uitgezonden plus een langere uitzending in zeven talen voor de gastarbeiders. Ambitieus waren ook de plannen met de bewerking. Het bureau zou voor het eerst een computer gebruiken, de P1400 van Philips. Mensen konden op de antwoordlijsten vakjes zwart maken. Die zwarte vakjes werden op het CBS door optische lezers van IBM herkend en in het geheugen van de computer opgeslagen. Er kwam geen ponstypiste meer aan te pas.

Anonimiteit

Ondertussen ontbrandde er een storm van verzet tegen de volkstelling. Een groot probleem was dat de telling niet anoniem was. De tenaamstelling was nodig om het grondmateriaal te kunnen corrigeren aan de hand van de gegevens uit de bevolkingsadministratie. Daarbij bleek de volkstelling ook wat ongelukkig gepland. De brede maatschappelijke discussie over de privacy die het debat over de volkstelling zou worden, viel samen met de publicatie van de plannen van de commissie-Westerhout over de invoering van een centrale personenadministratie, mét een persoonsnummer voor iedere Nederlander.

Mensensorteermachine

Een leidende rol in het verzet was voor het Comité Waakzaamheid Volkstelling, dat in september 1970 was opgericht en discussiebijeenkomsten organiseerde, overal in het land. Het Comité vond de telling ten eerste niet nodig. Uitstekende bevolkingsgegevens waren gewoon te krijgen uit de bevolkingsregisters, een steekproef daaruit zou voldoende zijn. En vragen over bijvoorbeeld levensbeschouwing, handicaps en inkomen waren te privé. Deelnemen kon ook niet anoniem, een derde bezwaar. Van iedereen stond de naam, het adres en de woonplaats op het voorblad en zo waren de antwoorden van de vragenlijsten direct naar personen te herleiden. De gegevensverwerking met de computer was volgens het Comité potentieel gevaarlijk, want een computer was een ‘mensensorteermachine’.

Een democratisch-statistische strop

Een artikel van Martin van Amerongen in Vrij Nederland van 17 oktober, ‘De Nederlandse neuzen worden geteld’, zou het begin zijn van wat vanuit het CBS wel ‘de perscampagne tegen de volkstelling’ is genoemd. Van Amerongen herinnerde er in het stuk aan dat in de oorlogsjaren de arbeidsinzet en de oplossing van het joodse vraagstuk ‘dankzij het goed geoliede mechaniek van onze bevolkingsadministratie’ foutloos uitgevoerd konden worden. Hij noemde het volkstellingmateriaal levensgevaarlijk.
Op een paneldiscussie over de volkstelling enkele weken later in de RAI in Amsterdam had de publicist Arthur Lehning het woord genomen en gezegd dat we met deze volkstelling op weg waren naar een totalitaire maatschappij en ‘dat wij gedwongen worden ons hoofd in een democratisch-statistische strop te leggen’.
CBS-directeur J.Ch.W. Verstege was ook aanwezig en had het publiek verongelijkt toegesproken: ‘Dames en heren, er heerst onrust in het land over de komende volkstelling, en dat is úw schuld!’. De bezwaren tegen het gebruik van de computer snapte hij niet. Hij vergeleek dat met het creëren van een angstpsychose en hij riep op de Hollandse nuchterheid te bewaren. Het optreden van Verstege had volgens de kranten het verzetsvuurtje alleen maar opgepookt.

Ludieke en grimmige acties

In januari 1971 riepen maar liefst 25 organisaties op om de volkstelling te boycotten. Er waren ludieke acties. Er werden telboekjes verbrand en de Rode Jeugd riep 28 februari 1971 uit tot dag van de nationale sabotage. Mensen werden aangemoedigd die dag een Kamerlid te bellen en hem of haar te vragen naar zijn privéleven. Er waren ook grimmige acties. Minister van Binnenlandse Zaken H.K.J. Beernink werd op een poster afgebeeld met een Hitlersnorretje, het Humanistisch Jongeren Sentrum verkocht jodensterren met het nationale-rampnummer 777 (‘Het gebeurt wéér. Wéér worden mensen geregistreerd!! Draagt de ster alvast: hier verkrijgbaar!!!’ stond op een affiche).

Administratief geteld

Op 12 februari moest minister mr. R.J. Nelissen van Economische Zaken door de knieën en toezeggingen doen. De gegevens van kwetsbare groepen zouden na 6 maanden worden vernietigd, kinderen van joden en verzetsstrijders die medewerking weigerden zouden niet worden vervolgd.
Uiteindelijk heeft het CBS van bijna 300 duizend personen geen enquêtegegevens kunnen krijgen, 2,3 procent van de bevolking. De ontbrekende gegevens zijn later opgehaald bij de gemeenten (‘administratief geteld’) en aan het telmateriaal toegevoegd. De meeste niet-deelnemers waren op de teldag domweg niet thuis. Het aantal echte weigeraars was te verwaarlozen, gezien alle commotie vooraf: ruim 23 duizend, 0,2 procent van de bevolking.

Adequate informatie

De volkstelling leverde adequate informatie op over vrijwel alle thema’s, behalve van de kerkelijke gezindte en het beroep, kenmerken die slecht in de bevolkingsadministraties zaten. De eerste voorlopige uitkomsten zijn in de loop van 1972 gepubliceerd, de eerste kerntabellen in 1975.
Om belangrijkere gegevens te maken voor beleid is er vanaf het begin van deze volkstelling intensief samengewerkt met universitaire onderzoekers. Onder redactie van het CBS en de Stichting Interuniversitair Instituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek (SISWO) zijn thema-onderzoeken uit de volkstelling van 1971 gepubliceerd in de vorm van censusmonografieën. Vanaf het vierde kwartaal 1978 zijn achttien monografieën verschenen.

Nog steeds woningnood

De huisvestingsituatie was sterk verbeterd sinds 1947. De woningbezetting (personen per woning en per vertrek) was flink verminderd. Het aantal personen per woning ging van 4,33 (1947) naar 4,07 (1956) en 3,37 (1971), het aantal personen per vertrek van 0,90 (1947) naar 0,80 (1956) en 0,64 (1971). Toch constateerde het CBS dat er nog steeds een woningtekort was, maar wel een stuk minder dan voorheen, waardoor het voor veel alleenstaanden mogelijk was geworden een woning te vinden.

Bronnen