SDG 17 Partnerschap
- Nederland staat in de EU-kopgroep bij ontwikkelingshulp en overdrachten van (tijdelijke en permanente) migranten als percentage van het bbp).
- Er komen na een terugval in coronatijd weer meer studenten uit landen buiten de Europese Economische Ruimte in Nederland studeren. De trend slaat om van stabiel naar stijgend.
- Het volume van de invoer uit lagemiddeninkomenslanden heeft een stijgende trend.
Het dashboard en de indicatoren
Algemeen
in EU
in 2022
in EU
in 2022
Categorie | Indicator | Waarde | Trend | Positie in EU | Positie op EU-ranglijst |
---|---|---|---|---|---|
Algemeen | Ontwikkelingshulp | 0,7% van het bruto nationaal inkomen in 2022 | 5e van 26 in 2022 | bovenste kwart van de ranglijst | |
Algemeen | Overdrachten | 1,6% van het bbp in 2022 | stijgend (stijging brede welvaart) | 6e van 25 in 2022 | bovenste kwart van de ranglijst |
Algemeen | Invoer van goederen uit lageinkomenslanden G) | € 39 per inwoner (constante prijzen 2020) in 2023 | |||
Algemeen | Invoer van goederen uit lagemiddeninkomenslanden G) | € 1 622 per inwoner (constante prijzen 2020) in 2023 | stijgend (stijging brede welvaart) | ||
Algemeen | Universitair studenten uit niet-EER-landen | 15,9% voor het eerst ingeschreven eerstejaars (bachelor of master) in 2023 | stijgend (stijging brede welvaart) | ||
Algemeen | Grondstofvoetafdruk A) | 8,6 ton per inwoner in 2021 | |||
Algemeen | Landvoetafdruk | 0,7 hectare per inwoner in 2021 | |||
Algemeen | Broeikasgasvoetafdruk A) | 15,7 ton CO2-equivalenten per inwoner in 2022 |
SDG 17 heeft een ander karakter dan de andere SDG’s. De focus ligt hier op de vorming en het behoud van partnerschappen, om zo de andere doelstellingen te helpen bereiken. (Internationale) samenwerking is onmisbaar om de capaciteit en middelen vrij te maken om de duurzame-ontwikkelingsagenda uit te voeren. Dit vereist samenhangend beleid, een coöperatieve omgeving en de bereidheid tot het aangaan van nieuwe mondiale partnerschappen. Het gaat er bij SDG 17 om welk effect ontwikkelingen in Nederland op andere landen hebben; op basis hiervan worden de kleuren groen, grijs en rood in het dashboard toegekend.
Helaas zijn voor de meeste subdoelen van SDG 17 geen goed meetbare indicatoren voorhanden. Zo is een aantal doelen gericht op de ontwikkeling van beleidsinstrumenten om de duurzame ontwikkeling in andere landen te ondersteunen. Voor deze doelen worden geen statistische indicatoren gebruikt, maar moeten landen aangegeven of deze beleidsinstrumenten in hun land bestaan. Overal ter wereld worstelen statistische bureaus met de vraag hoe SDG 17 beter meetbaar te maken.
Voor deze SDG berekent het CBS momenteel dus slechts weinig indicatoren, en voor maar een klein aantal subdoelen. Daardoor is er niet, zoals bij de andere SDG’s, een indeling naar middelen en mogelijkheden, gebruik, uitkomsten en beleving, en kan ook geen algemeen beeld gegeven worden van de richting van deze SDG. De beschrijving van trends en posities betreft zodoende alleen de belangrijkste uitkomsten van de individuele indicatoren. Het CBS werkt momenteel samen met onder meer het PBL aan verdere verbetering en standaardisering van methoden om voetafdrukken te kunnen meten.
Met het geven van officiële ontwikkelingshulp (ODA) staat Nederland vrij hoog op de EU-ranglijst. De OECD-landen spannen zich sinds 1970 in om 0,7 procent van hun bruto nationaal inkomen te besteden aan ontwikkelingshulp. In 2022 haalde Nederland dit streefpercentage. De inkomensoverdrachten van (tijdelijk en permanent) hier wonende migranten als percentage van het bbp) hadden in 2022 een waarde van 1,6 procent van het bbp. Beide indicatoren worden hier in de context van de SDG-agenda gepresenteerd. Meer uitgaven wordt vanuit dit perspectief geïnterpreteerd als basis voor stijgende welvaart in de landen die de hulp of overdrachten ontvangen.
Nederland, met zijn grote zeehavens, heeft van oudsher intensieve handelsrelaties met andere landen. Het is voor het eerst mogelijk invoerindicatoren in de monitor te corrigeren voor prijsverandering. Dit wordt gedaan met behulp van een nieuwe, nog experimentele, methode waarin prijsontwikkelingen van de internationale handel per land en productgroep berekend worden. Deze methode, op basis van de Statistiek Internationale Handel in Goederen, is nog in ontwikkeling. De uitkomsten hebben een voorlopig karakter. In dit dashboard staan voor prijsverandering gecorrigeerde indicatoren voor de omvang van de invoer uit de lageinkomenslanden en de lagemiddeninkomenslanden, zo ingedeeld op grond van de classificatie van de Wereldbank. Deze volumecijfers zijn uitgedrukt in constante prijzen met basisjaar 2020. Bij het volume van de invoer uit de lagemiddeninkomenslanden is de trend stijgend. Deze invoercijfers bevatten ook wederuitvoer: goederen die hier worden ingevoerd en vervolgens in (vrijwel) onbewerkte staat weer worden uitgevoerd. Ook hier verdient Nederland echter aan. Het is technisch lastig deze wederuitvoerstromen uit de totale invoercijfers te halen.
Er komen na een terugval in coronatijd weer meer studenten uit landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER, oftewel de 27 EU-lidstaten plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) in Nederland studeren. In 2023 was 15,9 procent van de nieuwe wo-studenten afkomstig uit niet-EER-landen. De trend is omgeslagen van stabiel naar stijgend. Hier is kennisoverdracht aan andere landen het eerste orde-effect. Zo bezien worden de toename van Engelstalige studieprogramma’s en het aantal internationale studenten beschouwd als gunstig gezien voor de brede welvaart elders in de wereld. De brede welvaartseffecten kunnen ook voor Nederland zelf positief zijn: hoogopgeleide buitenlandse studenten die in Nederland blijven en gaan werken, zullen bijdragen aan de Nederlandse economie. Keerzijde is dat vooral bij gewilde studierichtingen Nederlandse studenten in het gedrang kunnen komen door deze concurrentie. Dit is bezien vanuit het perspectief van SDG 17 echter een ‘tweede-orde-effect’.
In het dashboard van SDG 17 zijn enkele voetafdrukindicatoren opgenomen, als maatstaf voor de impact van de consumptie op het natuurlijk kapitaal. Hierbij wordt over de nationale grenzen heen gekeken: het gaat om de gevolgen voor het buitenland van de consumptie in Nederland. Het CBS werkt momenteel samen met onder meer het PBL aan verdere verbetering en standaardisering van methoden om voetafdrukken te kunnen meten.
De landvoetafdruk van het PBL is een maatstaf voor het landgebruik ten behoeve van de consumptie: hoeveel land in de wereld is nodig om te voorzien in de consumptie door burgers en overheid? Bij een groeiende bevolking en toenemende welvaart kan bijvoorbeeld de vraag naar biobrandstoffen toenemen. Of er zullen meer natuurlijke gebieden worden ontgonnen, als bestaande landbouwgrond onbruikbaar wordt door erosie, verzilting, verstedelijking of woestijnvorming. Dit alles heeft achteruitgang van ecosystemen en biodiversiteit tot gevolg. De Nederlandse landvoetafdruk bedroeg in 2021 0,7 hectare per inwoner. Door de grote rol van import van grondstoffen voor onze consumptie ligt het landbeslag voor ruim 80 procent in het buitenland. Hoewel de indicator door definitieverschillen moeilijk vergelijkbaar is met de uitkomsten voor andere landen, stelt het PBL vast dat de Nederlandse landvoetafdruk per inwoner relatief bescheiden is vergeleken met die van de gemiddelde Europeaan. De landvoetafdruk van een Noord-Amerikaan is zelfs meer dan twee maal groter dan die van een gemiddelde Europeaan.
De grondstofvoetafdruk reflecteert het mondiale verbruik van grondstoffen als gevolg van de binnenlandse vraag van een land. Het gaat om de som van de grondstofvoetafdruk voor biomassa, fossiele brandstoffen, metaalertsen en niet-metaalertsen. Om te voorzien in de Nederlandse consumptiebehoefte werd in 2021 gemiddeld 8,6 ton per inwoner aan grondstoffen gewonnen. Dit cijfer is indicatief.
De broeikasgasvoetafdruk (15,7 ton CO2-equivalenten per inwoner in 2022), weerspiegelt de uitstoot van broeikasgassen ten behoeve van de Nederlandse consumptie: emissies van koolstofdioxide, methaan en distikstofoxide veroorzaakt door de Nederlandse economie, vermeerderd met emissies in het buitenland bij productie van in Nederland ingevoerde producten, verminderd met emissies in Nederland bij productie van producten die uitgevoerd worden. Samenvattend laten de voetafdrukken voor broeikasgas, grondstoffen en land geen significant stijgende of dalende trend zien.