Ruim een half miljoen minderjarigen in complexe gezinsverbanden

© Hollandse Hoogte / Joyce van Belkom
In 2017 hadden ruim een half miljoen (527 duizend) kinderen jonger dan 18 jaar minstens één stiefouder, stiefbroer of –zus of halfbroer of -zus. Dat is 16 procent van alle minderjarige kinderen. Dat aantal is de afgelopen twintig jaar met bijna 180 duizend gestegen. Dat meldt het CBS op basis van nieuw onderzoek.

[video: https://www.cbs.nlnl-nl/video/795005f02b494cdcafe712fd2f821e45]

In 2017 hadden 527 duizend kinderen (16 procent van alle minderjarigen) één of twee stiefouders (nieuwe samenwoonpartners van hun ouders), stiefbroers of -zussen (uit een vorig gezin van de stiefouder(s)) of halfbroers of –zussen (die één van de eigen ouders met de stiefouder of een eerdere partner heeft gekregen). In 1997 waren dat er nog 348 duizend (10 procent). 

Minderjarige kinderen in complexe gezinsverbanden
Categorie2017 (x 1 000)1997 (x 1 000)
Totaal526,721348,482
Ouders samen
Halfbroers of –zussen179,51125,60
Ouders niet samen
Totaal347,21222,89
Halfbroers of –zussen93,1552,99
Enkel een of
twee stiefouders
56,3947,47
Stiefouder(s) en
halfbroers of -zussen
74,4153,91
Stiefouder(s) en
stiefbroers of -zussen
76,4841,17
Stiefouder(s) en
half- én stiefbroers of –zussen
46,7927,34

Zowel in 1997 als in 2017 woonde van een derde van deze minderjarigen de zogenoemde juridische ouders samen, terwijl deze kinderen wel één of meer halfbroers of –zussen hadden. De vader en/of moeder van deze kinderen had één of meer kinderen uit een eerdere relatie. Van twee derde van deze kinderen woonden de ouders niet (meer) bij elkaar. Hun ouders hadden nooit samengewoond, waren gescheiden, of een van de ouders was overleden.

Ongeveer de helft van de kinderen in complexe gezinsverbanden had één of twee stiefouders: 4 op de 5 kinderen hadden één stiefouder, 1 op de 5 had er twee. Ook deze verhoudingen zijn in 2017 gelijk aan die in 1997.

Kinderen in complexe gezinsverbanden, stiefouders
CategorieOuders bij elkaar (%)Geen stiefouders (%)Stiefvader (%)Stiefmoeder (%)Twee stiefouders (%)
201734,117,720,717,89,8
19973615,219,619,49,8

Complexe gezinsverbanden vooral met halfbroers of -zussen

Van de kinderen in complexe gezinsverbanden had in 2017 66 procent wel half-, maar geen stiefbroers of –zussen. Bij 15 procent was het andersom: geen half-, maar juist wel stiefbroers of –zussen. Ongeveer 10 procent had ofwel beiden ofwel geen van beiden.

Ten opzichte van 1997 zijn deze percentages nauwelijks veranderd, maar er is een lichte stijging te zien (3 procentpunt) van het aandeel kinderen dat, naast eventuele volle broers of zussen, enkel stiefbroers of –zussen heeft.

Het aandeel kinderen dat geen half- en ook geen stiefbroers of –zussen heeft is met 3 procentpunt gedaald.

Kinderen in complexe gezinsverbanden, half- of stiefbroers of -zussen
JaartalGeen half-, geen stiefbroer of -zus (%)Wel half-, geen stiefbroer of -zus (%)Geen half-, wel stiefbroer of -zus (%)Half-, en stiefbroer of -zus (%)
201710,765,914,58,9
199713,666,711,87,8

Steeds meer ouders van minderjarige kinderen niet (meer) bij elkaar

Nederland telde zowel in 1997 als in 2017 ongeveer 3,4 miljoen minderjarige kinderen. Van ruim 2,6 miljoen kinderen woonden de juridische ouders in 2017 samen. Van 727 duizend kinderen (21 procent) woonden de ouders niet (meer) bij elkaar. Twintig jaar geleden betrof het 487 duizend kinderen (14 procent).


In dit onderzoek is gekeken vanuit het minderjarige kind. Heeft dat kind juridische ouders die samen ingeschreven staan op één adres of woont één of beide ouders samen met een nieuwe partner? Ook is te bepalen of (stief)ouders kinderen hebben uit eerdere relaties. Uit de registraties is niet bekend hoeveel tijd kinderen doorbrengen in de huishoudens van hun (niet-samenwonende) ouders, en hoe vaak ze de stiefouder zien. Dat geldt ook voor half- of stiefbroers of –zussen, die ook meerderjarig kunnen zijn en niet bij hun ouders hoeven te wonen.