Crisis treft niet-westerse allochtonen harder dan autochtonen

  • Werkloosheid niet-westerse allochtonen snel en sterk opgelopen
  • Aantal niet-westerse allochtonen met bijstandsuitkering stijgt
  • Ook tweede generatie niet westerse allochtonen kwetsbaar

De economische crisis treft niet-westerse allochtonen hard. Dit blijkt uit het Jaarrapport Integratie 2012 dat vandaag verschijnt. In dit rapport geeft het Centraal Bureau voor de Statistiek een beeld van de integratie van allochtonen in de Nederlandse samenleving.

Sterk oplopende werkloosheid

Deelname aan arbeid is een belangrijke indicator voor sociaaleconomische integratie. Uit het Jaarrapport Integratie 2012 blijkt dat de toename van werkloosheid in de afgelopen jaren eerder begon en harder steeg onder niet-westerse allochtonen dan onder autochtonen. Dit komt voor een deel doordat niet-westerse allochtonen minder vaak dan autochtonen een vaste baan hebben. Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie verliezen in de regel als eerste hun baan als de economie verslechtert. In het derde kwartaal van 2012 was het werkloosheidspercentage onder niet-westerse allochtonen 14,9 procent tegen 5,1 procent onder autochtonen.

Meer personen met  bijstandsuitkering

Als gevolg van de stagnerende economie nam het aantal niet-westerse allochtonen met een bijstandsuitkering toe. In maart 2012 ontvingen 213 duizend niet-westerse allochtonen een bijstandsuitkering, 44 duizend meer dan in maart 2008. Ook onder autochtonen was er in diezelfde periode sprake van een stijging, maar deze bleef beperkt tot 20 duizend.

Ook tweede generatie kwetsbaar

De niet-westerse tweede generatie heeft gemiddeld meer te besteden dan de eerste generatie en is veel minder vaak afhankelijk van bijstand. Maar ook deze tweede generatie werd geraakt door de crisis. Het aandeel personen met een bijstandsuitkering steeg harder dan onder autochtonen en niet-westerse allochtonen van de eerste generatie. Een belangrijke verklaring is dat tweedegeneratieallochtonen vaak jonger zijn en de werkloosheid onder jongeren relatief hoog is.

Andere onderdelen die in het Jaarrapport Integratie 2012 belicht worden

Grotere binding met Nederland bevordert integratie

Binnen de verschillende generaties bevordert een grotere binding met Nederland de integratie. Niet-westerse eerstegeneratieallochtonen hebben vaker werk als zij al op jonge leeftijd naar Nederland zijn gekomen. Tweede generatie niet-westerse leerlingen volgen vaker havo of vwo als een van de ouders in Nederland is geboren.

Integratie verder in de Randstad, maar niet in de grootste steden

Niet-westerse allochtonen die in de Randstad wonen maar buiten de grootste steden staan er beter voor dan niet-westerse allochtonen in de rest van Nederland. Zij hebben vaker werk, hogere inkomens, zijn minder afhankelijk van de bijstand en zijn minder vaak verdachte van een misdrijf. In de grootste steden van de Randstad is de integratie minder ver gevorderd dan in de rest van de Randstad. In deze steden wonen echter wel de meeste niet-westerse allochtonen.

Grote groep tijdelijke Poolse werknemers

Een grote groep Oost-Europeanen is niet in het bevolkingsregister ingeschreven. Het gaat vooral om tijdelijke Poolse werknemers. Er zijn in Nederland zelfs meer Poolse werknemers die niet in het bevolkingsregister staan ingeschreven dan die wel staan ingeschreven. Het gaat vaak om jonge mannen die veelal in de land- en tuinbouw werken of als uitzendkracht.

Minder asielmigranten uit traditionele vluchtelingenlanden

De immigratie uit Afghanistan, Irak, Iran en Somalië is sterk gedaald: van ruim 11 duizend personen in 2009 naar 7 duizend in 2011. Voor immigranten uit deze landen is gezinsmigratie belangrijker geworden dan asielmigratie. De arbeidsdeelname van deze groepen ligt lager dan gemiddeld onder niet-westerse allochtonen en zij zijn vaker afhankelijk van de bijstand. Binnen de vluchtelingengroepen is de integratie van Iraniërs is het verst gevorderd, die van Somaliërs het minst ver.

Criminaliteit mede bepaald door sociaaleconomische achterstand

Niet-westerse allochtonen worden bijna vier keer zo vaak verdacht van een misdrijf als autochtonen. Bij alle niet-westerse herkomstgroepen neemt de criminele oververtegenwoordiging af als rekening wordt gehouden met hun gemiddeld slechtere sociaaleconomische positie. Marokkanen en Antillianen zijn dan wel nog altijd twee keer zo vaak verdacht van een misdrijf als autochtonen.

De PDF bevat het volledige persbericht