Wie financiert de kinderopvang?

Eind 1996 maakten 345 duizend kinderen gebruik van kinderopvang. Het merendeel daarvan, ongeveer 200 duizend kinderen, bezocht een peuterspeelzaal. Daarnaast werden 100 duizend kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar gedurende hele dagen opgevangen, gemiddeld voor ongeveer de helft van de week.

Van de 4-12 jarigen bezochten 25 duizend kinderen buitenschoolse opvang, dat is opvang voor voor of na schooltijd. Ongeveer 16 duizend kinderen werden in 1996 na bemiddeling door kindercentra bij gastouders thuis opgevangen. Een kleine groep bezocht alleen voor halve dagen een kindercentrum.

Plaatsen voor kinderopvang

Plaatsen voor kinderopvang

Rekening werkgever

De werkgever betaalde in 1996 bijna de helft van de plaatsen in de hele-dagopvang. Afhankelijk van het inkomen betaalden ouders daarbij een eigen bijdrage. Ongeveer vijftien procent van de hele-dagopvang werd geheel door ouders betaald.

Nieuw in 1996 was de subsidie van het Ministerie van SZW voor alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering. Bijna twee procent van de plaatsen in de hele-dagopvang werd eind 1996 op deze wijze gefinancierd. De overige plaatsen, ruim een kwart, werden gesubsidieerd door gemeenten.

Plaatsen hele-dagopvang

Plaatsen hele-dagopvang

Bij de buitenschoolse opvang is bijna de helft van de plaatsen gesubsidieerd. Dat is een veel hoger percentage dan bij de hele-dagopvang. Vijf procent van de buitenschoolse opvang werd gefinancierd door de subsidie van het Ministerie van SZW.

Plaatsen buitenschoolse opvang

Plaatsen buitenschoolse opvang

Onbezette plaatsen

Eind december 1996 was zo’n zeven procent van de hele-dagopvang onbezet. In de buitenschoolse opvang was ongeveer twaalf procent van de plaatsen niet bezet. Deze leegstand geeft waarschijnlijk de spanning aan tussen het aanbod – de vaste capaciteit van de kindercentra – en de vraag, namelijk het aantal dagen per week waarop ouders behoefte hebben aan kinderopvang en de spreiding over de week.

Maarten Konings