Beleggen over de grens

In de afgelopen tien jaar zijn de pensioen- en levensverzekeringsvoorzieningen spectaculair in omvang gegroeid, van 451 miljard gulden in 1987 naar 1 054 miljard vorig jaar. Bovendien worden deze voorzieningen tegenwoordig wezenlijk anders belegd dan tien jaar terug.

Aan het eind van 1987 was 10% van de voorzieningen belegd in aandelen en 15% in obligaties. Bij de overige driekwart ging het voor het overgrote deel niet-verhandelbare, langlopende kredieten, vooral onderhandse leningen aan de overheid en aan bedrijven.

In 1997 was de 1 054 miljard aan voorzieningen voor 36% belegd in aandelen en voor 31% in obligaties. De restcategorie was geslonken naar 33%. In absolute bedragen groeide het aandelenbezit in tien jaar tijd grofweg met een factor acht en het obligatiebezit met een factor vijf, terwijl de waarde van de overige beleggingen slechts met enkele procenten toenam.

Beleggingen pensioen- en levensverzekeringsinstellingen naar sector

Beleggingen pensioen- en levensverzekeringsinstellingen naar sector

Meer in buitenland

Tegelijkertijd vonden ook steeds meer beleggingen hun weg over de grens. Het aandeel van de beleggingen in het buitenland liep op van 10% in 1987 naar 28% in 1997. De beleggingen in schuldtitels van bedrijven en huishoudens namen in dezelfde periode af van 58% naar 50%. In 1987 was bij de overheid 32% van de voorzieningen belegd, in 1997 was dit gedaald naar 22%.

Desondanks bleven de verzekeringsinstellingen de belangrijkste crediteur van de overheid. Het aandeel van de overheidsschuld dat in bezit is van verzekeringsinstellingen liep zelfs op van 43% eind 1987 naar 46% eind 1997. Dit kwam doordat de aflossing van niet-verhandelbare, onderhandse leningen werd overtroffen door een uitbreiding van het bezit aan staatsobligaties.

Beleggingspakket pensioen- en levensverzekeringsinstellingen

Beleggingspakket pensioen- en levensverzekeringsinstellingen

Oorzaken verandering

De verandering in de structuur van de beleggingsportefeuille heeft te maken met een drietal factoren die min of meer met elkaar samenhangen. Ten eerste zijn de rentetarieven op de kapitaalmarkt gestaag gedaald, ten tweede is het overheidstekort gereduceerd en ten derde was er sprake van een hausse op de aandelenbeurzen.

Wanneer de rente daalt, kan de bezitter van verhandelbaar schuldpapier extra rendement behalen via koerswinsten. Met niet-verhandelbaar schuldpapier is dat niet geval. Dit maakte in de afgelopen jaren het verstrekken van onderhandse leningen een stuk onaantrekkelijker, terwijl de aantrekkingskracht van obligaties juist toenam. Nog meer rendement leverde de voortdurende stijging van de aandelenkoersen op.

Financiert het buitenland onze oude dag?

Doordat ondernemingen meer winsten inhouden, en doordat bovendien de overheid haar tekorten reduceert, doen deze sectoren een veel geringer beroep op de binnenlandse kapitaalmarkt. De omvang van dit beroep blijft inmiddels ver achter bij de overschotten van verzekeringsinstellingen.

Dit heeft een omvangrijke stroom van beleggingen in het buitenland op gang gebracht. Nederland is als het ware te klein geworden voor haar eigen pensioen- en levensverzekeringsvoorzieningen. Het ziet er dus naar uit dat de kosten van de vergrijzing van Nederland in de volgende eeuw voor een belangrijk deel zullen worden gefinancierd uit beleggingsopbrengsten uit het buitenland.

John Ramaker

Bron: CBS - De Nederlandse Economie 1997