Ouderschapsverlof vaker gebruikt

Sinds 1 januari 1991 is de Wet op het ouderschapsverlof van kracht. Deze wet geeft aan werknemers met een kind tot vier jaar de mogelijkheid om onbetaald ouderschapsverlof op te nemen van maximaal zes maanden. Tijdens dit verlof moet minimaal 20 uur per week worden gewerkt. Per 1 juli 1997 is de verlofregeling versoepeld. De leeftijdsgrens van de kinderen is opgetrokken van vier naar acht jaar. Het is nu ook mogelijk om drie maanden voltijdverlof op te nemen of om het verlof over een langere periode uit te smeren. Daarnaast hebben nu ook werknemers die minder dan 20 uur per week werken recht op ouderschapsverlof. In CAO-onderhandelingen maar ook tussen individuele werkgevers en werknemers kunnen nadere afspraken worden gemaakt. De bekendste afwijkende regeling is de betaalde ouderschapsverlofregeling voor ambtenaren.

In de jaren 1995/1997 hadden gemiddeld 22 duizend mensen voor bijna een half jaar ouderschapsverlof. Dit is twintig procent van de werknemers die recht hadden op ouderschapsverlof. Tussen 1992 en 1994 maakte 17 procent van de werknemers die daar recht op hadden ook daadwerkelijk gebruik van de regeling. De mogelijkheid om ouderschapsverlof op te nemen wordt dus steeds vaker benut.

Werknemers met ouderschapsverlof

Werknemers met ouderschapsverlof

Vrouwen vaker, mannen korter

Vrouwen maken nog steeds vaker gebruik van de regeling dan mannen, maar de verschillen zijn kleiner geworden. In de jaren 1995/1997 maakten vrouwen drie maal zo vaak gebruik van de regeling als mannen. In 1992/1994 was dat nog vijf maal zo vaak.

Gebruik regeling ouderschapsverlof

Gebruik regeling ouderschapsverlof

Gemiddeld duurde het ouderschapsverlof in de periode 1995/1997 bijna een half jaar. Mannen spreidden het ouderschapsverlof over een kortere periode dan vrouwen. Gemiddeld duurde het ouderschapsverlof van mannen 22 weken. Bij de vrouwen was dat 28 weken.

In de afgelopen jaren is de periode waarin mannen en vrouwen het ouderschapsverlof opnamen veranderd. Mannen spreiden nu het ouderschapsverlof over een kortere periode dan in de jaren 1992/1994. Toen hadden zij gemiddeld 27 weken verlof. Vrouwen daarentegen nemen het verlof nu op in een langere periode. In 1992/1994 namen vrouwen het verlof nog op in gemiddeld 21 weken.

Vrouwen werkten in de verlofperiode maar voor de helft van hun normale arbeidstijd, terwijl veel vaders driekwart van de tijd bleven werken. Vrouwen ruilden dus een groter deel van hun arbeidstijd in voor de verzorging van hun kind.

Vooral ambtenaren

Bijna 30 procent van de mensen die ouderschapsverlof konden opnemen, werkte bij de overheid, het onderwijs of de gezondheidszorg. Van hen ging bijna de helft daadwerkelijk met ouderschapsverlof. Daarbij speelt natuurlijk mee dat voor ambtenaren het ouderschapsverlof gedeeltelijk betaald is. Zij krijgen driekwart van hun bruto salaris over de verlofuren doorbetaald. Van de ouders die in andere sectoren werken, ging één op de tien met ouderschapsverlof.

Ouderschapsverlof bij bedrijfsleven en overheid

Ouderschapsverlof bij bedrijfsleven en overheid

Mariëlle Reemers