Auteur(s): Roxann Rikkers

Grote verschillen tussen binnen- en buitenstedelijke nieuwbouwwoningen

Over deze publicatie

In dit artikel staat het aantal nieuwbouwwoningen dat tussen 1995 en 2024 gebouwd is centraal. In deze periode zijn 2,2 miljoen nieuwbouwwoningen gebouwd. In het kader van de inzet van het Rijk op verstedelijking van de woningbouw gaat dit artikel met name in op de vraag: welke woningen zijn de afgelopen jaren bijgebouwd? Is er meer binnenstedelijk of meer buitenstedelijk gebouwd? De belangrijkste bevindingen zijn:
1. Er werden in de genoemde periode ongeveer evenveel binnenstedelijke als buitenstedelijke nieuwbouwwoningen gebouwd.
2. Een binnenstedelijke nieuwbouwwoning betreft relatief vaker een meergezinswoning (zoals flats, beneden- en bovenwoningen, en appartementen), een huurwoning en er woont vaak een eenpersoonshuishouden.
3. Een buitenstedelijke nieuwbouwwoning betreft relatief vaker een eengezinswoning, een koopwoning en er wonen vaak getrouwde stellen en stellen met kinderen.

1. Inleiding

Het bouwen van woningen staat hoog op de politieke agenda, want met een woningtekort van bijna 400 duizend woningen in 2025 (ABF Research, 2025) zijn grote veranderingen nodig. Het Rijk zet al jaren in op verstedelijking, door middel van verdichting, transformeren van bedrijventerreinen of dicht tegen de stad aanbouwen (Harbers, 2024). Eind september 2025 heeft het Rijk de Nota Ruimte 2025 gepubliceerd waarin zij een langetermijnvisie geeft voor de ruimtelijke inrichting in Nederland. Hierin komt naar voren dat het Rijk prioriteit geeft aan binnenstedelijke woningbouw. Er komen grootschalige woningbouwlocaties in metropoolkernen, centrumsteden en regiokernen. Daarnaast stimuleert het Rijk ook de ontwikkeling van kleinschalige en middelgrote woningbouwlocaties in gebieden met een beperktere woningbehoefte, de zogenoemde ‘straatjes erbij’ (Rijksoverheid, 2025a).

Over binnen- en buitenstedelijk bouwen heerst al jaren een discussie. Er zijn voorstanders van binnenstedelijk bouwen (Monster, 2023), voorstanders van buitenstedelijk bouwen (Derksen, 2016) en mensen die voor- en nadelen van beide gebieden zien (Smit, 2022). Daarnaast zijn er ook auteurs die vinden dat er veel misverstanden zijn over binnen- en buitenstedelijk bouwen. Zo zouden mensen niet in de stad willen wonen. Binnenstedelijk wonen zou betekenen dat je in een flat woont. Er zou niet genoeg plek zijn in de stad. Binnenstedelijk bouwen duurt langer en zou duurder zijn (Stadszaken, 2018). Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft een overzicht gemaakt van de voor- en tegenargumenten van binnen- en buitenstedelijk bouwen. Voorstanders van binnenstedelijk bouwen geven onder andere als argumenten dat veel mensen in de stad willen wonen, er voldoende ruimte is in de stad, het de open ruimte rondom stedelijke kernen bespaart, het bestaande infrastructuur en voorzieningen beter benut en het dichterbij werk is. Voorstanders van buitenstedelijk bouwen geven bijvoorbeeld als argumenten: het zal het bouwen van nieuwe woningen versnellen, mensen willen een ruime grondgebonden woning die schaars is in de stad, mensen willen in een groene omgeving wonen, het is goedkoper en gemakkelijker te ontwikkelen en het laat ruimte over voor groen in de stad. Bovendien gaan mensen sinds COVID waarschijnlijk vaker thuiswerken, waardoor dicht bij het werk wonen minder belangrijk is geworden (Hamers, 2020).

Aangezien het Rijk al jaren inzet op verstedelijking van de woningbouw (Harbers, 2024) rijst de vraag: wat is de afgelopen jaren bijgebouwd, is er bijvoorbeeld meer binnenstedelijk of meer buitenstedelijk gebouwd? Om dit nader te kunnen onderzoeken staan de volgende vragen centraal in dit artikel:

  1. Hoeveel nieuwbouwwoningen zijn de afgelopen dertig jaar gebouwd?
  2. Betrof de nieuwbouw vooral binnen- of buitenstedelijke woningen?
  3. Zijn er verschillen in bijvoorbeeld woningtype, oppervlakte en huishoudens tussen binnen- en buitenstedelijke woningen?

Dit artikel beantwoordt deze vragen vanuit verschillende invalshoeken. Onderzocht is of er verschillen zijn tussen woningtypes, huur- of koopwoningen, oppervlakte van de woning, WOZ-waarde, huishoudens, aantal kinderen en leeftijd van deze kinderen. Hierbij wordt gekeken naar de situatie van de woning eind 2023. Daarnaast is voor meergezinswoningen, zoals flats of appartementen, gekeken naar hoe groot deze gebouwen zijn en naar de gemiddelde oppervlakte van de woningen in deze gebouwen. Hierbij is gekeken naar de situatie van de meergezinswoningen eind 2022.

2. Data en methode

2.1. Bronnen

Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van gegevens uit meerdere bronnen. Voor het bepalen van het verschil tussen een binnen- en een buitenstedelijke woning is gebruikgemaakt van de statistiek over bevolkingskernen (CBS, 2025a) en het Bestand Bodemgebruik (CBS, 2025b). Informatie over de woningen en bewoners is ontleend aan de Woonbase (CBS, 2025c).

Kenmerk binnen- en buitenstedelijkheid

Woongebieden veranderen door de tijd heen. Een vrijstaande woning in het buitengebied kan jaren later midden in een woongebied liggen. Voor het jaar 1995 zijn alle bevolkingskernen vastgesteld op basis van het Bestand Bodemgebruik. Een woongebied is een gebied met minimaal 5 woningen binnen 50 meter van elkaar. Een woongebied dat binnen 200 meter van een ander woongebied ligt wordt als één bevolkingskern beschouwd.

Binnenstedelijk gebied

Voor dit onderzoek is 1995 gekozen als basisjaar en alle bevolkingskernen in die periode zijn aangemerkt als binnenstedelijk gebied. Dit houdt in dat in dit onderzoek alle nieuwe woningen, die in een gebied gebouwd zijn waar al woningen stonden, gelden als binnenstedelijk. Dit kunnen woningen in grote stedelijke gebieden zijn, maar ook in kleinere landelijke gebieden. Deze laatste categorie vormt een relatief klein aandeel in dit onderzoek. Ongeveer 1,5 procent van alle binnenstedelijke woningen is gebouwd in een kleine landelijke kern met minder dan duizend inwoners. Verder is 13 procent van de binnenstedelijke woningen gebouwd in een landelijke kern van minder dan 10 duizend inwoners. Zo’n 87 procent van alle binnenstedelijke woningen in dit onderzoek is gebouwd in stedelijke bevolkingskernen van minimaal 10 duizend inwoners.

Buitenstedelijk gebied

De gebieden die in 1995 niet tot een bevolkingskern behoren, gelden als buitenstedelijk gebied. Dit betekent dat buitenstedelijke nieuwbouwwoningen in dit onderzoek alle nieuwe woningen buiten bebouwd gebied zijn. Dit kunnen dus woningen in grote nieuwbouwwijken zijn, maar het kan ook gaan om verspreide nieuwbouw in onbebouwd gebied, zoals een vrijstaande woning in landelijk gebied. De verspreide nieuwbouw betreft een klein aandeel van alle buitenstedelijke woningen in dit onderzoek. Ongeveer 9 procent van alle buitenstedelijke woningen betreft verspreide nieuwbouw. Dit houdt in dat ruim 91 procent van alle buitenstedelijk woningen gebouwd is in VINEX-wijken of andere grote nieuwbouwwijken. Vanaf 1995 werd gestart met bouwen van VINEX-locaties (Lörzing, H. et al., 2006). Buitenstedelijke nieuwbouw betreft alle woningen in een VINEX-wijk, die op een locatie zijn gebouwd die in 1995 werd getypeerd als buitenstedelijk. Dat geldt ook voor nieuwbouwwoningen die pas 10 of 15 jaar na de start van de wijk zijn opgeleverd. In de bijlage staan voorbeelden van kaarten met onderscheid naar binnen- en buitenstedelijkheid in een aantal bekende grotere gebieden met VINEX-locaties of andere grotere nieuwbouwwijken in Nederland.

Koppeling Woonbase

Voor alle nieuwe woningen tussen 1995 en 2024 is bepaald of ze binnen- of buitenstedelijk zijn. Deze woningen zijn gekoppeld aan de Woonbase met peildatum 31 december 2023. Voor gedetailleerdere informatie over meergezinswoningen, zoals het aantal woningen per pand of de gemiddelde oppervlakte van deze woningen, geldt peildatum 31 december 2022.

De kenmerken van een woning kunnen door de jaren heen veranderen. Een koopwoning kan een huurwoning worden, en een huurwoning kan veranderen in een koopwoning. Ook kunnen de bewoners van een woning veranderen: waar eerst een gehuwd paar met kinderen woont, kan op een ander moment een eenpersoonshuishouden wonen. Daarom worden alle woning- en huishoudkenmerken bepaald op peildatum 31 december 2023. Dit houdt in dat bij de bouw van een woning wordt bepaald of de ligging binnen- of buitenstedelijk is. Voor de overige woningkenmerken gelden de beschikbare gegevens op 31 december 2023 en voor meergezinswoningen dus op 31 december 2022.

Afbakenen populatie

De woningen meegenomen in dit onderzoek zijn alle woningen met een bouwjaar tussen 1995 en 2024 en tot de voorraad woningen behoren.

2.2 Definities

Nieuwbouwwoningen

In dit onderzoek is bouwjaar als proxy voor nieuwbouwwoning gebruikt. Bouwjaar als proxy gebruiken kan enigszins afwijken, omdat soms een klein verschil mogelijk is tussen het bouwjaar van een woning en het oplevermoment als nieuwbouwwoning. Daarom worden de resultaten in dit onderzoek gepresenteerd met behulp van vijf- en tienjaarklassen op basis van bouwjaar.

Door bouwjaar als proxy te gebruiken wordt nagenoeg alleen gekeken naar nieuwbouwwoningen. Naast nieuwbouw ontstaan woningen ook door bijvoorbeeld splitsing van bestaande woningen en transformaties van kantoren. Deze woningen zijn alleen meegenomen in dit onderzoek als het oorspronkelijke pand (bijvoorbeeld een kantoor) een bouwjaar had vanaf 1995. Maar dat betreft een relatief klein aantal woningen.

Bevolkingskernen

Bevolkingskernen worden begrensd door de overgang van een aaneengesloten bebouwd gebied naar het buitengebied, waarbij geen rekening wordt gehouden met de ligging van bijvoorbeeld gemeentegrenzen. Een bevolkingskern kan dus in meerdere gemeenten liggen, zoals Groot-Amsterdam en Groot-Leiden. Anderzijds zijn er veel gemeenten met meerdere kleinere kernen, zoals Apeldoorn en Emmen. In totaal telt Nederland zo’n 2 200 bevolkingskernen.

3. Resultaten

3.1 Ontwikkeling aantal nieuwbouwwoningen

Tussen 1995 en eind 2024 zijn bijna 2,2 miljoen woningen gebouwd in Nederland. De verdeling van nieuwbouwwoningen tussen binnen- en buitenstedelijke gebieden is vrijwel gelijk. Binnenstedelijk zijn er ruim 1 miljoen woningen bijgekomen, buitenstedelijk ruim 1,1 miljoen woningen.

3.1.1 Aantal nieuwbouwwoningen, 1995 - 2024
BinnenbuitenstedelijkAantal woningen (x 1 000)
Binnen-
stedelijk
1037,7
Buiten-
stedelijk
1129,3

Vijfjaarlijks zijn duidelijkere verschillen zichtbaar tussen het aantal binnen- en buitenstedelijke nieuwbouwwoningen. Ruim 20 procent van alle nieuwbouwwoningen in de afgelopen dertig jaar is gebouwd tussen 1995 en 1999. In deze periode zijn 260 duizend nieuwe buitenstedelijke woningen en 212 duizend binnenstedelijke woningen gebouwd. De jaren erna nam vooral het aantal buitenstedelijke woningen af, tot 122 duizend nieuwbouwwoningen in de periode van 2010 tot en met 2014. Vanaf 2015 nam dit weer langzaam toe tot 168 duizend buitenstedelijke woningen in de periode van 2020 tot en met 2024. Van alle buitenstedelijke woningen is ruim 90 procent gebouwd in een VINEX-wijk of andere grote nieuwbouwwijk.

Voor binnenstedelijke woningen is een minder duidelijke trend zichtbaar. Het aantal nieuwe binnenstedelijke woningen varieert elke vijf jaar sterk. In de perioden 2010 tot en met 2014 en 2020 tot en met 2024 werden er meer binnenstedelijke dan buitenstedelijke woningen gebouwd.

3.1.2 Aantal nieuwbouwwoningen naar bouwperiode
Bouwjaarklasse5Binnenstedelijk (x 1 000)Buitenstedelijk (x 1 000)
1995 - 1999211,9260,2
2000 - 2004144221,1
2005 - 2009191,7202,3
2010 - 2014156,4122,3
2015 - 2019149,2155,3
2020 - 2024184,6168,1

3.2 Nieuwbouwwoningen naar woningkenmerken en huishoudtype

Ruim twee derde van de bijna 1 miljoen binnenstedelijke nieuwbouwwoningen stond eind 2023 geregistreerd als meergezinswoning, dit zijn bijvoorbeeld flats, beneden- en bovenwoningen en appartementen. Dit komt neer op 664 duizend nieuwe binnenstedelijke meergezinswoningen. Buitenstedelijk zijn minder meergezinswoningen gebouwd. Van de 1,1 miljoen buitenstedelijke woningen staan er 238 duizend geregistreerd als meergezinswoning, ruim 20 procent. Buitenstedelijk worden meer rijtjeshuizen (tussenwoningen en hoekwoningen), twee-onder-één-kap- en vrijstaande woningen gebouwd. Van de buitenstedelijke woningen valt bijna 80 procent onder een van deze typen eengezinswoning.

3.2.1 Percentage nieuwbouwwoningen naar woningtype
JaarklassenMeergezinswoning (%)Tussenwoning (%)Hoekwoning (%)Twee-onder-een-kapwoning (%)Vrijstaande woning (%)Onbekend (%)
Binnenstedelijk
Totaal66,616,76,74,15,80,2
2015 - 202365,518,28,23,54,10,6
2005 - 201472,414,95,63,140,1
1995 - 200461,817,36,55,490,1
Buitenstedelijk
Totaal21,634,513,110,719,90,2
2015 - 202321,828,914,413,2210,7
2005 - 201427,932,312,39,5180,1
1995 - 200417,339,512,79,920,60

Ruim helft binnenstedelijke nieuwbouwwoningen is huurwoning

Eind 2023 was ruim de helft van de binnenstedelijke woningen een huurwoning. Recent gebouwde binnenstedelijke woningen zijn relatief vaker een huurwoning. Het aantal binnenstedelijke huurwoningen met een bouwjaar tussen 2015 en 2023 is 67 procent, terwijl dit onder oudere woningen, met een bouwjaar tussen 1995 en 2004, 44 procent is. Ook het aandeel private huurwoningen is groter naarmate het bouwjaar van de woning recenter is. In de meest recente bouwjaren is bijna 40 procent van de binnenstedelijke nieuwbouw een private huurwoning. Het CBS publiceerde eerder al cijfers waaruit bleek dat de afgelopen jaren het aantal private huurwoningen toenam (CBS, 2025d).

Buitenstedelijk zijn minder huurwoningen gebouwd, maar is net als binnenstedelijk een groter aandeel van de recente huurwoningen een private huurwoning. Buitenstedelijk zijn over het algemeen meer koopwoningen; eind 2023 was bijna 75 procent van de buitenstedelijke nieuwbouwwoningen een koopwoning.

3.2.2 Percentage nieuwbouwwoningen naar type eigenaar
JaarklassenEigenaar (%)Private verhuurder (%)Woningcorporatie (%)Onbekend (%)
Binnenstedelijk
Totaal43,82233,80,3
2015 - 202332,537,129,70,7
2005 - 20144117,241,60,2
1995 - 20045614,229,60,2
Buitenstedelijk
Totaal74,39,815,60,3
2015 - 202371,316,311,60,7
2005 - 201468,69,222,10,1
1995 - 2004806,313,60,1

Binnenstedelijk toename kleinere woningen

Buitenstedelijk worden relatief meer grotere woningen gebouwd. Van alle buitenstedelijke woningen, die de afgelopen dertig jaar zijn gebouwd, heeft bijna 40 procent een oppervlakte van minimaal 150 vierkante meter. Dit houdt in dat er buitenstedelijk 428 duizend woningen met een oppervlakte van minimaal 150 vierkante meter zijn bijgebouwd. Binnenstedelijk is dit 14 procent, wat neerkomt op 143 duizend woningen.

Binnenstedelijk worden relatief veel kleinere woningen met een oppervlakte van 50 vierkante meter of minder gebouwd. Ruim 11 procent van de binnenstedelijke woningen heeft een maximale oppervlakte van 50 vierkante meter. Het aandeel van deze kleinere woningen is groter naarmate het bouwjaar van de woning recenter is. In de meest recente bouwjaren (2015-2023) is ruim 40 procent van de binnenstedelijke nieuwbouwwoningen kleiner dan 75 vierkante meter. Van deze woningen is bijna de helft kleiner dan 50 vierkante meter. Mogelijk worden recent steeds vaker kleinere woningen bijgebouwd om te voldoen aan de veranderende huishoudsamenstelling (Rijksoverheid, 2025b). Het aantal huishoudens stijgt, voornamelijk door de toename van eenpersoonshuishoudens (CBS, 2025e).

3.2.3 Percentage nieuwbouwwoningen naar woningoppervlakte
Jaarklassenminder dan 50 m2 (%)50 tot 75 m2 (%)75 tot 100 m2 (%)100 tot 150 m2 (%)150 tot 250 m2 (%)250 m2 of meer (%)Onbekend (%)
Binnenstedelijk
Totaal11,116,628,529,412,22,10
2015 - 202320,220,922,725,59,21,40
2005 - 20149,41332,632,210,52,30
1995 - 20045,316,629,23016,22,60
Buitenstedelijk
Totaal35,913,638,633,45,50
2015 - 20236,37,810,236,733,65,40
2005 - 20142,75,715,83830,96,90
1995 - 20041,24,814,240,1354,60

Buitenstedelijke nieuwbouwwoningen hogere WOZ-waarde

De helft van de binnenstedelijke nieuwbouwwoningen had in 2024 een WOZ-waarde van minder dan 350 duizend euro. Dit zijn 502 duizend woningen. Buitenstedelijk hebben minder nieuwe woningen een WOZ-waarde lager dan 350 duizend euro. Een kwart van de buitenstedelijke woningen had in 2024 een WOZ-waarde van minder dan 350 duizend euro.

Binnenstedelijk verschilt de WOZ-waarde weinig tussen eerder en recenter gebouwde woningen. Er is een lichte toename in WOZ-waardes van woningen onder de 250 duizend euro als de binnenstedelijke woning recenter gebouwd is. Mogelijk komt dat doordat de laatste jaren steeds meer hele kleine woningen (minder dan 50 vierkante meter) zijn gebouwd. Onder andere de oppervlakte van de woning en het woningtype speelt een rol in de WOZ-waarde van de woning. Buitenstedelijk zijn wel verschillen zichtbaar tussen het bouwjaar en de WOZ-waarde. Hoe recenter de woning, hoe vaker een woning een WOZ-waarde van minimaal 650 duizend euro heeft. Van de woningen met een bouwjaar van 1995 tot en met 2004 heeft 13 procent een WOZ-waarde van minimaal 650 duizend euro. Voor woningen die zijn gebouwd tussen 2005 en 2014 is dat bijna 20 procent, bij recenter gebouwde woningen bijna 25 procent.

3.2.4 Percentage nieuwbouwwoningen naar WOZ-waarde
Jaarklassenminder dan 150 duizend euro (%)150 tot 250 duizend euro (%)250 tot 350 duizend euro (%)350 tot 450 duizend euro (%)450 tot 550 duizend euro (%)550 tot 650 duizend euro (%)650 duizend euro of meer (%)Onbekend (%)
Binnenstedelijk
Totaal6,11628,221,111,86,68,51,8
2015 - 20238,71626,219,711,26,49,32,6
2005 - 20145,614,830,721,711,46,381,4
1995 - 20044,317,327,321,712,67,18,21,4
Buitenstedelijk
Totaal24,818,825,318,911,517,71
2015 - 20233,74,813,820,3181324,32,2
2005 - 201424,720,424,117,811,119,10,7
1995 - 20041,14,820,829,320,11112,60,4

Eenpersoonshuishoudens in 4 op de 10 binnenstedelijke woningen

In binnenstedelijk gebied wonen relatief veel eenpersoonshuishoudens. Bijna 40 procent van de binnenstedelijke nieuwbouwwoningen werd eind 2023 bewoond door een eenpersoonshuishouden; voor buitenstedelijke woningen was dat 20 procent.

In ruim 20 procent van de binnenstedelijke woningen wonen eenoudergezinnen of stellen met kinderen. Buitenstedelijk wordt ruim 45 procent van de woningen bewoond door eenoudergezin of een paar met kinderen. Deze verhoudingen veranderen bijna niet naarmate een woning eerder of later gebouwd is.

3.2.5 Percentage nieuwbouwwoningen naar huishoudtype
JaarklassenEenpersoonshuishouden (%)Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen (%)Meerpersoonshuishoudens met kinderen (%)Eenouderhuishouden (%)Meerdere huishoudens (%)Institutioneel huishouden (%)Overig huishouden (%)Onbekend (%)
Binnenstedelijk
Totaal39,927,416,64,52,34,20,44,8
2015 - 202340,225,717,34,82,23,60,45,8
2005 - 20144026,515,74,62,55,90,44,4
1995 - 200439,629,616,94,12,32,90,34,4
Buitenstedelijk
Totaal20,327,639,16,221,40,23,1
2015 - 202318,525,842,651,71,40,24,7
2005 - 201421,624,639,3722,50,22,8
1995 - 200420,630,736,96,52,10,70,22,3

In binnenstedelijke nieuwbouwwoning vaker geen kinderen

In bijna acht van de tien binnenstedelijke nieuwbouwwoningen woonden eind 2023 geen kinderen. In buitenstedelijke woningen was dat ruim de helft.

Eind 2023 woonde in 17 procent van de buitenstedelijke woningen één kind. In 22 procent van de woningen wonen twee kinderen en in 6 procent wonen drie kinderen. In 1 procent van de woningen wonen vier of meer kinderen. Ook binnenstedelijk wonen vier of meer kinderen in 1 procent van de woningen.  Bij lagere aantallen kinderen zijn wel verschillen waarneembaar. In 3 procent van de woningen wonen drie kinderen en het aandeel woningen met één of twee kinderen ligt vrijwel gelijk, respectievelijk 10 en 9 procent.

3.2.6 Percentage nieuwbouwwoningen naar aantal kinderen per woning
JaarklassenGeen kind (%)1 kind (%)2 kinderen (%)3 kinderen (%)4 of meer kinderen (%)
Binnenstedelijk
Totaal78,19,78,82,70,7
2015 - 202377,29,99,32,90,8
2005 - 201478,89,28,52,70,8
1995 - 200478,210,18,72,40,6
Buitenstedelijk
Totaal53,517,121,76,31,4
2015 - 202351,416,523,47,21,5
2005 - 201452,616,422,571,6
1995 - 200455,517,820,25,31,1

Relatief vaker jonge kinderen in recente nieuwbouwwoningen

De leeftijdsverdeling van het jongst thuiswonende kind is vrijwel gelijk voor binnen- en buitenstedelijke woningen. In 14 procent van de binnenstedelijke en 12 procent van de buitenstedelijke woningen is de leeftijd van het jongste, thuiswonende kind jonger dan 4 jaar. Binnenstedelijk ligt het aandeel woningen met een thuiswonend kind ouder dan 18 jaar op 38 procent en voor buitenstedelijke woningen is dit 37 procent.

Als een woning ouder is, dan ligt de leeftijd van het jongste kind hoger. In ongeveer de helft van de binnen- en buitenstedelijke woningen, met een bouwjaar tussen 1995 en 2004, is de leeftijd van het jongste kind 18 jaar of ouder. In jongere woningen wonen relatief vaker jonge kinderen. Als het bouwjaar van de woning recenter is, tussen 2015 en 2023, is het aandeel woningen waarbij het jongste kind jonger dan 4 jaar is hoger. Voor binnen- en buitenstedelijke woningen is dit vrijwel gelijk, namelijk in één op de vijf nieuwbouwwoningen.

3.2.7 Percentage nieuwbouwwoningen naar leeftijd jongste kind
JaarklassenJonger dan 4 (%)4 tot 12 jaar (%)12 tot 18 jaar (%)18 jaar of ouder (%)
Binnenstedelijk
Totaal14,326,321,737,7
2015 - 202321,534,319,524,7
2005 - 201412,626,325,135,9
1995 - 20049,819,420,350,6
Buitenstedelijk
Totaal11,827,223,937,2
2015 - 202319,637,121,222,1
2005 - 20149,827,928,134,2
1995 - 2004819,922,649,4

3.3 Woningtypen: inzoomen op panden met meergezinswoningen

Tussen 1995 en eind 2022 zijn binnenstedelijk bijna drie keer zo veel meergezinswoningen bijgebouwd dan buitenstedelijk. Binnenstedelijk zijn bijna 636 duizend meergezinswoningen bijgebouwd en 228 duizend woningen in buitenstedelijk gebied. Voor eengezinswoningen is het andersom, buitenstedelijk worden ruim 2,5 keer zoveel eengezinswoningen gebouwd, dat komt neer op 860 duizend woningen. Binnenstedelijk zijn in eerder genoemde periode bijna 332 duizend eengezinswoningen bijgebouwd.

3.3.1 Aantal nieuwbouwwoningen naar woningtype, 1995 - 2022
BinnenbuitenstedelijkMeergezinswoningen (x 1 000)Eengezinswoningen (x 1 000)
Binnen-
stedelijk
635,9331,2
Buiten-
stedelijk
227,5859,9

In Nederland zijn ruim 863 duizend meergezinswoningen gebouwd tussen 1995 en eind 2022. Deze woningen zijn verdeeld over 55 duizend panden. Dit zijn gemiddeld 16 woningen per pand. Tussen de panden, waarin meergezinswoningen zich bevinden, kunnen verschillen voorkomen. Er kunnen bijvoorbeeld grote woontorens met veel woningen gebouwd worden, maar ook kleinschalige appartementencomplexen. Ook kan de gemiddelde oppervlakte van de woningen tussen de panden verschillen. Daarom wordt in het vervolg van deze paragraaf dieper ingegaan op de verschillen tussen aantal woningen per pand en de gemiddelde woningoppervlakte van de meergezinswoningen binnen deze panden.

Toename panden met minstens 125 woningen

Zowel binnen- als buitenstedelijk neemt de laatste jaren het aantal panden met relatief veel woningen toe. Binnenstedelijk zijn er de afgelopen acht jaar 44 duizend woningen bijgekomen in panden met meer dan 125 woningen, dat is ongeveer een kwart van alle binnenstedelijke meergezinswoningen in die periode. In vergelijking, in de periode 1995 tot en met 2004 was dat 8 procent, 16 duizend woningen.

Tegelijkertijd neemt het aantal kleinschalige panden met 24 woningen of minder af. Tussen 1995 en 2004 was dit binnenstedelijk ruim 40 procent van de meergezinswoningen en buitenstedelijk ruim de helft. In de periode 2015 tot en met 2022 is dit gedaald tot 25 procent binnenstedelijk en 37 procent buitenstedelijk.

3.3.2 Meergezinswoningen, gemiddeld aantal woningen per pand
Jaarklassen24 woningen of minder (%)25 tot 50 woningen (%)50 tot 75 woningen (%)75 tot 100 woningen (%)100 tot 125 woningen (%)125 woningen of meer (%)
Binnenstedelijk
Totaal33,825,612,87,85,514,6
2015 - 202225,323,510,98,1626,3
2005 - 201433,425,413,98,26,212,9
1995 - 200440,827,412,974,37,5
Buitenstedelijk
Totaal442612,46,12,78,8
2015 - 202236,726,79,67,72,616,6
2005 - 201440,126,316,26,13,67,7
1995 - 200452,925,110,15,21,84,9

Toename kleinere meergezinswoningen

Zowel binnen- als buitenstedelijk neemt de laatste jaren het aantal kleinere woningen toe. Binnenstedelijk zijn er de tussen 2015 en 2022 bijna 100 duizend meergezinswoningen met een oppervlakte onder 75 vierkante meter bijgekomen, dat is bijna 60 procent van alle meergezinswoningen in die periode. Buitenstedelijk zijn nog eens bijna 30 duizend meergezinswoningen kleiner dan 75 vierkante meter bijgebouwd, dat is ruim de helft van alle nieuwe buitenstedelijke meergezinswoningen tussen 2015 en 2022.

Ter vergelijking: in de periode 1995 tot en met 2004 waren dit binnenstedelijk 68 duizend woningen, ruim 30 procent, en buitenstedelijk 24 duizend woningen; bijna 30 procent van alle buitenstedelijke meergezinswoningen.

3.3.3 Gemiddelde oppervlakte meergezinswoningen
Jaarklassenminder dan 50 m2 (%)50 tot 75 m2 (%)75 tot 100 m2 (%)100 tot 150 m2 (%)150 tot 250 m2 (%)250 m2 of meer (%)
Binnenstedelijk
Totaal13,822,341,320,51,80,3
2015 - 202227,530,530,4101,30,3
2005 - 201410,415,345,925,920,4
1995 - 20047,123,944,122,42,10,3
Buitenstedelijk
Totaal9,323,441,122,330,9
2015 - 202221,231,33113,42,20,8
2005 - 20146,817,445,92630,9
1995 - 20044,224,742,724,13,50,9

4. Conclusie en discussie

De afgelopen dertig jaar zijn er 2,2 miljoen nieuwe woningen bijgekomen. Deze woningen zijn nagenoeg gelijk verdeeld over binnenstedelijk en buitenstedelijk gebied. Het aantal nieuwe woningen neemt af, zowel binnen- als buitenstedelijk, maar het aantal nieuwe buitenstedelijke woningen is sneller gedaald. Tussen 1995 en 2009 werden ruim anderhalf keer zo veel buitenstedelijke woningen gebouwd als in de vijftien jaar daarna.

Binnenstedelijke nieuwbouw verschilt duidelijk van buitenstedelijke nieuwbouw. Binnenstedelijke woningen zijn relatief vaker een meergezinswoning, vaker een huurwoning en worden vaker bewoond door een eenpersoonshuishouden. Ook wonen er naar verhouding minder vaak kinderen in deze woningen en worden steeds meer kleine woningen (minder dan 75 vierkante meter) en nog kleinere woningen (minder dan 50 vierkante meter) gebouwd. Buitenstedelijke woningen zijn relatief vaker een rijtjeshuis, een twee-onder-één-kapwoning of een vrijstaande woning. Ook zijn dit naar verhouding vaker koopwoningen groter dan 150 vierkante meter. Ook wonen er relatief vaker kinderen in buitenstedelijke woningen en beweegt de leeftijd van het jongst thuiswonende kind mee met de leeftijd van de woning: hoe jonger de woning hoe vaker er jonge kinderen wonen. Voor buitenstedelijke woningen geldt: hoe jonger de woning, hoe vaker deze een WOZ-waarde van minimaal 650 duizend euro heeft. De laatste jaren worden steeds grotere panden met veel meergezinswoningen, vaak kleine appartementen, gebouwd.

Dit onderzoek laat duidelijke verschillen zien tussen binnen- en buitenstedelijke woningen. De focus ligt op of een woning gebouwd is op een plek waar al woningen stonden of dat een woning onderdeel was van een grotere nieuwbouwwijk, waar voorheen nog niet of nauwelijks sprake was van aaneengesloten bebouwing. Een beperking van deze methode is dat nieuwe woningen in kleine dorpse kernen samenvallen met nieuwe woningen in grote binnensteden. Ook verspreide nieuwbouw zoals een enkele boerderij of woning op een plek waar nog geen woningen staan, vallen samen met woningen in nieuwbouwwijken. Voor dit onderzoek is gekozen binnen- en buitenstedelijkheid als twee nieuwbouwvormen op te nemen. In vervolgonderzoek kan dieper ingegaan worden op de verschillen tussen binnenstedelijke woningen in meer stedelijk of meer landelijk gebied. Voor buitenstedelijke woningen kan wellicht ook onderscheid gemaakt worden tussen verspreide nieuwbouw en nieuwbouwwijken.

Referenties

ABF Research (2025). Dashboard woningtekort Nederland. https://primos.abfresearch.nl/dashboard/dashboard/woningtekort.

CBS (2025a). Bevolkingskernen in Nederland. https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/nederland-regionaal/regionale-statistieken/bevolkingskernen-in-nederland.

CBS (2025b). Bestand Bodemgebruik. https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/nederland-regionaal/geografische-data/bestand-bodemgebruik.

CBS (2025c). Over de woonbase. https://www.cbs.nl/nl-nl/over-ons/onderzoek-en-innovatie/project/over-de-woonbase.

CBS (2025d). Private huursector groeide afgelopen jaren vooral door nieuwe woningen. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2024/18/private-huursector-groeide-afgelopen-jaren-vooral-door-nieuwe-woningen.

CBS (2025e). Huishoudens nu. https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/dashboard-bevolking/woonsituatie/huishoudens-nu.

Derksen, W. (2016). Peter Boelhouwer: nieuwbouw buiten stad is onvermijdelijk https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/peter-boelhouwer-nieuwbouw-buiten-stad-onvermijdelijk/.

Hamers, D. (2020). Binnen- en buitenstedelijk bouwen in Nederland: een reflectie https://www.pbl.nl/publicaties/binnen-en-buitenstedelijk-bouwen-in-nederland-een-reflectie.  Planbureau voor de Leefomgeving.

Harbers, A. (2024). Straatje erbij: Ruimtelijke analyse van de mogelijkheden voor kleinschalige uitleg https://www.pbl.nl/publicaties/straatje-erbij. Planbureau voor de Leefomgeving.

Lorzing, H., Klemm, W., Leeuwen, M. van, Soekimin, S. (2006). VINEX! Een morfologische verkenning. https://www.pbl.nl/publicaties/vinex-een-morfologische-verkenning.

Monster, J. (2023). MRA: Binnenstedelijk bouwen levert meer op dan buitenstedelijk bouwen https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/mra-binnenstedelijk-bouwen-levert-meer-op-dan-buitenstedelijk-bouwen/.

RIGO Research (2025). Evaluatie Verstedelijking VINEX 1995 tot 2005 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27562-10-b1.pdf. Ministerie VROM.

Rijksoverheid (2025a). Ontwerp-Nota Ruimte (webversie) https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2025/09/26/ontwerp-nota-ruimte-webversie.

Rijksoverheid (2025b). 900.000 nieuwe woningen om aan groeiende vraag te voldoen. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/volkshuisvesting/nieuwe-woningen.

Smit, H.H. (2022). In de wei bouwen? Dan wel buitengewoon stedelijk graag https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/in-de-wei-bouwen-dan-wel-buitengewoon-stedelijk-graag/.

Stadszaken (2018). 5 misverstanden over binnen- en buitenstedelijk bouwen https://stadszaken.nl/artikel/1504/vijf-misverstanden-over-binnen-en-buitenstedelijk-bouwen.

StatLine (2025). Regionale kerncijfers Nederland. https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/70072ned/table?ts=1762946274348.

Bijlage

Voorbeelden binnen- en buitenstedelijkheid

Hieronder ter illustratie een aantal bekende grotere gebieden met VINEX-locaties of andere grotere nieuwbouwwijken in Nederland. Binnenstedelijke gebieden (oranje), grotere nieuwbouwwijken na 1995 (paars) en buitenstedelijk gebied (zonder kleuren). De aard van de gebieden staan ook in de tabellen vermeld.

Figuur B.1 Omgeving Utrecht

Kaart Utrecht met cijfers

Omgeving Utrecht
Nr. Gebied Soort gebied
1 Utrecht Centrum Binnenstedelijk
2 De Meern Binnenstedelijk
3 Vleuten Binnenstedelijk
4 Leidsche Rijn1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
5 Vleuten-De Meern1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
6 Nieuwegein Binnenstedelijk
7 Galecop2) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
8 IJsselstein Binnenstedelijk
9 Zenderpark1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
10 Houten Binnenstedelijk
11 Houten-Zuid1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
12 Vianen Binnenstedelijk
13 Hoef en Haag2) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
1) Officiële VINEX-locaties volgens Vierde Ruimtelijke Ordening Extra (Lörzing, H. et al., 2006)
2) Geen VINEX-locatie

Figuur B.2 Omgeving Den Haag

Kaart Den Haag met cijfers

Omgeving Den Haag
Nr. Gebied Soort gebied
1 Den Haag Binnenstedelijk
2 Wateringse Veld1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
3 Leidschenveen1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
4 Ypenburg1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
5 Delft Binnenstedelijk
6 Delfgauw1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
7 Pijnacker Binnenstedelijk
8 Pijnacker Zuid1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
9 Berkel en Rodenrijs Binnenstedelijk
10 Noordrand III1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
11 Zoetermeer Binnenstedelijk
12 Zoetermeer-Oost1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
1) Officiële VINEX-locaties volgens Vierde Ruimtelijke Ordening Extra (Lörzing, H. et al., 2006)

Figuur B.3 Omgeving Almere

Kaart Almere met cijfers

Omgeving Almere
Nr. Gebied Soort
1 Almere Stad Binnenstedelijk
2 Almere Haven Binnenstedelijk
3 Almere Poort Binnenstedelijk
4 Almere Poort uitbreiding1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
5 Almere Buiten Binnenstedelijk
6 Almere Buiten uitbreiding1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
7 Almere Stad uitbreiding1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
8 Nobelhorst2) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
9 Noorderplassen West2) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
1) Officiële VINEX-locaties volgens Vierde Ruimtelijke Ordening Extra (Lörzing, H. et al., 2006)
2) Geen VINEX-locatie

Figuur B.4 Omgeving Hoofddorp

Kaart Hoofddorp met cijfers

Omgeving Hoofddorp
Nr. Gebied Soort gebied
1 Hoofddorp Binnenstedelijk
2 IJ-landen1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
3 Toolenburg-Zuid1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
4 Nieuw-Vennep Binnenstedelijk
5 Nieuw-Vennep-West1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
1) Officiële VINEX-locaties volgens Vierde Ruimtelijke Ordening Extra (Lörzing, H. et al., 2006)

Figuur B.5 Omgeving Deventer

Apeldoorn met cijfers

Omgeving Deventer
Nr. Gebied Soort gebied
1 Apeldoorn Binnenstedelijk
2 Zuidbroek1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
3 Osseveld-Oost1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
4 Woudhuis1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
5 Twello Binnenstedelijk
6 Deventer Binnenstedelijk
7 De Vijfhoek1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
8 Zutphen Binnenstedelijk
9 Leeslen-West1) Grotere nieuwbouwwijk na 1995
1) Officiële VINEX-locaties volgens Vierde Ruimtelijke Ordening Extra (Lörzing, H. et al., 2006)