1. Inleiding
Het bouwen van woningen staat hoog op de politieke agenda, want met een woningtekort van bijna 400 duizend woningen in 2025 (ABF Research, 2025) zijn grote veranderingen nodig. Het Rijk zet al jaren in op verstedelijking, door middel van verdichting, transformeren van bedrijventerreinen of dicht tegen de stad aanbouwen (Harbers, 2024). Eind september 2025 heeft het Rijk de Nota Ruimte 2025 gepubliceerd waarin zij een langetermijnvisie geeft voor de ruimtelijke inrichting in Nederland. Hierin komt naar voren dat het Rijk prioriteit geeft aan binnenstedelijke woningbouw. Er komen grootschalige woningbouwlocaties in metropoolkernen, centrumsteden en regiokernen. Daarnaast stimuleert het Rijk ook de ontwikkeling van kleinschalige en middelgrote woningbouwlocaties in gebieden met een beperktere woningbehoefte, de zogenoemde ‘straatjes erbij’ (Rijksoverheid, 2025a).
Over binnen- en buitenstedelijk bouwen heerst al jaren een discussie. Er zijn voorstanders van binnenstedelijk bouwen (Monster, 2023), voorstanders van buitenstedelijk bouwen (Derksen, 2016) en mensen die voor- en nadelen van beide gebieden zien (Smit, 2022). Daarnaast zijn er ook auteurs die vinden dat er veel misverstanden zijn over binnen- en buitenstedelijk bouwen. Zo zouden mensen niet in de stad willen wonen. Binnenstedelijk wonen zou betekenen dat je in een flat woont. Er zou niet genoeg plek zijn in de stad. Binnenstedelijk bouwen duurt langer en zou duurder zijn (Stadszaken, 2018). Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft een overzicht gemaakt van de voor- en tegenargumenten van binnen- en buitenstedelijk bouwen. Voorstanders van binnenstedelijk bouwen geven onder andere als argumenten dat veel mensen in de stad willen wonen, er voldoende ruimte is in de stad, het de open ruimte rondom stedelijke kernen bespaart, het bestaande infrastructuur en voorzieningen beter benut en het dichterbij werk is. Voorstanders van buitenstedelijk bouwen geven bijvoorbeeld als argumenten: het zal het bouwen van nieuwe woningen versnellen, mensen willen een ruime grondgebonden woning die schaars is in de stad, mensen willen in een groene omgeving wonen, het is goedkoper en gemakkelijker te ontwikkelen en het laat ruimte over voor groen in de stad. Bovendien gaan mensen sinds COVID waarschijnlijk vaker thuiswerken, waardoor dicht bij het werk wonen minder belangrijk is geworden (Hamers, 2020).
Aangezien het Rijk al jaren inzet op verstedelijking van de woningbouw (Harbers, 2024) rijst de vraag: wat is de afgelopen jaren bijgebouwd, is er bijvoorbeeld meer binnenstedelijk of meer buitenstedelijk gebouwd? Om dit nader te kunnen onderzoeken staan de volgende vragen centraal in dit artikel:
- Hoeveel nieuwbouwwoningen zijn de afgelopen dertig jaar gebouwd?
- Betrof de nieuwbouw vooral binnen- of buitenstedelijke woningen?
- Zijn er verschillen in bijvoorbeeld woningtype, oppervlakte en huishoudens tussen binnen- en buitenstedelijke woningen?
Dit artikel beantwoordt deze vragen vanuit verschillende invalshoeken. Onderzocht is of er verschillen zijn tussen woningtypes, huur- of koopwoningen, oppervlakte van de woning, WOZ-waarde, huishoudens, aantal kinderen en leeftijd van deze kinderen. Hierbij wordt gekeken naar de situatie van de woning eind 2023. Daarnaast is voor meergezinswoningen, zoals flats of appartementen, gekeken naar hoe groot deze gebouwen zijn en naar de gemiddelde oppervlakte van de woningen in deze gebouwen. Hierbij is gekeken naar de situatie van de meergezinswoningen eind 2022.