Trends in (echt)scheidingen

4. Conclusie

Echtscheidingen komen sinds 2014 steeds minder voor en ook het echtscheidingspercentage daalt. In dit artikel zijn de trends in echtscheidingen onderzocht met de nadruk op de periode na de eeuwwisseling waarin steeds meer mensen ongehuwd samenwonen en stellen op latere leeftijd zijn gaan trouwen. Uit de vergelijking van verschillende huwelijkscohorten blijkt dat huwelijken gesloten rond 1990 het vaakst eindigden in een echtscheiding en dat huwelijken die daarna werden gesloten weer wat stabieler worden. Deze ontwikkeling is voor ongeveer de helft toe te schrijven aan het feit dat stellen op latere leeftijd trouwen. Echtparen die op jonge leeftijd trouwen hebben namelijk een hogere scheidingskans. De toegenomen stabiliteit van huwelijken geldt niet alleen voor mensen jonger dan 50 jaar die recentelijk trouwden. Ook 50-plussers die in de afgelopen jaren zijn getrouwd, maken minder vaak een echtscheiding mee dan leeftijdsgenoten die twintig jaar eerder zijn getrouwd.

Het feit dat huwelijken in de afgelopen jaren minder vaak eindigen in een echtscheiding betekent niet dat partnerrelaties in het algemeen stabieler zijn geworden. Integendeel, het aandeel ouders dat in de jaren na de geboorte van hun kind uit elkaar gaat, is ook sinds de eeuwwisseling blijven toenemen. Deze bevinding sluit aan bij resultaten uit eerder onderzoek uit de Verenigde Staten (Bumpass en Lu, 2000; Raley en Bumpass, 2003). Steeds minder ouders zijn getrouwd bij de geboorte van hun kind, terwijl ouders zonder verbintenis ongeveer twee keer zo vaak scheiden als ouders die bij de geboorte gehuwd waren. De scheidingskans van ouders met een geregistreerd partnerschap ligt daar tussenin. De cijfers wijzen erop dat de groep gehuwden niet alleen steeds kleiner wordt maar ook van samenstelling verandert. Voorheen was trouwen de norm. Tegenwoordig lijkt het erop dat vooral stellen met een laag scheidingsrisico besluiten te trouwen: hetzij doordat zij een succesvolle ‘proefperiode’ van ongehuwd samenwonen hebben doorgemaakt, hetzij doordat zij vaker tot sociaal-culturele groepen behoren die traditionele gezinswaarden aanhangen en sterker gecommitteerd zijn aan hun relatie. Het belang van beide mechanismen zou in vervolgonderzoek kunnen worden uitgezocht.