Auteur: Henk-Jan Dirven, Mark Ramaekers

Arbeidspotentieel van niet-werkenden

Over deze publicatie

In 2021 hadden 3,9 miljoen personen van 15 tot 75 jaar geen betaald werk. Van hen behoorden 0,8 miljoen personen tot het zogenoemde onbenut arbeidspotentieel: zij zochten recent naar werk of gaven aan op korte termijn te kunnen beginnen. De overige 3,1 miljoen zochten niet recent naar werk en konden niet per direct starten. Een deel van deze groep heeft toch ook een binding met de arbeidsmarkt: 0,4 miljoen personen stonden als werkzoekende geregistreerd bij het UWV. Van de resterende 2,7 miljoen personen wordt in dit artikel in beeld gebracht wat de voornaamste reden is waarom zij niet zoeken en niet beschikbaar zijn, in hoeverre zij te maken hebben met gezondheidsproblemen en bij hoeveel van hen de binding met de arbeidsmarkt in de loop van de tijd weer aantrekt.

1. Inleiding

De krapte op de arbeidsmarkt in Nederland is in het afgelopen jaar tot ongekende hoogte gestegen. Stonden er in het eerste kwartaal van 2021 nog 56 vacatures tegenover elke 100 werklozen, een jaar later is dat opgelopen tot 133 per 100 (CBS 2022). Deze toegenomen krapte doet de vraag rijzen in hoeverre er binnen de Nederlandse bevolking nog arbeidspotentieel bestaat om te kunnen voorzien in het toegenomen tekort aan personeel.

Het werkloosheidscijfer dat het CBS publiceert op basis van richtlijnen van de International Labour Organization (ILO), omvat alle personen van 15 tot 75 jaar die in de afgelopen 4 weken naar werk hebben gezocht én aangeven binnen 2 weken aan de slag te kunnen (de zogenoemde werklozen). Dit cijfer omvat echter niet álle mensen zonder werk die recent naar werk hebben gezocht of die direct zouden kunnen beginnen. De eerste groep zijn mensen die wel recent hebben gezocht, maar niet direct kunnen starten. En de tweede groep zijn mensen die snel aan de slag zouden kunnen gaan, maar die niet recent op zoek waren. Deze twee groepen worden ook wel de semiwerklozen genoemd. Een derde groep die buiten beschouwing blijft van het werkloosheidscijfer, zijn deeltijdwerkers die meer uren willen werken en daarmee ook direct kunnen starten. Werklozen, semiwerklozen en onderbenutte deeltijders vormen samen het zogenoemde onbenut arbeidspotentieel 1) (zie 3.1).

De afbakening van het onbenut arbeidspotentieel door het CBS sluit aan bij internationale richtlijnen van Eurostat en ILO over aanvullende maatstaven voor werkloosheid.2)  Zo wordt uitgegaan van de zoek- en beschikbaarsheidscriteria die ook worden gehanteerd bij het vaststellen van werkloosheid en zijn statistieken over het onbenut potentieel gebaseerd op dezelfde gegevensbron, namelijk de Labour Force Survey (in Nederland is dat de Enquête beroepsbevolking). Hierdoor zijn cijfers over werkloosheid en onbenut arbeidspotentieel internationaal goed vergelijkbaar, maar het betekent ook dat de focus vooral ligt op het actuele potentieel. De referentieperiode van het zoekcriterium betreft immers de afgelopen vier weken en de referentieperiode van het beschikbaarheidscriterium de komende twee weken.

Het (actuele) onbenut arbeidspotentieel geeft hierdoor geen totaalbeeld van alle personen die enige binding hebben met de arbeidsmarkt. Mensen die op dit moment niet op zoek zijn naar werk en niet direct beschikbaar zijn, hebben wellicht toch behoefte aan betaald werk. Ook kunnen omstandigheden en voorkeuren veranderen waardoor men zich alsnog gaat aanbieden op de arbeidsmarkt. Er is dus arbeidspotentieel dat in statistieken over het (actuele) onbenut arbeidspotentieel buiten beschouwing blijft en dat voor een deel ook niet bij het UWV is geregistreerd, voornamelijk omdat men geen recht heeft op een uitkering.

De hoofdvraag van dit artikel luidt: wat is de omvang en samenstelling van het arbeidspotentieel zonder werk in de Nederlandse bevolking? Het antwoord op deze vraag is van belang voor de discussie over de krapte op de arbeidsmarkt. Weliswaar zijn er momenteel minder werklozen dan vacatures, maar het totale (actuele) onbenut arbeidspotentieel is juist aanzienlijk groter. Daarnaast zijn er mensen die niet tot het onbenut arbeidspotentieel worden gerekend, maar wel binding hebben met de arbeidsmarkt.

Bij de beantwoording van de hoofdvraag van dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen niet-werkenden die op grond van de gangbare internationale afbakeningen tot het (actuele) onbenut arbeidspotentieel worden gerekend en niet-werkenden die niet aan deze afbakeningen voldoen. Ook wordt een onderscheid gemaakt tussen niet-werkenden die zich als werkzoekende hebben geregistreerd bij het UWV en niet-werkenden die dat niet hebben gedaan. Het artikel beperkt zich tot het arbeidspotentieel van niet-werkenden. Onderbenutte deeltijders blijven hier buiten beschouwing.

Deelvragen die aan de orde komen, betreffen de wens van niet-werkenden om al dan niet te werken, de redenen waarom men niet op zoek is naar werk of daarmee niet op korte termijn kan beginnen en de gezondheidsbelemmeringen die niet-werkenden ervaren. Ook wordt in beeld gebracht in hoeverre niet-werkenden die actueel niet op zoek of niet beschikbaar zijn, zich op een later moment toch aanbieden op de arbeidsmarkt. De uitkomsten in dit artikel hebben betrekking op het verslagjaar 2021.

1) Deeltijdwerkers die meer uren zouden willen werken, maken ook deel uit van het onbenut arbeidspotentieel, maar in dit onderzoek is alleen gekeken naar niet-werkenden.
2) Waarbij Eurostat (2022) de term ‘labour market slack’ hanteert en de ILO (2013) spreekt van ‘labour underutilization’. Semiwerklozen worden door Eurostat (2022) aangeduid met de term ‘potential additional labour force’ en door de ILO (2013) als ‘potential labour force’. Beide organisaties gebruiken ook wel de term ‘unmet demand / need for employment’.

2. Data en methode

In dit artikel worden gegevens gepresenteerd over het verslagjaar 2021 op basis van de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS. De EBB is de bron voor uitkomsten over de arbeidspositie van mensen (de werkzame, werkloze en niet-beroepsbevolking) en hun binding met de arbeidsmarkt. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur. De doelpopulatie van de EBB betreft personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De uitkomsten worden gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. De EBB-gegevens zijn aangevuld met gegevens over geregistreerde werkzoekenden bij het UWV (GWU).

De EBB is een steekproefonderzoek onder personen van 14 tot 90 jaar, niet woonachtig in instellingen of tehuizen. Het onderzoek is opgezet als een zogenaamd roterend panelonderzoek met vijf peilingen. In 2021 zijn 164 duizend personen benaderd om via internet deel te nemen aan de eerste peiling van de EBB. Een deel van de respondenten die niet respondeerden, is vervolgens face-to-face of telefonisch benaderd. Bij de vier vervolgpeilingen worden respondenten ook eerst gevraagd om via internet mee te doen en degenen die niet responderen worden telefonisch benaderd.

Door middel van weging wordt de EBB-respons gecorrigeerd voor onder- en oververtegenwoordiging van bepaalde groepen. Dit vindt plaats in twee stappen. In de eerste stap worden aan de waarnemingen startgewichten toegekend. Deze startgewichten zijn zo berekend dat ze corrigeren voor ongelijke trekkingskansen die voortkomen uit de gehanteerde steekproeftrekking. In de tweede stap worden definitieve ophoogfactoren bepaald. Met deze stap wordt de vertekening door non-respons gereduceerd. Hierbij wordt onder meer gebruikgemaakt van gegevens over inschrijving als geregistreerde werkzoekende bij het UWV (GWU).

Tot de GWU behoren ontvangers van een WW- of bijstandsuitkering, ontvangers van een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering die over arbeidsvermogen beschikken en die zijn aangemeld bij UWV WERKbedrijf, en ook niet-uitkeringsgerechtigden met een actief curriculum vitae (cv) op de site werk.nl van het UWV. Voor alle EBB-respondenten in 2021 is nagegaan of zij op het moment van enquêtering waren geregistreerd als werkzoekende bij het UWV. Detaillering van de werkzame, werkloze en niet-beroepsbevolking naar type uitkering valt buiten de scope van dit artikel. Zie hiervoor CBS (2021a), met cijfers over het verslagjaar 2020. Naar verwachting worden deze in het najaar van 2022 geactualiseerd.3)

Om meer zicht te krijgen op het arbeidspotentieel van niet-werkenden wordt in dit artikel gebruikgemaakt van de panelgegevens van de EBB, waarbij de arbeidspositie per kwartaal wordt vergeleken met de positie in het voorgaande kwartaal. Hiervoor waren gegevens beschikbaar over het tweede, derde en vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022. De stroomcijfers in dit artikel betreffen het gemiddelde van de kwartaalstromen over deze kwartalen.
3) Zie Dirven (2021) voor de binding met de arbeidsmarkt en het onbenut potentieel van bijstandontvangers in de GWU.

3. Resultaten

3.1 Binding met de arbeidsmarkt en registratie als werkzoekende bij UWV

Figuur 3.1.1 geeft een schematisch overzicht van de verschillende groepen die in de bevolking kunnen worden onderscheiden naar hun binding met de arbeidsmarkt. In 2021 omvatte het totale onbenut arbeidspotentieel, dat bestaat uit onderbenutte deeltijders, werklozen en semiwerklozen, ruim 1,3 miljoen personen. Lang niet iedereen die tot het onbenut arbeidspotentieel wordt gerekend, staat als werkzoekende ingeschreven bij het UWV. Het ging om 301 duizend personen, 23 procent van het totale onbenut arbeidspotentieel. Vooral onderbenutte deeltijders staan relatief weinig ingeschreven. Van het onbenut potentieel zonder werk (i.c. de werklozen en semiwerklozen) stond 33 procent (249 duizend personen) geregistreerd bij het UWV.

Ruim 3,1 miljoen personen zochten niet recent naar werk en waren daarvoor ook niet direct beschikbaar. Zij worden niet tot het onbenut arbeidspotentieel gerekend, maar dat betekent niet per se dat zij geen enkele binding met de arbeidsmarkt hebben. Zo stonden 430 duizend personen onder hen wel geregistreerd bij het UWV. Het ging daarbij merendeels om mensen die ziekte of arbeidsongeschiktheid als voornaamste reden noemden waarom zijn niet recent op zoek waren geweest naar werk en ook niet direct konden beginnen.



In 2021 hadden 3,9 miljoen personen geen betaald werk (zie 3.1.2). De grootste groep onder hen (1,6 miljoen) bestond uit personen die pensioen of hoge leeftijd noemden als belangrijkste reden om niet te werken. Ook de groep personen die niet kunnen werken vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid, was relatief groot (759 duizend).

Het percentage niet-werkenden dat stond ingeschreven bij het UWV, varieerde aanzienlijk tussen de onderscheiden deelgroepen. Van werklozen, personen die wel gezocht hebben maar niet direct beschikbaar waren en personen die vanwege ziekte niet zochten en niet beschikbaar waren, was ongeveer 40 procent geregistreerd als werkzoekend. Van personen voor wie opleiding of ouderdom de belangrijkste reden was, was dat respectievelijk 9 procent en 2 procent.

3.1.2 Niet-werkenden naar binding met de arbeidsmarkt en registratie als werkzoekende bij UWV, 2021
 Zonder UWV-registratie (x 1 000 personen)Met UWV-registratie (x 1 000 personen)
Onbenut arbeidspotentieel, waarvan:
gezocht én beschikbaar (werkloos)253155
beschikbaar, niet gezocht19741
gezocht, niet beschikbaar6747
Niet gezocht, niet beschikbaar wegens:
ouderdom 160930
ziekte473286
opleiding32534
zorg22938
anders6741
 

Van de 3,9 miljoen niet-werkenden in 2021 waren 3,1 miljoen personen niet recent op zoek naar werk en konden ook niet per direct aan de slag. De meerderheid van hen (2,3 miljoen) zei desgevraagd niet te willen werken, terwijl 718 duizend personen zeiden wel te willen werken, maar het niet te kunnen. Vooral onder mensen die naar eigen zeggen vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid niet zoeken en niet beschikbaar zijn, is het totale aantal dat wel zou willen werken relatief groot: 522 duizend personen, twee derde van deze groep.

3.1.3 Wens om te werken van personen die niet recent zochten en niet direct beschikbaar zijn, 2021
 Ja (x 1 000 personen)Nee (x 1 000 personen)Wil wel, maar kan niet (x 1 000 personen)
Reden niet gezocht
en niet beschikbaar
Ouderdom6159438
Ziekte15237507
Opleiding3024089
Zorg1120352
Anders165632
 

3.2 Arbeidspotentieel buiten beeld?

In deze paragraaf wordt in kaart gebracht in hoeverre er aanwijzingen zijn voor ‘ongezien’ of ‘onbekend’ arbeidspotentieel bij niet-werkenden, die niet worden gerekend tot het (actuele) onbenut arbeidspotentieel. Het gaat dan om personen zonder betaald werk die niet recent naar werk hebben gezocht én die daarvoor ook niet direct beschikbaar zijn. In 2021 waren dat 3,1 miljoen personen van 15 tot 75 jaar. Van hen stonden 0,4 miljoen personen geregistreerd als werkzoekende. Zij vallen buiten de afbakening van het onbenut arbeidspotentieel, maar zijn wel in beeld van het UWV. De overige 2,7 miljoen 15- tot 75-jarigen die niet tot het onbenut arbeidspotentieel worden gerekend en die ook niet als werkzoekende bij het UWV zijn geregistreerd, staan centraal in deze paragraaf.

Deze groep wordt vergeleken met die van het (actuele) onbenut arbeidspotentieel. Daartoe worden de uitkomsten gedetailleerd naar de voornaamste reden waarom men niet recent naar werk heeft gezocht en/of niet direct beschikbaar is. Vervolgens wordt in beeld gebracht hoe deze groep is samengesteld naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en -richting. Ook wordt getoond hoe zij hun gezondheid beoordelen en in hoeverre zij beperkingen ervaren door gezondheidsproblemen. Tot slot komt aan de orde welk deel van hen doorstroomt naar (semi)werkloosheid en/of naar betaald werk.

Geslacht en leeftijd

Meer vrouwen dan mannen zijn niet op zoek, niet beschikbaar en ook niet ingeschreven bij het UWV. In 2021 betrof het 1,6 miljoen vrouwen en 1,1 miljoen mannen. Bij vrouwen zijn zorgtaken relatief vaak een reden om niet te werken: in 2021 gaven 212 duizend vrouwen (14 procent) die niet zochten, niet direct beschikbaar waren en zich ook niet bij het UWV hadden ingeschreven zorg op als reden. Bij de mannen uit deze groep was dat 1 procent.

Naar leeftijd wordt het beeld gedomineerd door 65- tot 75-jarigen: van alle personen die niet op zoek, niet direct beschikbaar én niet geregistreerd zijn als werkzoekende, waren 1,6 miljoen personen 65 jaar of ouder. Bijna allemaal gaven zij aan vanwege pensioen of hoge leeftijd niet te willen werken. In de leeftijdsgroepen 45 tot 55 jaar en 55 tot 65 jaar was ziekte of arbeidsongeschiktheid de voornaamste reden om niet te werken. Voor het overgrote deel van de jongeren van 15 tot 25 jaar was onderwijs de reden waarom zij niet naar werk zochten.

3.2.1 Personen die niet zoeken, niet beschikbaar zijn en niet zijn geregistreerd bij het UWV naar reden niet gezocht en niet beschikbaar, 2021
 Zorg (x 1 000 personen)Opleiding (x 1 000 personen)Ouderdom (x 1 000 personen)Ziekte (x 1 000 personen)Anders (x 1 000 personen)
Geslacht
Man1717972818829
Vrouw21214688028638
Leeftijd
15 tot 25 jaar 32780169
25 tot 35 jaar22380368
35 tot 45 jaar5160547
45 tot 55 jaar43319912
55 tot 65 jaar85112820319
65 tot 75 jaar24014796510
 

Het (actuele) onbenut arbeidspotentieel zonder werk is vooral naar leeftijd anders samengesteld dan de groep die niet op zoek, niet beschikbaar en niet geregistreerd is. Van het onbenut arbeidspotentieel was ruim 1 op 3 (281 duizend personen) een jongere van 15 tot 25 jaar, meestal onderwijsvolgend (zie ook CBS 2021b). Ook zijn zij relatief vaak niet geregistreerd als werkzoekende bij het UWV, omdat zij doorgaans geen of maar kort recht hebben op een uitkering. Met ruim 50 duizend vormden de 65-plussers een relatief kleine groep in het onbenut potentieel zonder werk. De meeste van hen zijn semiwerkloos.

3.2.2 Onbenut arbeidspotentieel zonder werk, 2021
 Werkloos (x 1 000 personen)Semiwerkloos (x 1 000 personen)
Geslacht
Man202173
Vrouw206179
Leeftijd
15 tot 25 jaar157125
25 tot 35 jaar7546
35 tot 45 jaar5442
45 tot 55 jaar5445
55 tot 65 jaar5751
65 tot 75 jaar1143

Onderwijsniveau en –richting

Van de personen die niet zoeken, niet beschikbaar zijn en niet als werkzoekende bij het UWV zijn geregistreerd, volgden in 2021 bijna 9 op de 10 geen onderwijs. Van de personen die geen onderwijs volgden, waren de laagopgeleiden met bijna 1 miljoen de grootste groep. Naar onderwijsrichting overheerst het algemene onderwijs: het gaat dan vooral om basisonderwijs en algemeen voortgezet onderwijs. Daarnaast zijn de richtingen Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening, Techniek, industrie en bouwkunde en Gezondheidszorg en welzijn relatief omvangrijk. Op alle onderwijsniveaus en in alle onderwijsrichtingen is pensioen of hoge leeftijd verreweg de meest genoemde reden waarom men niet naar werk zoekt.

3.2.3 Personen (niet onderwijsvolgend) die niet zoeken, niet beschikbaar zijn en niet geregistreerd bij het UWV naar reden niet zoeken/beschikbaar, 2021
 Zorg (x dzd personen)Opleiding (x dzd personen)Ouderdom (x dzd personen)Ziekte (x dzd personen)Anders (x dzd personen)
Onderwijsniveau:
Laag82564820122
Middelbaar77752816917
Hoog5963978016
Onderwijsrichting:
algemeen63649814918
onderwijs120108193
vormgeving, kunst, talen en geschiedenis804592
journalistiek, gedrag en maatschappij812691
recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening352205618
wiskunde, natuurwetenschappen111861
informatica201381
techniek, industrie en bouwkunde111212554
landbouw, diergeneeskunde en -verzorging102050
gezondheidszorg en welzijn361193616
dienstverlening11277263
 

Bij het (actuele) onbenut arbeidspotentieel zonder werk gaat het relatief vaak om onderwijsvolgenden: 39 procent van hen volgde in 2021 een opleiding. Dit deel heeft het hoogste onderwijsniveau en de uiteindelijke afstudeerrichting dus nog niet afgerond. Degenen die geen onderwijs meer volgen, zijn gemiddeld hoger opgeleid dan personen die niet beschikbaar zijn, niet hebben gezocht en niet ingeschreven staan bij het UWV.

Naar onderwijsrichting loopt de samenstelling van het onbenut arbeidspotentieel zonder werk minder uiteen. Van de niet-onderwijsvolgenden heeft 29 procent een algemene onderwijsrichting afgerond. De richting Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening is wat sterker vertegenwoordigd dan bij degenen die niet beschikbaar zijn, niet hebben gezocht en niet zijn ingeschreven bij het UWV. De richting Gezondheidszorg en welzijn is juist wat minder sterk vertegenwoordigd.

3.2.4 Onbenut arbeidspotentieel zonder werk en niet-onderwijsvolgend, 2021
 Werkloos (x 1000 personen)Semiwerkloos (x 1000 personen)
Onderwijsniveau:
Laag6161
Middelbaar9278
Hoog9070
Onderwijsrichting:
Algemeen5759
Onderwijs1010
Vormgeving, kunst, talen en geschiedenis138
Journalistiek, gedrag en maatschappij109
Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening5437
Wiskunde, natuurwetenschappen75
Informatica85
Techniek, industrie en bouwkunde3124
Landbouw, diergeneeskunde en -verzorging32
Gezondheidszorg en welzijn2119
Dienstverlening1614
 

Ervaren gezondheid en beperkingen

De meeste personen die niet op zoek, niet beschikbaar en niet geregistreerd zijn, beoordeelden in 2021 hun gezondheid als goed of zeer goed. Daarnaast gaf ruim de helft (bijna 1,4 miljoen) aan volstrekt geen beperkingen in activiteiten te ervaren door gezondheidsproblemen. Verder voelden 846 duizend zich enigszins beperkt en 323 duizend ernstig beperkt.

Niet verrassend wordt bij een mindere gezondheid relatief vaak ziekte of arbeidsongeschiktheid genoemd als reden om niet te werken. Bijna 900 duizend personen zonder beperkingen noemden pensioen of hoge leeftijd als reden om niet te werken. Opleiding werd door 251 duizend personen uit deze groep genoemd en zorgtaken door 150 duizend.

3.2.5 Gezondheid van personen die niet zoeken, niet beschikbaar zijn en niet zijn geregistreerd bij het UWV naar reden niet gezocht/beschikbaar, 2021
 Zorg (x 1 000 personen)Opleiding (x 1 000 personen)Ouderdom (x 1 000 personen)Ziekte (x 1 000 personen)Anders (x 1 000 personen)
Ervaren gezondheid
Zeer slecht1113590
Slecht86731693
Gaat wel474138617112
Goed1301558624643
Zeer goed47112245515
Mate van beperking
in activiteiten
door gezondheid
Ernstig beperkt35652492
Wel beperkt,
maar niet ernstig
624154718016
Helemaal niet beperkt1502518951347
 

Ook personen in het onbenut arbeidspotentieel beoordeelden hun gezondheid veelal als goed of zeer goed. Daarentegen beoordeelden 42 duizend personen van het onbenut arbeidspotentieel de eigen gezondheid als slecht of zeer slecht. Bovendien ervaren zij bij het verrichten van hun dagelijkse activiteiten veelal geen beperkingen door gezondheidsproblemen. Binnen het onbenut arbeidspotentieel gaven 187 duizend personen aan wel beperkt te zijn door gezondheidsproblemen, maar niet ernstig. Het aantal personen met een ernstige beperking was met 31 duizend nog wat kleiner. Vergeleken met personen die niet zoeken, niet beschikbaar zijn en niet zijn geregistreerd als werkzoekende, is de gezondheid van personen uit het onbenut arbeidspotentieel gemiddeld genomen dus wat beter.

3.2.6 Gezondheid van onbenut arbeidspotentieel zonder werk, 2021
 Werkloos (x dzd personen)Semiwerkloos (x dzd personen)
Ervaren gezondheid
Zeer slecht43
Slecht1520
Gaat wel8380
Goed201161
Zeer goed10182
Vanwege gezondheid beperkt in activiteiten
Ernstig beperkt1219
Wel beperkt, maar niet ernstig9790
Helemaal niet beperkt273211

Verandering van arbeidspositie

De binding van mensen met de arbeidsmarkt is veelal veranderlijk. Niet-werkenden die op enig moment niet op zoek zijn naar werk, niet per direct beschikbaar zijn en zich niet hebben ingeschreven bij het UWV, kunnen zich op een later moment toch gaan aanbieden op de arbeidsmarkt en vervolgens aan het werk komen.

Zo waren in de periode 2e kwartaal 2021-1e kwartaal 2022 gemiddeld per kwartaal 116 duizend personen die eerder niet zochten, niet beschikbaar en niet geregistreerd waren, op een later moment toch aan het werk. Bovendien kwamen 52 duizend personen per kwartaal de arbeidsmarkt op, maar werden werkloos, omdat ze nog niet direct een baan vonden. Tot slot gingen 54 duizend personen op zoek of kwamen beschikbaar en telden daardoor als semiwerkloos. Bij elkaar genomen betekende deze toestroom naar werkloosheid en semiwerkloosheid, dat er ieder kwartaal 106 duizend personen toetraden tot het onbenut arbeidspotentieel zonder werk.

De doorstroom naar betaald werk en (semi)werkloosheid was verreweg het grootst bij personen die voorheen vanwege opleiding en studie niet wilden werken en niet als werkzoekende geregistreerd waren bij het UWV. Gemiddeld per kwartaal ging het om 126 duizend personen.

3.2.7 Verandering arbeidspositie van personen die niet zoeken, niet beschikbaar zijn en niet zijn geregistreerd bij het UWV, 2e kw 2021-1e kw 2022
 Werkzaam in volgend kwartaal (x 1000 personen)Werkloos in volgend kwartaal (x 1000 personen)Semiwerkloos in volgend kwartaal (x 1000 personen)
Reden niet gezocht/beschikbaar
Opleiding 623826
Ouderdom 1837
Ziekte 1047
Zorg 839
Anders 1845

Eerder in deze paragraaf bleek dat het onbenut potentieel zonder werk gemiddeld genomen jonger en hoger opgeleid is dan de groep mensen die niet zoeken, niet beschikbaar zijn en niet ingeschreven staan bij het UWV. Als het om veranderingen van arbeidspositie gaat, blijkt er een aanzienlijk verschil tussen beide groepen: hoewel het onbenut arbeidspotentieel zonder werk in omvang veel kleiner is, gingen in absolute aantallen toch meer mensen uit deze groep aan het werk of op zoek naar werk.

Zo startten in de onderzochte periode gemiddeld 153 duizend werklozen per kwartaal met betaald werk en hetzelfde gold voor 72 duizend semiwerklozen. Bovendien stroomden 59 duizend semiwerklozen door naar werkloosheid. Daar staat overigens tegenover dat er ook (semi)werklozen waren, waarvan de binding minder sterk werd: 103 duizend werklozen stopten met zoeken en/of waren niet meer direct beschikbaar, en 94 duizend semiwerklozen zochten niet meer of waren niet meer direct beschikbaar voor werk.

In het algemeen stromen werklozen vaker door naar een betaalde baan dan semiwerklozen. De doorstroom van het onbenut arbeidspotentieel naar betaald werk is daarbij groter onder jongeren dan onder ouderen. Zo vonden in de periode 2e kwartaal 2021-1e kwartaal 2022 gemiddeld per kwartaal 70 duizend werkloze jongeren van 15 tot 25 jaar een baan en 41 duizend semiwerkloze jongeren, tegen 31 duizend werkloze en 14 duizend semiwerkloze 45- tot 75-jarigen.

3.2.8 Verandering arbeidspositie van onbenut arbeidspotentieel, 2e kw 2021-1e kw 2022
   Werkzaam in volgend kwartaal (x dzd personen)Werkloos in volgend kwartaal (x dzd personen)Semiwerkloos in volgend kwartaal (x dzd personen)Niet op zoek én niet beschikbaar in volgend kwartaal (x dzd personen)
15 tot 25 jaarWerkloos70352215
15 tot 25 jaarSemiwerkloos41263227
25 tot 45 jaarWerkloos52571413
25 tot 45 jaarSemiwerkloos17152922
45 tot 75 jaarWerkloos31602216
45 tot 75 jaarSemiwerkloos14186646
4) Omgekeerd behoren ook lang niet alle geregistreerde werkzoekenden bij het UWV tot het onbenut arbeidspotentieel. De 301 duizend geregistreerde werkzoekenden in het onbenut arbeidspotentieel maakten 28 procent uit van het totaal van bijna 1,1 miljoen geregistreerde werkzoekenden. Zie ook UWV (2022).

4. Conclusies

De hoofdvraag van dit artikel was: wat is de omvang en samenstelling van het arbeidspotentieel zonder werk in de Nederlandse bevolking? Als wordt uitgegaan van internationale afbakeningen (van Eurostat en ILO), luidt het antwoord voor 2021: 760 duizend personen (van 15 tot 75 jaar). Daarbij betrof het 408 duizend werklozen (personen zonder betaald werk die in de afgelopen vier weken naar werk zochten en/of in de komende twee weken aan de slag kunnen gaan) en 352 duizend semiwerklozen (personen zonder betaald werk die wel naar werk zochten maar niet meteen beschikbaar waren, of die niet gezocht hebben, maar wel op korte termijn beschikbaar zijn). Het gaat hierbij dus om het actuele onbenut arbeidspotentieel, dat binnen een smal tijdsvenster valt.

Buiten de gangbare afbakening van dit actuele arbeidspotentieel vallen bijvoorbeeld niet-werkenden die wel hebben gezocht maar niet recent, en ook niet-werkenden die wel aan de slag willen of kunnen maar niet binnen twee weken. Bij een ruimer tijdsvenster zou ook het potentieel van een deel van deze personen in beeld komen. Van de in totaal 3,9 miljoen niet-werkenden in 2021, waren 3,1 miljoen personen naar eigen zeggen niet recent op zoek en ook niet per direct beschikbaar. Van hen bleken 0,4 miljoen personen toch geregistreerd te zijn als werkzoekende bij het UWV, hetgeen als een indicatie van enige binding met de arbeidsmarkt kan worden beschouwd. Deze personen zijn in ieder geval in beeld bij het UWV.

De binding met de arbeidsmarkt van de overige 2,7 miljoen niet-werkenden blijft daarentegen veelal buiten beeld: zij vallen buiten de afbakening van het onbenut potentieel en staan ook niet geregistreerd bij het UWV. Vergeleken met het onbenut arbeidspotentieel zonder werk zijn zij gemiddeld ouder, lager opgeleid en minder gezond: kenmerken die in het algemeen bijdragen aan een zwakkere arbeidsmarktpositie. De meerderheid van hen geeft aan vanwege pensioen of hoge leeftijd niet op zoek te zijn naar werk én niet op korte termijn te kunnen beginnen. Daarna wordt ziekte of arbeidsongeschiktheid als belangrijkste reden genoemd. Maar ook opleiding en zorgtaken worden als reden aangevoerd.

Toch is de binding met de arbeidsmarkt niet voor iedereen in deze groep een statisch gegeven. Zo gingen gemiddeld per kwartaal 116 duizend van hen toch aan het werk. Bovendien was er ieder kwartaal een toestroom naar (semi)werkloosheid van 106 duizend personen, die daarmee toetraden tot het onbenut arbeidspotentieel zonder werk. De doorstroom naar betaald werk en (semi)werkloosheid was overigens verreweg het grootst bij personen die voorheen niet wilden werken vanwege opleiding en studie. De doorstroom van personen die vanwege zorgtaken, ouderdom of ziekte niet zochten en niet beschikbaar waren, was aanzienlijk kleiner. Ten opzichte van de totale omvang van de groep die niet zoekt, niet beschikbaar is en ook niet staat geregistreerd bij het UWV, is de doorstroom relatief gezien echter niet zo groot. Zo gingen van de aanzienlijk kleinere groep onbenut arbeidspotentieel zonder werk gemiddeld 225 duizend mensen binnen een kwartaal aan het werk.
CBS (2021a). Arbeidsparticipatie en afstand tot de arbeidsmarkt, 2020. CBS-maatwerk, 30-9-2021.

CBS (2021b). Onbenut arbeidspotentieel bestaat voor een derde uit jongeren. CBS-nieuwsbericht, 20-9-2021.

CBS (2022). Arbeidsmarkt nog krapper in eerste kwartaal. CBS-nieuwsbericht, 17-5-2022.

Dirven, H.J. (2021). Binding met de arbeidsmarkt en onbenut potentieel van bijstandontvangers. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, Volume 37, Issue 3, jan 2021.

Eurostat (2022). Labour market slack – annual statistics on unmet needs for employment. Statistics Explained, April 2022.

ILO (2013). Resolution concerning statistics of work, employment and labour underutilization. ILO Resolution adopted by the Nineteenth International Conference of Labour Statisticians (October 2013).

UWV (2022). Samenstelling van het onbenut arbeidspotentieel. Inzetbaarheid van geregistreerde werkzoekenden voor een krappe arbeidsmarkt. UWV Arbeidsmarktinformatie en – advies, Amsterdam.