Landelijke Jeugdmonitor: Leefsituatie jeugd en jeugdhulpgebruik

5. Conclusies, discussie en implicaties

5.1 Conclusies

In het onderzoek beschreven in dit artikel is ingegaan op de maatschappelijke indicatoren en de jeugdhulpindicatoren in de Landelijke Jeugdmonitor en hoe beiden zich tot elkaar verhouden. Uit de analyse blijkt dat drie van de vijf gemeten maatschappelijk indicatoren op gemeenteniveau een matige samenhang vertonen met het jeugdhulpgebruik in de gemeente. Zo blijkt dat als het aandeel minderjarigen in een bijstandsgezin, het aantal meldingen van kindermishandeling per 100 duizend inwoners of het aandeel geregistreerde verdachte jongeren groter is in een gemeente, ook het jeugdhulpgebruik in die gemeente relatief groot is. De maatschappelijke indicator minderjarigen in een bijstandsgezin laat van deze drie indicatoren de sterkste samenhang zien. De samenhang tussen de werkzame jongeren en derdejaars vmbo-leerlingen en het jeugdhulpgebruik is op gemeenteniveau zwak.

5.2 Discussie

De samenhang van de maatschappelijke indicatoren met het jeugdhulpgebruik komt op hoofdlijnen overeen met de conclusie uit het onderzoek van Significant (2017). Zo blijkt dat het wonen in een bijstandsgezin de sterkste samenhang vertoont vergeleken met de andere maatschappelijke indicatoren. En ook de indicatoren meldingen van kindermishandeling en geregistreerde verdachte jongeren hangen in beide onderzoeken samen met het jeugdhulpgebruik in de gemeente. Het onderzoek van Significant liet voor de indicatoren werkzame jongeren en 15-jarige vmbo’ers geen significante samenhang zien met het jeugdhulpgebruik. Onderhavig onderzoek laat voor de indicatoren werkzame jongeren en derdejaars vmbo’ers ook een zwakke samenhang zien. Wel blijkt op basis van andere onderzoeken (CBS, 2020b; Van der Put et al., 2020, SCP, 2013), dat een laag onderwijsniveau een risicofactor kan zijn voor jeugdhulpgebruik, al is niet in elk van die onderzoeken dezelfde afbakening van laag onderwijsniveau gebruikt.

Er kunnen op gemeenteniveau verschillende factoren een rol spelen bij de relatief kleine samenhang tussen de maatschappelijke indicatoren met het jeugdhulpgebruik. Bij de samenhang met meldingen van kindermishandeling kan bijvoorbeeld een rol spelen dat niet alle gevallen van kindermishandeling worden gemeld. Daarnaast is het hulpaanbod bij kindermishandeling meer dan alleen jeugdhulp. Hulp inzetten kent verschillende fases en verschillende vormen. Niet alle kinderen en gezinnen die te maken hebben (gehad) met kindermishandeling of seksueel geweld hebben professionele hulp nodig (Hospers, Van der Kamp en Van der Zijden, 2020). De matige correlatie tussen het aantal jonge geregistreerde verdachten en het jeugdhulpgebruik heeft mogelijk te maken met verschillen in de ernst van het delict of het aantal delicten waarvoor een jongere geregistreerd staat. Dat is in dit artikel echter niet verder onderzocht.

Factoren die een rol kunnen spelen bij het vinden van een samenhang tussen werkende jongeren en het jeugdhulpgebruik op gemeenteniveau zijn onder ander verschillen in de werkgelegenheid per gemeente en verschillen in de economische situatie. Daarnaast worden onder werkende jongeren alle jongeren meegeteld met inkomsten uit arbeid, ongeacht de grootte van deze inkomsten en het aantal arbeidsuren. En ook bij de samenhang tussen het onderwijsniveau en het jeugdhulpgebruik kunnen allerlei factoren een rol spelen. Zo is bijvoorbeeld niet in alle gemeenten een brede scholengemeenschap te vinden, wat de keus voor een bepaald niveau kan beperken. Ook volgen niet alle kinderen met jeugdhulp een vmbo-, havo- of vwo-opleiding. Bovendien zou het voor kunnen komen dat kinderen eerst van havo of vwo naar het vmbo zijn gegaan, alvorens ze gebruik gingen maken van jeugdhulp of dat kinderen geforceerd worden om vooral havo of vwo te volgen. Op basis van de gegevens in dit artikel kan niet worden geconcludeerd of de eerdergenoemde factoren ook daadwerkelijk een rol spelen bij de beperkte samenhang tussen de maatschappelijke indicatoren en het jeugdhulpgebruik.

5.3 Implicaties van en kanttekeningen bij het onderzoek

Wat betekenen de bovenstaande uitkomsten voor het gebruik van de maatschappelijke indicatoren in de Landelijke Jeugdmonitor? De maatschappelijke indicatoren bieden samen een globaal overzicht van de leefsituatie van de jeugd in gemeenten op verschillende thema’s. Uit de indicatoren blijkt bijvoorbeeld dat gemeenten in Noordoost Groningen in vergelijking met andere gemeenten relatief hoog scoren op de maatschappelijke indicatoren minderjarige bijstandskinderen, meldingen van kindermishandeling, derdejaars vmbo’ers en jonge geregistreerde verdachten. Daarentegen zijn er relatief weinig werkende jongeren. Voor andere regio’s is dit beeld minder eenduidig. De maatschappelijke indicatoren laten gemeenten zien op welke thema’s het relatief goed gaat, en op welke thema’s het nog beter kan.

Op basis van deze eerste verkenning lijken de maatschappelijke indicatoren geschikt om een globaal beeld van de leefsituatie van jongeren te bieden maar minder geschikt om te relateren aan het jeugdhulpgebruik in een gemeente. Dat blijkt uit de beperkte samenhang van de maatschappelijke indicatoren met het jeugdhulpgebruik op gemeenteniveau. De indicatoren minderjarige kinderen in een bijstandsgezin, meldingen van kindermishandeling en geregistreerde verdachte jongeren lieten een matige samenhang zien, en de indicatoren werkzame jongeren en derdejaars vmbo’ers een zwakke samenhang. Deze beperkte samenhang komt mede doordat naast deze indicatoren ook nog andere factoren op gemeenteniveau een rol kunnen spelen.

Het huidige onderzoek heeft een aantal beperkingen. De beschikbare data die als uitgangspunten voor de analyses hebben gediend, vormen een beperking van de keuzemogelijkheden in het aantal en type indicatoren waarvoor een correlatie berekend kan worden met het jeugdhulpgebruik in een gemeente. Het jeugdhulpgebruik is afhankelijk van een diverse set factoren. Zoals het aantal jongeren in eenoudergezinnen, het aantal jongeren in het speciaal onderwijs en het aantal kinderen per huishouden, maar ook gemeentelijk beleidsaspecten. In deze verkennende analyse ligt de focus op de – beperkte - set maatschappelijke indicatoren die zijn opgenomen in de Landelijke Jeugdmonitor en op gemeenteniveau beschikbaar zijn. Een tweede kanttekening is het feit dat de correlaties alleen bivariaat bekeken zijn en niet in samenhang met elkaar.

Een eerste suggestie voor vervolgonderzoek volgt uit de genoemde beperkingen. Vervolgstudie is nodig om na te gaan welke andere factoren nog van invloed kunnen zijn op het jeugdhulpgebruik op gemeenteniveau, zoals het aantal jongeren in eenoudergezinnen, het percentage jongeren in het speciaal onderwijs en het aantal kinderen per huishouden. Daarnaast kunnen bepaalde aspecten van het gemeentelijk beleid worden meegenomen die in het huidige onderzoek buiten beschouwing worden gelaten. In het onderzoek van SCP (2020) worden hier enkele suggesties voor gedaan zoals de inzet en samenstelling van wijkteams, de aanwezigheid van praktijkondersteuners jeugd bij huisartsen en verschillen in inkoopcontracten. Ook kan, indien mogelijk, worden gekeken naar de samenhang tussen meerdere indicatoren met het jeugdhulpgebruik aan de hand van een multivariate regressieanalyse. Dit kan op zowel gemeenteniveau als op individueel niveau.