Prognose 2019-2050: Demografische veronderstellingen

5. Buitenlandse migratie

De bevolkingsgroei komt de laatste jaren voornamelijk voor rekening van de buitenlandse migratie. Rond 2015 zorgde vooral het conflict in Syrië voor een toename van de instroom.Inmiddels is het aantal asielverzoeken en het aantal nareizigers gedaald en schrijven zich weer minder asielmigranten bij Nederlandse gemeenten in. De immigratie uit andere landen is echter toegenomen. De instroom vanuit EU-lidstaten is het grootst, maar ook uit niet-westerse landen vestigen zich meer mensen vanwege arbeid, studie of gezin. De emigratie is eveneens toegenomen, maar minder sterk (Stoeldraijer, Van Duin en Huisman,2017).

De kernprognose 2018–2060 veronderstelt dat de hoge immigratie van dit moment voor een deel het gevolg is van de aanzuigende werking van de huidige krappe arbeidsmarkten dat deze immigratie deels conjunctureel van aard is. Het aantal immigranten gaat de komende jaren eerst naar verwachting dalen en blijft daarna min of meer stabiel (Stoeldraijer en Van Duin, 2018). Met de gestegen immigratie neemt ook de emigratie naar verwachting toe. Vooral immigranten die voor werk of studie naar Nederland komen blijven vaak maar kort in Nederland (Van Duin, Stoeldraijer en Nicolaas, 2018).

Met een zogeheten concentratie-index wordt uitgerekend naar welke gemeenten de toekomstige immigranten toegaan en waarvandaan de emigranten vertrekken. Deze concentratie-index wordt berekend door het aandeel immigranten dat zich in een bepaalde gemeente vestigt te delen door het aandeel van de bevolking dat in deze gemeente woont. Dit cijfer laat zien of immigranten relatief vaak of juist relatief minder vaak voor de betreffende gemeente kiezen dan verwacht mocht worden op basis van het aandeelinwoners. De concentratie-index geeft op die manier een indicatie van de relatieve aantrekkingskracht van die gemeente. Voor de emigratie wordt het aandeel emigranten dat vanuit een bepaalde gemeente vertrekt gedeeld op het aandeel van de bevolking dat in deze gemeente woont. Dit geeft een indicatie van de kans dat mensen uit de betreffende gemeente zullen vertrekken naar het buitenland. De concentratie-indices zijn berekend door de trend in de waargenomen cijfers, na correctie voor toeval fluctuaties, te extrapoleren.

Kaart 5.1.1 presenteert de verwachte situatie in 2035 naast de waarneming in 2018 en laat zien dat immigranten relatief vaak in de grotere steden of in de randgemeenten ervan terecht zullen komen. De waarde van de concentratie-index ligt hier hoger dan één. Dit betekent dat het aandeel van de immigranten dat zich hier vestigt hoger ligt dan het aandeel inwoners dat in de betreffende gemeente woont. Steden bieden voor nieuwkomers meer kansen op een baan en de opleidingsmogelijkheden zijn doorgaans groter.Bovendien wonen daar vaak al mensen met dezelfde migratieachtergrond die eerder al naar Nederland zijn gekomen. Zij kunnen helpen bij allerlei praktische zaken, zoals het vinden van woonruimte. De grote steden zijn de laatste jaren ook erg in trek bij internationale studenten. Mede doordat veel studies tegenwoordig in het Engels worden gegeven en studeren in Nederland voor hen relatief goedkoop is, trekken vooral de universiteiten studenten uit het buitenland aan.



Over het algemeen heeft het platteland een minder grote aantrekkingskracht op migranten.Er zijn echter uitzonderingen. Zo hebben gemeenten met een asielzoekerscentrum (AZC)een relatief hoge concentratie-index, die gepaard gaat met een verhoogd binnenlands vertrek en een lage emigratie. Een voorbeeld is de gemeente Westerwolde, met daarin het AZC van Vlagtwedde. De verwachting is dat de concentratie-indices van deze gemeenten de komende jaren zullen dalen, omdat ook het aantal asielmigranten gaat afnemen (Stoeldraijer en Van Duin, 2018). Hierdoor zullen minder immigranten naar deze gemeenten komen dan momenteel het geval is.

Ook plattelandsgemeenten waar veel banen in de landbouwsector zijn hebben een hoge concentratie-index. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Westland, waar veel tuinbouw is, en voor Flevoland. Ook in Limburg en Noord-Brabant zijn er gemeenten die relatief veel immigranten trekken, bijvoorbeeld in verband met de aspergeteelt. Het gaat daarbij vaak om mensen uit Polen (CBS, 2016a).

In gemeenten met veel arbeids- en studiemigranten is doorgaans ook de emigratie relatief hoog. Hierdoor kennen de steden niet alleen een hoge concentratie-index voor de immigratie, maar ook voor de emigratie. Uit de grote steden en universiteitssteden trekken veel arbeidsmigranten en internationale studenten na enkele jaren weer weg. Ook diverse plattelandsgemeenten vallen op door een hoge concentratie-index voor de emigratie. Een voorbeeld is Zeewolde in Flevoland, dat veel arbeidsmigranten trekt die na verloop van tijd ook weer vaak vertrekken.

Tot slot speelt grensmigratie een rol voor de gemeenten die aan de oost- en zuidrand van Nederland liggen. Hier is de concentratie-index zowel bij de immigratie als emigratie soms duidelijk verhoogd. Een voorbeeld is Zeeuws-Vlaanderen. Voor bewoners van de grensstreek maakt het voor de afstand tot hun werk of voor andere soorten contact niet uit of ze in het buurland of in hun eigen land wonen. Nederland kan aantrekkelijk zijn om zich te vestigen, bijvoorbeeld als de huizen goedkoper zijn. In dat geval zullen meer mensen uit Duitsland en België in een Nederlandse gemeente gaan wonen en kan het voor Nederlandse grensmigranten aanleiding zijn om weer naar Nederland terug te keren. Ook het omgekeerde kan het geval zijn. Duitsland kent bijvoorbeeld geen hypotheekrenteaftrek,waardoor de huizen over de grens vaak goedkoper zijn. Dit lokt verhuizingen over de grens uit: Nederlanders gaan daar wel wonen, maar blijven werken in Nederland.