Inkomen van werkenden

3. Inkomen en koopkracht

Zelfstandigen met personeel hebben hoogste inkomen

In 2017 bedroeg het mediane persoonlijk inkomen van werkenden 35,0 duizend euro.Zelfstandigen met personeel hebben met 48,6 duizend euro het hoogste doorsneeinkomen. Op de tweede plek staan de werknemers met 35,2 duizend euro. De zzp’erssluiten de ranglijst met een mediaan inkomen van 28,0 duizend euro.

Een werkende kan naast inkomsten uit werk ook andere inkomsten hebben, bijvoorbeeld uit een AOW- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Ook kunnen zelfstandigen tevens inkomen als werknemer hebben, of andersom. Deze inkomsten zijn hier bij het inkomen meegerekend.

Persoonlijk inkomen al tien jaar stabiel

Het doorsnee persoonlijke inkomen van werkenden is, na correctie voor de prijsontwikkeling (CBS StatLine, 2019b), opvallend stabiel gebleven gedurende 2007–2017,een periode die voor een groot deel werd bepaald door de economische crisis. Dit geldt zowel voor het inkomen van werknemers (van 34,1 duizend naar 35,2 duizend euro), als voor dat van zelfstandigen zonder (van 27,5 duizend naar 28,0 duizend euro) en met personeel (van 50,1 duizend naar 48,6 duizend euro). Wel is zichtbaar dat van de werkenden de zmp’ers de meeste inkomensmalheur van de crisis hebben ondervonden,met 2013 als dieptepunt. Dat neemt niet weg dat de doorsnee-zmp’er gedurende de afgelopen tien jaar een beduidend hoger persoonlijk inkomen had dan de doorsnee werknemer en zeker de doorsnee-zzp’er.

3.1 Mediaan persoonlijk inkomen van werkenden van 15 tot 75 jaar
JaarWerknemers (1 000 euro (prijspeil 2017))Zzp'ers (1 000 euro (prijspeil 2017))Zmp'ers (1 000 euro (prijspeil 2017))
200734,127,550,1
200834,727,450,4
200935,72547,6
201035,627,146,2
201135,427,845,8
201234,926,244,3
201334,725,143,4
201434,725,645
201534,926,246,5
201635,227,648,9
2017*35,22848,5

Inkomen zelfstandigen schever verdeeld dan bij werknemers

De verdeling van het persoonlijk inkomen van beide groepen zelfstandigen is duidelijk schever dan die van het inkomen van werknemers. Vrijwel geen werknemer had in 2017 een negatief inkomen, terwijl 3 procent een inkomen boven de ton had. Daarentegen hadden 32 duizend zelfstandigen een negatief inkomen. Dit zijn zelfstandigen die verlies hadden geleden. Het waren voornamelijk zzp’ers. Van alle zzp’ers had 6 procent een inkomen hoger dan 100 duizend euro, terwijl dit aandeel bij zmp’ers 13 procent was.

De piek van de verdeling van het doorsnee-inkomen van werknemers ligt bij een inkomen van 24 tot 26 duizend euro. Bij zzp’ers is dat tussen de nul en 2 duizend euro. Een verklaring hiervoor is het grote aandeel, voornamelijk vrouwelijke, partners van de hoofdkostwinner in deze categorie. Bij twee op de drie personen vormt dit geringe zzp-inkomen weliswaar het hoofdinkomen, voor het huishouden waar men deel van uitmaakt, is dit een bijverdienste. De piek rond 44 duizend euro bij zmp’ers weerspiegelt het grote aandeel directeur-grootaandeelhouders in deze groep die het wettelijk verplichte gebruikelijke loon aan zichzelf uitbetalen. Deze piek is eveneens te zien bij de zzp’ers.

3.2 Werknemers naar hoogte van het persoonlijk inkomen1), 2017*
Klassen Werknemers (Personen (x 1 000))
-200
-180,021
-160,019
-140,023
-120,026
-100,041
-80,05
-60,08
-40,145
-20,441
047,507
244,554
451,748
664,667
877,003
1095,242
12136,841
14179,532
16205,205
18227,763
20254,277
22269,758
24272,788
26268,164
28265,37
30272,141
32271,457
34268,061
36260,122
38246,077
40232,687
42211,227
44192,532
46175,473
48156,153
50144,199
52128,699
54116,44
56105,948
5897,641
6087,118
6277,715
6472,923
6664,247
6857,837
7050,502
7248,053
7443,109
7637,804
7833,53
8031,133
8227,882
8424,447
8622,261
8820,427
9018,329
9216,743
9415,18
9614,094
9812,634
10011,657
10210,862
1049,802
1069,497
1088,642
1107,942
1127,346
1146,737
1166,09
1185,938
1205,391
1225,123
1244,69
1264,482
1284,058
1303,935
1323,725
1343,531
1363,331
1383,026
1402,999
1422,884
1442,66
1462,606
1482,507
1502,261
1522,189
1542,084
1561,96
1581,989
1601,912
1621,805
1641,649
1661,645
1681,53
1701,601
1721,493
1741,438
1761,373
1781,277
1801,167
1821,189
1841,118
1861,119
1881,033
1900,98
1921,005
1940,91
1960,902
1980,909
20031,838
1) Aantal personen per inkomensklasse met een breedte van 2 duizend euro.

3.3 Zelfstandigen naar hoogte van het persoonlijk inkomen1), 2017*
Klassen Zzp'ers (Personen (x 1 000))Zzp'ers (Personen (x 1 000))_2
-2000
-180,3560,139
-160,4530,164
-140,6170,238
-120,8010,252
-101,2220,307
-81,8020,36
-62,8190,428
-44,9990,562
-212,0290,786
040,1341,732
230,7832,867
434,22,686
634,423,928
835,3323,77
1035,9173,964
1233,5514,82
1434,055,123
1631,1775,488
1830,6335,881
2027,986,088
2227,0046,363
2425,5946,54
2624,2946,95
2824,3027,023
3022,777,107
3221,8567,39
3421,1427,479
3619,9847,256
3819,6057,282
4018,6747,428
4217,9267,705
4419,6089,232
4616,5177,586
48157,063
5013,6126,863
5212,6736,488
5411,8846,268
5611,1376,024
5811,1546,107
609,5075,502
629,0265,255
648,9315,27
668,2484,737
687,8314,694
707,234,531
726,5894,117
746,4924,015
766,1823,718
785,6813,501
805,3393,333
825,0123,202
844,6623,078
864,4112,868
884,2532,55
903,8152,442
923,4842,309
943,5092,257
963,262,026
983,2681,859
1002,8541,801
1022,7171,626
1042,5321,625
1062,5481,597
1082,3291,439
1102,2811,372
1122,2181,317
1141,9311,263
1161,9291,286
1181,9211,148
1201,6061,042
1221,460,965
1241,5530,989
1261,4410,871
1281,3530,839
1301,1990,781
1321,1510,757
1341,1370,74
1361,0990,651
1380,9540,684
1400,8820,634
1420,9230,621
1440,8160,571
1460,7670,55
1480,810,483
1500,7390,51
1520,6520,474
1540,6570,419
1560,620,465
1580,5920,439
1600,5360,4
1620,5120,364
1640,5250,351
1660,4080,362
1680,4210,36
1700,4370,287
1720,3440,272
1740,3360,281
1760,4040,278
1780,3630,274
1800,3230,253
1820,3230,258
1840,2680,247
1860,2990,239
1880,2910,242
1900,270,236
1920,2570,212
1940,2370,225
1960,2510,196
1980,2370,19
2006,6366,36
1) Aantal personen per inkomensklasse met een breedte van 2 duizend euro.


Koopkracht werkenden gestegen sinds 2013

Sinds 2013 is de koopkracht van de werkenden na een eerdere daling weer toegenomen.Vanaf 2014 zijn er onder zowel werknemers als zzp’ers en zmp’ers meer personen met een koopkrachtstijging dan -daling. In 2017 steeg de koopkracht voor 57 procent van de werknemers en voor 51 procent van de zelfstandigen. De ontwikkeling van de koopkracht van zelfstandigen zonder personeel bleef in 2007–2017 structureel achter bij die van werknemers. Steeg de koopkracht bij werknemers, dan nam die bij de zzp’ers minder toe.Was er sprake van een daling, dan was deze bij de zzp’ers groter dan bij de werknemers.Verder valt op dat het aandeel koopkrachtstijgers onder zzp’ers en zmp’ers gedurende deze tien jaar steeds vrijwel even hoog was.

3.4 Mediane koopkrachtontwikkeling werknemers en zelfstandigen1)
JaarWerknemers (%-mutatie t.o.v. jaar eerder)Zzp'ers (%-mutatie t.o.v. jaar eerder)Zmp'ers (%-mutatie t.o.v. jaar eerder)
20081,60,5-0,8
20092,8-2,1-2,3
2010-0,2-1,6-1,5
2011
2012-0,8-2,7-2,8
20130,3-2,9-4,0
20142,92,63,9
20152,51,31,3
20164,84,15,0
2017*1,20,30,3
1) Door de revisie van inkomensbegrippen die vanaf 2011 werd ingevoerd, zijn de reeksen 2007-2010 en 2012-2017 niet helemaal vergelijkbaar.

3.5 Werknemers en zelfstandigen met koopkrachtstijging1)
 Werknemers (%)Zzp'ers (%)Zmp'ers (%)
200857,651,348,2
200961,945,545,6
201048,646,446,5
2011
201245,743,243,1
201351,943,141
20146556,258,6
201563,853,353,2
201671,959,761,9
2017*56,850,850,9
1) Door de revisie van inkomensbegrippen die vanaf 2011 werd ingevoerd, zijn de reeksen 2007-2010 en 2012-2017 niet helemaal vergelijkbaar.