EHealth: mogelijkheden, gebruik en opvattingen

2. Resultaten

2.1 EHealth-toepassingen: mogelijkheid, gebruik en bereidheid

Een derde weet niet of online herhaalrecept aanvragen mogelijk is

Bijna de helft van de volwassenen geeft aan dat het mogelijk is om bij de huisarts via internet een herhaalrecept aan te vragen. Daarnaast zegt 17 procent geen mogelijkheid te hebben om online een herhaalrecept aan te vragen en een derde weet niet of deze mogelijkheid bestaat. Vooral mensen tussen de 18 en 35 jaar en 75-plussers weten vaak niet of deze mogelijkheid er is bij hun huisarts. De huisarts kan patiënten wijzen op de eHealth-mogelijkheden in zijn of haar praktijk. Contact met de huisarts kan er daarom voorzorgen dat mensen beter op de hoogte zijn van deze mogelijkheden. Mensen die in de afgelopen 12 maanden contact hebben gehad met de huisarts weten inderdaad vaker of het mogelijk is om online een herhaalrecept aan te vragen; van hen weet 51 procent dat het kan, 19 procent weet dat het niet kan en 30 procent weet niet of dit kan of niet. Van degenen die niet bij de huisarts zijn geweest, weet 43 procent niet of onlineherhaalrecepten kunnen worden aangevraagd.

Van de mensen die aangeven dat zij online een herhaalrecept kunnen vragen bij hun huisarts, zegt 45 procent dit wel eens te doen. De 55- tot 75-jarigen doen dit vaker dan jongere leeftijdsgroepen. Dit komt niet door gezondheidsverschillen of door verschil in huisartscontact. Mogelijke verschillen in medicijngebruik kunnen niet worden meegenomen als verklaring, want hier zijn geen gegevens over beschikbaar in het onderzoek. Ook personen met een Nederlandse achtergrond doen dit vaker dan personen met een westerse migratieachtergrond, maar er is geen significant verschil tussen mensen met een Nederlandse en niet-westerse achtergrond. Mensen die in het afgelopen jaarcontact hebben gehad met de huisarts maken ook vaker gebruik van online aanvraag van herhaalrecepten dan mensen die dat niet hebben gehad.

Van degenen die geen herhaalrecept via internet aan kunnen vragen, niet weten of dit kan of geen gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid, zegt twee derde bereid te zijn om dit te doen als dit in de toekomst zou kunnen. Nog eens 17 procent zou hier misschien toe bereid zijn, de overige 18 procent zou dit niet doen. De bereidheid om dit te doen, is lager naarmate mensen ouder zijn. Mensen van 75 jaar of ouder zeggen met 57 procent het vaakst niet bereid te zijn dit te doen. Hoogopgeleiden willen vaker online receptenaanvragen dan laagopgeleiden. Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond zijn hiertoe minder vaak bereid dan mensen met een Nederlandse of westerse achtergrond.

Er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft de bekendheid met de mogelijkheden om herhaalrecepten online aan te vragen, het gebruik hiervan en de bereidheid om dit in de toekomst te doen. De onderwijsgroepen verschillen niet van elkaar met betrekking tot de bekendheid met deze eHealth-toepassing of het gebruik hiervan. Bij herkomstgroepen is er geen verschil in de bekendheid van deze mogelijkheid.

2.1.1 Bereidheid tot online aanvragen herhaalrecepten naar onderwijsniveau, 2018
OpleidingJa (%)Misschien (%)Nee (%)
Hoog78148
Middelbaar691615
Laag462034
Noot: Deze vraag is gesteld aan degenen die nog geen herhaalrecepten kunnen aanvragen via internet bij de huisarts, niet weten of dit kan of dit nog niet doen.

Bijna een derde maakt online afspraak met huisarts als deze mogelijkheid er is

Van de volwassenen zegt 38 procent dat zij de mogelijkheid hebben om een afspraak te maken met de huisarts via internet, volgens 29 procent is dit niet mogelijk en 33 procent weet het niet. Mannen zeggen vaker dan vrouwen dat zij online een afspraak kunnen maken; 40 tegen 35 procent geeft dit aan. Mensen met een minder goede gezondheid zijn vaker op de hoogte van deze mogelijkheid dan de mensen met een goede gezondheid. Dat geldt ook voor degenen die de afgelopen 12 maanden bij de huisarts zijn geweest. Voor de leeftijdsgroepen is er geen eenduidig beeld.

Bijna een derde van de personen bij wie het mogelijk is om online afspraken te maken, maakt hiervan gebruik. Vrouwen doen dit met 36 tegen 29 procent vaker dan mannen.

In totaal is 64 procent van de mensen die geen afspraken met de huisarts via internet maakt of deze niet kan maken, bereid om dit in de toekomst wel te doen. Een op de vijf zou dit niet doen en de overige 16 procent houdt de mogelijkheid open en zou het misschien doen. Mannen en hoogopgeleiden zijn hiertoe vaker bereid dan respectievelijk vrouwen en laagopgeleiden. Dit geldt ook voor personen met een Nederlandse of westerse achtergrond ten opzichte van mensen met een niet-westerse achtergrond en voor mensen met een zeer goede gezondheid ten opzichte van mensen met een minder goede gezondheid.

Mannen en vrouwen zijn even vaak op de hoogte van de mogelijkheid om online een afspraak met de huisarts te maken. Bij de onderwijs- en herkomstgroepen zijn er ook geen verschillen in het aandeel dat met de mogelijkheid bekend is en in het aandeel dat dit doet. Tot slot zijn er geen verschillen tussen de leeftijdsgroepen in de bereidheid om dit in de toekomst te doen.

Grotere bereidheid tot mailen dan tot videobellen met de huisarts over bekende klachten

Een kwart van de volwassenen zegt dat het mogelijk is om via mail of de website van de praktijk vragen over bij de huisarts bekende klachten aan hem of haar te stellen, daarnaast zegt 9 procent dat dit via een video-gesprek met de huisarts kan. Ongeveer de helft weet niet of een van deze mogelijkheden er is bij zijn huisarts. Mensen die in het afgelopen jaar contact hebben gehad met de huisarts, zijn vaker op de hoogte van deze mogelijkheden dan mensen die geen huisartscontact hebben gehad.

Ruim een op de vijf mensen die op de hoogte zijn van de mogelijkheid om vragen te stellen via mail of website doet dit wel eens en een op de acht doet dit wel eens met een video-gesprek. Vier op de tien mensen die hiervan niet op de hoogte zijn of dit niet doen, zijn bereid om vragen over bekende klachten via mail of de website aan de huisarts te stellen. Bijna drie op de tien staan open voor een video-gesprek hierover.

Ruim een op de vijf mensen die op de hoogte zijn van de mogelijkheid om vragen te stellen via mail of website doet dit wel eens en een op de acht doet dit wel eens met een video-gesprek. Vier op de tien mensen die hiervan niet op de hoogte zijn of dit niet doen, zijn bereid om vragen over bekende klachten via mail of de website aan de huisarts te stellen. Bijna drie op de tien staan open voor een video-gesprek hierover.

Hoogopgeleiden zijn hiertoe ook vaker bereid dan laagopgeleiden, namelijk 49 procent via mail of site en 36 procent via video tegen respectievelijk 27 en 16 procent van de laagopgeleiden. Jongeren tot 25 jaar zouden vaker vragen over klachten willen mailen dan 55-plussers, er is geen verschil tussen jongeren en 25- tot 55-jarigen. Voor het videogesprek geldt dat 18- tot 25-jarigen hier minder vaak een probleem mee hebben dan 65-plussers en vaker dan 25- tot 35-jarigen. Er zijn geen verschillen naar migratieachtergrond. Tot slot is de bereidheid om vragen via mail te stellen hoger onder gezonde personen dan onder minder gezonde personen. Dit wordt niet verklaard door leeftijdsverschillen.

2.1.2 Bereidheid tot gebruik eHealth-toepassingen, 2018
CategorieJa (%)Misschien (%)Nee (%)
Vragen over klachten via video-gesprek282646
Vragen over klachten via e-mail of website402535
Afspraak huisarts641620
Aanvraag herhaalrecept661718
Noot: Deze vraag is alleen gesteld aan degenen die geen gebruik kunnen maken van deze eHealth-toepassingen, niet weten of dit kan of het nog niet doen.

Bijna driekwart bereid online eigen gewicht door te geven

In hoeverre vindt de volwassen bevolking het een probleem om zelf thuis gezondheidsgegevens te meten en deze gegevens online door te geven aan de huisarts? Ongeveer zeven op de tien vindt het prima om de eigen bloeddruk, bloedsuikerspiegel of het cholesterol zelf thuis te meten. Mannen vinden het vaker geen probleem hun bloeddruk zelf te meten dan vrouwen. Wat betreft de andere gezondheidsmetingen is er geen verschil. Mensen van 65 jaar of ouder willen minder vaak zelf thuis medische gegevens meten dan mensen die jonger zijn dan 65 jaar. Specifiek gaat het dan om hun bloedsuiker of cholesterol, bij bloeddrukmeting is er geen verschil tussen de leeftijdsgroepen. Laagopgeleiden en personen met een niet-westerse migratieachtergrond zijn minder vaak bereid om gezondheidsmetingen zelf thuis te verrichten dan hoogopgeleiden en personen met een Nederlandse achtergrond.

Bijna iedereen die bereid is zelf metingen te doen, is ook genegen deze waarden via internet aan de huisarts door te geven, namelijk meer dan negen van de tien. Mannen zijn vaker bereid dan vrouwen om de bloeddruk en bloedsuikerspiegel via internet door te geven, namelijk 95 ten opzichte van 92 procent voor zowel bloeddruk als bloedsuiker. Bij cholesterol is er geen verschil tussen mannen en vrouwen. De 75-plussers zijn minder vaak bereid om hun bloeddruk, bloedsuikerspiegel en cholesterol online door te geven dan mensen jonger dan 75 jaar. Tussen onderwijs- en herkomstgroepen zijn geen verschillen in de bereidheid tot het doorgeven van deze gezondheidsgegevens.
Verder wil 73 procent zijn eigen gewicht wel via internet doorgeven, 15 procent wil dit misschien en de overige 13 procent wil dit niet. Mannen zijn meer bereidwillig dan vrouwen om hun gewicht door te geven, namelijk 76 tegen 70 procent. 75-plussers willen minder vaak hun gewicht doorgeven via internet dan jongere leeftijdsgroepen. Hoogopgeleiden en personen met een Nederlandse of westerse migratieachtergrond zijn hier naar verhouding vaker toe bereid dan respectievelijk laagopgeleiden of personen met een niet-westerse achtergrond.

85 procent zoekt wel eens informatie over gezondheidsklachten op internet

Van de volwassenen geeft 15 procent aan nooit informatie over hun klachten op te zoeken op internet als zij deze hebben. De overige 85 procent doet dit wel in meer of mindere mate en 14 procent kijkt altijd op internet als zij klachten hebben. Hoewel het hier niet gaat om het gebruik van een eHealth-toepassing, kan het als zelfzorg worden opgevat en kan het de gezondheid ondersteunen.

Vrouwen zoeken bij klachten wat vaker informatie op internet dan mannen, namelijk 87 ten opzichte van 84 procent. Jongeren zoeken vaker gezondheidsinformatie op dan ouderen. De groep tussen de 25 en 35 jaar doet dit met 94 procent het vaakst en de 75-plussers met 63 procent het minst vaak. Iets meer dan een op de vijf van de 25- tot 35-jarigen zoekt altijd informatie op bij klachten. Hoogopgeleiden zoeken vaker online gezondheidsinformatie op dan laagopgeleiden; respectievelijk ruim negen op de tien tegen iets minder dan drie kwart doet dit wel eens. Middelbaar opgeleiden zitten hier tussenin. Er is geen verschil naar migratieachtergrond.

2.1.3 Online informatie zoeken over eigen gezondheidsklachten, 2018
LeeftijdNooit (%)Zelden (%)Soms (%)Vaak (%)Altijd (%)
18 tot 25 jaar1215302617
25 tot 35 jaar615302722
35 tot 45 jaar917322615
45 tot 55 jaar1317322415
55 tot 65 jaar1320372010
65 tot 75 jaar252331139
75 jaar of ouder372325115

2.2 Het Landelijk schakelpunt: bekendheid, toestemming en opvattingen

Acht op de tien volwassen bekend met het LSP

Het Landelijk Schakelpunt (LSP) is een bekende toepassing van eHealth; iets meer dan acht op de tien volwassenen heeft hiervan gehoord. Vrouwen hebben er vaker van gehoord dan mannen en ouderen vaker dan jongeren. 18- tot 25-jarigen hebben met 47 procent het minst vaak gehoord van het LSP, terwijl 93 procent van de 65- tot 75-jarigen het LSP kent. Onder 75-plussers ligt het aandeel dat ermee bekend is op 81 procent. Hoogopgeleiden en mensen met een Nederlandse achtergrond hebben hier vaker van gehoord dan laagopgeleiden en mensen met een westerse of niet-westerse achtergrond. Mensen die het afgelopen jaar contact hebben gehad met de huisarts kennen vaker het LSP dan mensen zonder huisartscontact, namelijk 83 tegen 76 procent. Dit verschil is te verwachten omdat patiënten door hun zorgverlener, zoals de huisarts of apotheek, gewezen worden op het LSP en om toestemming worden gevraagd voor het beschikbaar stellen van hun gegevens.

Zes van de tien geeft toestemming voor gegevens delen via LSP

Van degenen die het LSP kennen, geeft zes van de tien personen aan toestemming te hebben verleend voor het delen van zijn of haar medische gegevens via het LSP toen een zorgverlener dit vroeg. Een kwart weet niet (meer) of zij daarvoor toestemming hebben gegeven en 14 procent heeft geen toestemming verleend of is daar niet om gevraagd. Van deze 14 procent heeft 24 procent toestemming geweigerd, 34 procent is niet gevraagd, 41 procent weet niet meer of ze hierom zijn gevraagd en de overige 1 procent wil niet zeggen of ze om toestemming zijn gevraagd of niet.

Vrouwen hebben met 64 procent vaker toegestemd om gegevens via het LSP ter beschikking te stellen dan mannen, bij wie dat 55 procent is. Ook geven ouderen vaker hun fiat dan jongeren; van de 18- tot 25-jarigen geeft 44 procent aan akkoord gegeven te hebben voor het delen van medische gegevens, van de 75-plussers zegt 71 procent dit. Dit wordt niet verklaard door verschil in huisartscontact. Maar jongeren hebben in het algemeen minder vaak van het LSP gehoord dan ouderen en weten minder vaak of zij toestemming hebben gegeven, waardoor de groep die mogelijk toestemming heeft gegeven relatief klein is onder jongeren. Van de 18- tot 25-jarigen weet 42 procent niet of zij toestemming hebben gegeven, tegenover 14 procent van de 75-plussers.

Laagopgeleiden geven vaker toestemming dan hoogopgeleiden, namelijk 65 ten opzichte van 54 procent. Dit geldt ook voor personen met een Nederlandse ten opzichte van een niet-westerse achtergrond: 61 tegen 49 procent. Personen met een minder goede gezondheid geven ook vaker permissie dan personen met een goede gezondheid. Dit verschil wordt niet verklaard doordat personen met een minder goede gezondheid vaker contact hebben met de huisarts dan personen met een goede gezondheid.

Degenen die toestemming voor het delen van hun medische gegevens via het LSP hebben geweigerd, zijn gevraagd naar de redenen voor deze weigering. De belangrijkste redenen waarom mensen geen toestemming geven, zijn: zorgen over privacy, gebrekkige beveiliging of angst voor misbruik van de gegevens door zorgverleners of externe partijen. Een aantal mensen geven aan controle en inzage te willen over welke gegevens met wie gedeeld worden.
2.2.1 Toestemming delen gegevens via LSP naar ervaren gezondheid, 2018
CategorieJa (%)Nee (%)Weet ik niet (%)Wil ik niet zeggen (%)
(Zeer) slecht7114140
Redelijk7011181
Goed5914261
Zeer goed4919320
Noot: Alleen mensen die van het LSP hebben gehoord, hebben de vraag naar toestemming gekregen.

Meer dan de helft bereid om toestemming LSP te verlenen

Aan degenen die niet om toestemming zijn gevraagd, dit niet meer weten, of niet van het LSP gehoord hebben, is gevraagd of zij bezwaar zouden hebben tegen het ter beschikking stellen van hun medische gegevens via het LSP. Hiervan heeft 58 procent geen bezwaar en 14 procent wel. De overige 28 procent weet het niet of wil dit niet zeggen. Degenen die toestemming hebben gegeven om hun medische gegevens via het LSP te delen of deze toestemming hebben geweigerd, hebben de vraag naar bereidheid om toestemming te geven niet gekregen. Personen met een niet-westerse achtergrond hebben vaker bezwaar tegen het delen van gegevens via het LSP dan personen met een Nederlandse of westerse achtergrond. Er is geen verschil tussen mannen of vrouwen, leeftijds- en onderwijsgroepen.

De voornaamste redenen dat mensen bezwaar hebben tegen het delen van hun gegevens via het LSP, zijn: mensen willen vanwege privacy niet dat zorgverleners toegang hebben tot medische gegevens en hebben er geen vertrouwen in dat het LSP voldoende beveiligd is. In het verlengde hiervan zijn mensen bang voor lekken of hacks, dat gegevens op straat komen te liggen, misbruik door zorgverleners of dat andere partijen de gegevens kunnen inzien. Tot slot geven mensen aan het vervelend te vinden om geen controle te hebben over de toegang tot hun gegevens. Deze redenen komen overeen met de redenen van de mensen die geen toestemming hebben gegeven.

Meeste mensen die meedoen aan LSP zien voordelen hiervan

Er zijn een aantal stellingen voorgelegd over de meningen en zorgen over het LSP aan personen die toestemming hebben gegeven hun medische gegevens te delen, hier geen bezwaar tegen hebben of niet weten of zij bezwaar zouden hebben. Het merendeel ziet de voordelen van het LSP; 68 procent denkt dat de kwaliteit van de zorg hierdoor beter wordt en 77 procent denkt dat de zorg efficiënter wordt. Een meerderheid van 85 procent denkt dat zorgverleners zorgvuldig omgaan met de persoonlijke gegevens in het LSP. De meningen over de beveiliging van het LSP zijn meer verdeeld: 36 procent maakt zich zorgen dat medische gegevens op straat komen te liggen, 40 procent maakt zich geen zorgen en 23 procent is neutraal. Mensen met een niet-westerse achtergrond maken zich hier het vaakst zorgen over, mensen met een Nederlandse of westerse achtergrond doen dit minder.
Bijna vier vijfde van de ondervraagden wil zelf zijn eigen gegevens via internet kunnen inzien, iets wat momenteel nog niet mogelijk is.

Daarnaast is gevraagd of mensen zich zorgen maken over inzage in het LSP door vier typen organisaties, namelijk zorgverzekeraars, organisaties die levensverzekeringen aanbieden, hypotheekverstrekkers en werkgevers. Per type organisatie is gevraagd in hoeverre mensen zich zorgen maken en, als zij dit aangeven, waarover zij bezorgd zijn.
Ruim zeven op de tien personen maakt zich in meer of mindere mate zorgen over het mogelijk inzien van het medisch dossier door de vier eerdergenoemde organisaties die daar nu geen toegang toe hebben. Mannen maken zich hier voor ieder type organisatie vaker zorgen om dan vrouwen. Hoogopgeleiden zijn vaker bezorgd over inzage door zorgverzekeraars, organisaties die levensverzekeringen aanbieden en hypotheekverstrekkers dan laagopgeleiden. Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn bezorgder over organisaties die levensverzekeringen aanbieden dan mensen met een niet-westerse achtergrond. Mensen met een slechte gezondheid maken zich niet vaker zorgen dan mensen met een goede gezondheid. Mensen met een redelijke gezondheid maken zich vaker zorgen over organisaties die levensverzekeringen aanbieden, hypotheekverstrekkers en werkgevers dan mensen met een slechte gezondheid, maar er is geen verschil in de mate van bezorgdheid over zorgverzekeraars.

2.2.2 Bezorgdheid over inzage specifieke partijen in LSP, 2018
CategorieNiet bezorgd (%)Beetje bezorgd (%)Tamelijk bezorgd (%)Zeer bezorgd (%)
Aanbieders levensverzekeringen24192433
Hypotheekverstrekkers25172335
Werkgevers28182232
Zorgverzekeraars30222325
Noot: Deze vragen zijn gesteld aan de personen die toestemming gegeven hebben hun gegevens te delen, hier geen bezwaar tegen hebben of niet weten of zij bezwaar zouden hebben.


Als zorgverzekeraars medische gegevens uit het LSP onder ogen zouden krijgen, maken mensen zich vooral zorgen over premieverhogingen, weigeringen van (aanvullende) verzekeringen of dat bepaalde behandelingen en medicijnen niet vergoed worden in het geval van gezondheidsproblemen.
Bij organisaties die levensverzekeringen aanbieden, hebben mensen bedenkingen over premieverhoging, een verzekering weigeren of het tussentijds wijzigen van voorwaarden, zodat niet wordt uitbetaald bij ziekte. Daarnaast willen mensen geen gegevens met deze verzekeraars delen, omdat dit hun privacy zou kunnen schaden, deze organisaties geen medisch beroepsgeheim kennen en gegevens mogelijk niet voldoende veilig zijn. Mensen geven ook aan bang te zijn dat hen ongevraagd verzekeringen zullen worden aangeboden. In het geval van hypotheekverstrekkers zijn mensen vooral bezorgd over weigering van een hypotheek bij ziekte en dat hun privacy in het geding komt als deze gegevens bij financiële instellingen terecht komen.
Ook bij het delen van medische gegevens met werkgevers speelt schending van de privacy een belangrijke rol, naast de angst om bij gezondheidsproblemen niet aangenomen te worden, ontslagen te worden of geen contractverlenging te krijgen.