Ervaren discriminatie in Nederland

4. Conclusie en discussie

In deze publicatie wordt antwoord gegeven op de vraag in welke mate discriminatie wordt ervaren in Nederland, zowel in het algemeen als verbijzonderd naar verschillende bevolkingsgroepen. Ook wordt beschreven op welke gronden discriminatie plaatsvindt, op welke manieren de discriminatie zich manifesteert, in welke situaties en door welke instanties, wat de gevolgen van discriminatie zijn, en in welke mate er melding en aangifte van wordt gedaan.

4.1 Conclusie

Ruim 1 op de 10 inwoners van Nederland van 15 jaar of ouder (11 procent) zei in 2023 dat hij of zij zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld. Dit is vergelijkbaar met 2021. Het gaat omgerekend om 1,6 miljoen mensen.

Vrouwen ervoeren iets vaker discriminatie dan mannen, en jongere leeftijdsgroepen vaker dan oudere. Mensen met een herkomst buiten Nederland krijgen er duidelijk vaker mee te maken dan mensen met een Nederlandse herkomst. Vooral de Nederlands-Marokkaanse en Nederlands-Surinaamse tweede generatie (zelf geboren in Nederland, maar hun ouder(s) in Marokko of Suriname) geeft dit aan. Ook non-binair/genderqueer mensen ervaren relatief vaak discriminatie. Dit geldt eveneens voor mensen die intersekse of transgender zijn.

Discriminatie kan op verschillende gronden worden ervaren. In 2023 voelden de meeste mensen zich gediscrimineerd op grond van hun ras of huidskleur, net als in 2021. De meest voorkomende manier waarop slachtoffers zich gediscrimineerd voelden is ongelijke behandeling, benadeling of het voortrekken van bepaalde groepen. Daarbij vindt discriminatie vooral plaats op straat en heeft het vaak gevolgen. Vooral emotionele of psychische problemen worden relatief vaak genoemd. Een klein deel van de mensen met een discriminatie-ervaring doet melding of aangifte bij de politie van wat hen overkomen is.

4.2 Discussie

Zoals in de inleiding aangegeven gaat het in deze publicatie over ervaren discriminatie, dat wil zeggen de mate waarin mensen zelf het gevoel hebben gediscrimineerd te zijn. Ervaren discriminatie hoeft niet altijd overeen te komen met feitelijke discriminatie. Maar ook wanneer er geen feitelijke discriminatie aan ervaren discriminatie ten grondslag ligt, is de ervaring op zichzelf voldoende om te zorgen voor effecten op gedrag en gevoelens van mensen, zoals bijvoorbeeld ook uit de in deze publicatie beschreven gevolgen blijkt.
Bovendien is het moeilijk, zo niet onmogelijk om op basis van een enquêteonderzoek objectieve discriminatie te meten. Daarvoor lenen zich observerend of participerend onderzoek, en onderzoek naar documentatie en correspondentie van bedrijven of instanties (zoals bijvoorbeeld in de toeslagenaffaire gebeurt) veel meer.

In de Veiligheidsmonitor 2023 geeft 11 procent van de bevolking van 15 jaar en ouder aan dat zij zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld. Uit een SCP-studie bleek dat 27 procent in 2018 discriminatie heeft ervaren (Andriessen et al., 2020). Dat deze uitkomsten zo ver uit elkaar liggen hangt samen met verschillen in onderzoeksopzet en veldwerkperiode. Het SCP is voor concrete situaties in het onderwijs, op de arbeidsmarkt, in contact met instanties en in de openbare ruimte nagegaan of er volgens respondenten sprake was van discriminatie. Steeds is eerst gevraagd of de respondent in de afgelopen twaalf maanden op een terrein geparticipeerd heeft, bijvoorbeeld ‘Heeft u in de afgelopen twaalf maanden betaald werk verricht’. Vervolgens zijn voor elk terrein een aantal situaties geschetst die zich voor kunnen doen, bijvoorbeeld ‘mijn tijdelijke contract is niet verlengd’, ‘ik ben ontslagen’ en ‘op mijn werk zijn er spullen van mij kapot gemaakt’. Indien een situatie zich had voorgedaan is de volgende vraag gesteld: ‘Denkt u dat dit te maken had met discriminatie?’ met als antwoordopties ‘ja’, ‘nee’, ‘ik twijfel of dit met discriminatie te maken had’7). Het SCP heeft voor deze werkwijze gekozen, omdat gebeurtenissen minder gemakkelijk over het hoofd gezien kunnen worden dan bij meer algemene vraagstellingen. In de Veiligheidsmonitor is voor een meer algemene vraagformulering gekozen, omdat het inzicht geeft in de groep met een actieve herinnering aan de discriminatie. Zij kunnen zelf een situatie terughalen waarin zij zich gediscrimineerd hebben gevoeld.
In beide onderzoeken is de definitie van discriminatie anders, waardoor de prevalentieschattingen dan ook van elkaar verschillen. De bevindingen met betrekking tot andere aspecten van ervaren discriminatie zoals de meest/minst getroffen doelgroepen, en meest/minst genoemde gronden en manieren van discriminatie komen overigens wel in grote lijnen overeen.

Een ander punt betreft de doelpopulatie van dit onderzoek. Vanwege de urgentie van het probleem is in 2023 de vragenset over discriminatie in de Veiligheidsmonitor uitgebreid met onder meer vragen naar de situatie waarin mensen zich gediscrimineerd hebben gevoeld (op school, op werk, zoeken naar een woning, op straat, enz.) en of ze zich gediscrimineerd hebben gevoeld door een instantie (zoals de landelijke overheid, gemeente, politie, belastingdienst, UWV, enz.). Het percentage dat zich in een bepaalde situatie gediscrimineerd heeft gevoeld of zich gediscrimineerd heeft gevoeld door een bepaalde instantie, is steeds bepaald voor de hele bevolking van 15 jaar en ouder. Wat beperkt mogelijk is, is om deze percentages te laten zien voor de mensen die zich daadwerkelijk in de betreffende situatie bevonden of die daadwerkelijk contact hebben gehad met de betreffende instantie. Wanneer het gaat over onderwijs, is het mogelijk om te kijken naar onderwijsvolgenden. En bij discriminatie op het werk, kunnen we kijken naar de werknemers. Maar voor de meeste andere situaties is dat lastiger. We weten bijvoorbeeld niet wie in het afgelopen jaar op zoek is geweest naar een woning, wie uitgaat en wie sport. En ook weten we niet wie contact heeft gehad met instanties, zoals de politie, een rechtbank of een financiële instelling. Het voert voor de Veiligheidsmonitor te ver om deze informatie uit te vragen, maar het zou wel interessant zijn om te bekijken in hoeverre discriminatie ervaren wordt door mensen die met een bepaalde situatie of instantie te maken hebben gehad.

7) Voor het bepalen van het percentage dat discriminatie heeft ervaren (27 procent) zijn de mensen die twijfelen over de discriminatoire aard van een voorval buiten beschouwing gelaten.