Auteur: Hermine Molnár-in 't Veld, Lolke Schakel, Coen van Heukelingen

Onderweg in Nederland (ODiN) 2022- Plausibiliteitsrapportage

Over deze publicatie

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De plausibiliteitsrapportage over het onderzoeksjaar 2022 bevat resultaten van ODiN 2022 en deze worden vergeleken met de resultaten van voorgaande ODiN-jaren.

1. Inleiding

Verplaatsingsonderzoek kent in Nederland een lange geschiedenis. Van 1978 tot en met 2003 is er het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) dat werd uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Van 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).

In dit rapport worden de resultaten van ODiN 2022 gepresenteerd en vergeleken met die van de onderzoeksjaren 2019 en 2021 van ODiN. De resultaten zijn niet enkel gebaseerd op de responsen van het landelijke onderzoek, maar ook op die van meerwerkonderzoeken. Al deze responsen worden namelijk geïntegreerd in één bestand en ook gezamenlijk gewogen. De significante verschillen in de uitkomsten tussen de opeenvolgende jaren zijn in de tabellen aangegeven. De mutaties van 2022 ten opzichte van 2021 worden getoetst op basis van statistische marges. Voor een globale beschrijving van de uitvoering van het onderzoek wordt verwezen naar de Onderzoeksbeschrijving van ODiN 2022.

Het jaar 2022 was het jaar waarin de meeste maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-19 beëindigd werden; halverwege januari 2022 eindigde een periode met een harde lockdown. Het virus en de bijbehorende maatregelen hadden in 2022 een minder grote impact op de Nederlandse samenleving dan in de twee jaren daarvoor. 2022 was echter ook het jaar waarin Rusland haar buurland Oekraïne binnenviel (24 februari 2022) en daarmee een oorlog startte die wereldwijd (economische) gevolgen had.

De belangrijkste verschillen in de onderzoeksmethode tussen ODiN 2021 en ODiN 2022 staan in onderstaande paragraaf. In paragraaf 1.2 wordt ingegaan op de betekenis van de gebruikte indicatoren. De verdere indeling van deze rapportage volgt in paragraaf 1.3.

1.1 Verschillen tussen ODiN 2021 en ODiN 2022

In deze paragraaf worden de onderzoeksverschillen beschreven van ODiN 2022 ten opzichte van het voorgaande onderzoeksjaar. Daarbij gaat het met name om de verschillen die mogelijk van belang zijn bij het beoordelen van de verschillen tussen de resultaten van beide onderzoeksjaren.

In 2022 heeft de weging van het onderzoek enkele wijzigingen ondergaan die de vergelijkbaarheid met vorig jaar licht kunnen beïnvloeden. Deze worden hieronder vermeld. Er zijn echter meer wijzigingen geweest in het onderzoeksproces. Voor een volledig overzicht van de verschillen en meer detailinformatie wordt verwezen naar de Onderzoeksbeschrijving van ODiN 2022.

Weging - regionale indelingen

De weegvariabelen met regionale indelingen in het weegmodel van ODiN 2022 hebben een aantal wijzigingen ondergaan. Deze zijn doorgevoerd vanwege het toevoegen van de meerwerkregio Urk & Noordoostpolder aan het meerwerk Noordvleugel. 

Weging - voorweging

Om de insluit- of startgewichten voor de eindweging van ODiN te benaderen wordt de weging van ODiN gestart met een voorweging. Daarmee wordt gecorrigeerd voor ongelijke insluitkansen en ook deels selectieve respons tussen de verschillende groepen. In de voorweging wordt onder andere rekening gehouden met (wijzigingen in) het steekproefontwerp. De voorweging bestaat bij ODiN uit 3 elementen, namelijk de doelgroepen (strata) uit de steekproef, een regionale component en een eventuele periode-indeling. Deze laatste is de afgelopen jaren ingezet om in te spelen op wijzigingen in de steekproef gedurende het onderzoeksjaar. Zoals hiervoor al aangegeven is de regionale component aangepast vanwege de wijzigingen in het meerwerk. Daarnaast is ook de periode-indeling aangepast om in de voorweging al zoveel mogelijk te zorgen voor een evenwichtige responsvertegenwoordiging.

1.2 Indicatoren in deze plausibiliteitsrapportage

In de tabellen worden evenals in voorgaande jaren de waarden van verschillende indicatoren per jaar weergegeven. In deze rapportage betreft het de ODiN-jaren 2019 tot en met 20221). Dit laatste jaar was evenals 2020 en 2021 een bijzonder jaar in verband met covid-19 en de diverse maatregelen die daarom afwisselend van toepassing waren. Daarom is er in deze rapportage voor gekozen zowel de verschilpercentages op te nemen waarmee de waarden in 2022 gewijzigd zijn ten opzichte van 2021 en waarmee de waarden in 2022 gewijzigd zijn ten opzichte van 2019.

Het onderzoek wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Alle in deze rapportage opgenomen indicatoren hebben dus betrekking op deze afbakening van de doelpopulatie en daarbij wordt gerekend met de populatie per 1 juli van het betreffende onderzoeksjaar.

Veel van de indicatoren zijn gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Daarbij gaat het om:

  • Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen
  • op Nederlands grondgebied
  • inclusief vakantieverplaatsingen
  • exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen
  • exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
  • exclusief ritten met een vliegtuig.

De (werkgerelateerde) serieverplaatsingen van ODiN betreffen: drie of meer opeenvolgende verplaatsingen met een werkgerelateerd doel (werken, zakelijk of beroepsmatig). Een serieverplaatsing wordt vrijwel altijd vooraf gegaan door 1 afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsing2). Wanneer er 2 of 3 opeenvolgende werkgerelateerde verplaatsingen hebben plaatsgevonden, dan is ieder van die verplaatsingen wel afzonderlijk uitgevraagd. Deze afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsingen worden in ODiN beschouwd als reguliere verplaatsingen. Ook bij de resultaten van serieverplaatsingen worden de afgelegde kilometers met een vliegtuig en met een zwaar vrachtvoertuig niet meegeteld.

De voornaamste indicator in deze rapportage is de totale vervoersprestatie (reizigerskilometers) van Nederlanders van 6 jaar of ouder in Nederland per jaar per vervoerwijze. Deze bestaat uit de totale afgelegde afstand van reguliere verplaatsingen en de serieverplaatsingen. De totale vervoersprestatie wordt uitgesplitst naar type vervoerwijze. In de analyse wordt bepaald of de reizigerskilometers naar vervoerwijze significant zijn gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit geldt ook voor de overige indicatoren in deze rapportage.

De plausibiliteitsrapportage richt zich vooral op het belangrijkste bestandsdeel van de totale vervoersprestatie: de reguliere verplaatsingen. Deze omvatten circa 96 procent van het totale aantal reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder. Het totaal aantal reguliere reizigerskilometers is de gemiddelde afstand per verplaatsing maal het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag maal het aantal dagen in het jaar. De gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon van 6 jaar of ouder per dag zijn dus de bepalende variabelen uit ODiN voor het totale aantal reizigerskilometers. De totale reizigerskilometers, de reguliere reizigerskilometers, de gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag worden in de rapportage afzonderlijk gepresenteerd. Zij worden uitgesplitst naar vervoerwijze en/of verplaatsingsmotief.

De verkeersdeelname en de deelname aan het openbaar vervoer zijn eveneens belangrijke indicatoren. Zij worden uitgesplitst naar de persoonskenmerken geslacht en maatschappelijke participatie. Een persoon neemt aan het verkeer deel als deze minimaal één reguliere verplaatsing per dag of minimaal één serieverplaatsing per dag maakt in Nederland. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Niet mee tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig en uiteraard tellen niet mee personen met enkel verplaatsingen geheel in het buitenland. Deze laatsten worden meegeteld bij de ‘thuisblijvers’.

Betrouwbaarheid en significantie

In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die statistisch betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%. De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van het voorgaande jaar met een voetnoot weergegeven.

1.3 Indeling van de rapportage

De opbouw van het rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de ongewogen responsinformatie in ODiN 2022 vergeleken met die van voorgaande jaren. Daarna komen in hoofdstukken 3, 4 en 5 de resultaten over de totale reizigerskilometers, het aantal reguliere verplaatsingen en de afstand per verplaatsing aan bod. In hoofdstuk 6 wordt de verkeersdeelname gepresenteerd. In hoofdstuk 7 worden externe bronnen aangehaald en hoofdstuk 8 ten slotte bevat de samenvatting en conclusie. In bijlage A staan nogmaals de schattingen van 2022 uit de tabellen in de hoofdstukken 3 tot en met 6 vermeld, maar dan samen met de marges.

1) De cijfers van 2019 en 2020 zijn afkomstig uit ‘Onderweg in Nederland (ODiN) 2018-2020, eindrapportage heropleveringen’ met herziene cijfers van ODiN 2018, 2019 en 2020 zoals begin 2021 gepubliceerd.
2) Serieverplaatsingen verminderen de responslast van respondenten die voor de uitoefening van hun werk/beroep veelvuldig adressen (meer dan 3 werklocaties) achter elkaar bezoeken (zoals bijvoorbeeld bij pakketbezorgers en pizzakoeriers). Door een andere wijze van uitvraag van serieverplaatsingen is het niet mogelijk om dezelfde uitsplitsingen te maken als bij reguliere verplaatsingen.

2. Ongewogen responsinformatie

In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de ongewogen responsinformatie van ODiN 2022. Dit onderzoeksjaar van ODiN omvat niet alleen het landelijk onderzoek met een responseis van 45 000 respondenten, maar ook de responsen van de drie meerwerkopdrachten die zijn uitgevoerd:

  • Het meerwerk Noordvleugel in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam dat wordt uitgevoerd in de provincies Noord-Holland en Flevoland. De responseis voor het deelgebied van de metropoolregio Amsterdam plus de gemeenten Zeewolde en Dronten is 2.000. Voor de deelregio Noord-Holland Noord geldt er een responswens van 700 respondenten voor elk van de drie deelregio’s van Noord-Holland Noord. Tenslotte is er ook voor Urk en Noordoostpolder een gezamenlijke responswens van 700 respondenten.
  • Het meerwerk MRDH in en in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag waarvan de responseis voor het totale gebied 5.529 personen betreft en waarvoor per deelgebied een responswens van 700 personen geldt.
  • Het meerwerk Utrecht in opdracht van de Provincie Utrecht en de Gemeente Utrecht dat wordt uitgevoerd in alle gemeenten van de provincie kent een totale responseis van 3.924 personen. Daarvan zijn er 1.092 bedoeld voor de gemeente Utrecht en 2.832 voor de overige gemeenten in de provincie. Daarnaast geldt voor elk deelgebied een afzonderlijke responswens van tussen de circa 250 en 550 personen.

De bovenstaande responseisen voor meerwerk zijn gebaseerd op personen afkomstig uit alleen het meerwerkonderzoek. De responswensen zijn gebaseerd op personen afkomstig uit zowel het basis- als het meerwerkonderzoek3).

2.1 Responsaantallen

Het databestand van ODiN 2022 bevat 61.953 respondenten. In tabel 2.1.1 is te zien hoe deze verdeeld zijn over de landelijke steekproef en de steekproeven ten behoeve van de meerwerkregio's en is de vergelijking met de responsaantallen van alle voorgaande ODiN-jaren te zien.

2.1.1 Responsaantallen in opgeleverde bestanden naar steekproef per jaar
ODiN 2018ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021ODiN 2022
Totaal57 26053 38062 94067 08361 953
Landelijke steekproef54 58945 32049 08752 10947 707
Steekproef Noordvleugel2 6712 1662 3073 0383 467
Steekproef MRDH-5 8946 3717 0066 168
Steekproef SPL--797--
Steekproef Utrecht--4 3784 9304 611

2.2 Aandeel correcties

De belangrijkste correctie die met het oog op de plausibiliteit wordt uitgevoerd op het ODiN-bestand is de correctie op basis van geconstateerde extreme snelheden. Om te hoge en te lage ritsnelheden (rekening houdend met de ritvervoerwijze) te corrigeren zijn regels opgesteld die de gerespondeerde ritafstand en/of ritreisduur aanpassen. In ODiN 2022 gebeurde dit bij 5,7 procent van alle reguliere ritten. In 2,7 procent van de ritten ging het om correcties vanwege een te hoge snelheid en in 2,9 procent van de ritten betrof het een correctie vanwege een te lage snelheid. Zie tabel 2.2.1 voor de percentages gecorrigeerde ritten van 2019 tot en met 2022.

2.2.1 Percentage gecorrigeerde ritten in opgeleverde bestanden per jaar
ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021ODiN 2022
Totaal5,86,05,85,7
Correctie van een te hoge snelheid2,82,92,72,7
Correctie van een te lage snelheid3,03,13,12,9

2.3 Uitval niet-bruikbare responsen

De responsen die uit het veldwerk komen worden getoetst op bruikbaarheid. Dit gebeurt op verschillende momenten in het verwerkingsproces. Responsen worden verwijderd bij het ontbreken van essentiële informatie en bij inconsistenties van gegevens die niet op een aannemelijke wijze gecorrigeerd kunnen worden. Ook gevallen waarbij de respondent duidelijk niet serieus heeft ingevuld of waarbij de respondent de vragen overduidelijk foutief geïnterpreteerd heeft, worden - indien gesignaleerd - verwijderd. In tabel 2.3.1. wordt het aantal responsen en de uitval gepresenteerd voor ODiN 2019 tot en met 2022. Uit die tabel volgt dat voor ODiN 2022 62.368 responsen uit het veldwerk opgehaald werden. De uitval in het verwerkingsproces bedroeg 415 responsen. In het databestand zijn daarmee uiteindelijk 61.953 respondenten aanwezig.

2.3.1 Aantal responsen en uitval in verwerkingsproces per jaar
ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021ODiN 2022
Responsen uit veldwerk53 84963 51067 41262 368
Uitval 469 570 329 415
Responsen in het databestand53 38062 94067 083 61 953

3) Een belangrijk verschil tussen een responseis en een responswens is dat bij een responseis de steekproef zodanig wordt getrokken dat de kans op het behalen ervan groter is dan bij een responswens. Daarnaast worden bij een responseis indien nodig extra maatregelen ingezet om het vereiste responsaantal te behalen.

3. Reizigerskilometers

In dit hoofdstuk worden reizigerskilometers per jaar gepresenteerd van inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. De totale vervoersprestatie betreft alle reizigerskilometers van inwoners van Nederland in Nederland inclusief binnenlandse vakanties en serieverplaatsingen maar exclusief (beroepsmatig) wegvervoer met vrachtwagens.

Bij het vergelijken van de cijfers in dit hoofdstuk dient rekening te worden gehouden met het feit dat het aantal kilometers per jaar afhankelijk is van het aantal dagen van het jaar (schrikkeljaren), maar dat dit bijvoorbeeld ook afhankelijk kan zijn van het aantal doordeweekse dagen, weekenddagen en werkdagen in een jaar (zie bijlage B voor een overzicht met de verschillen per jaar).

De vervoersprestatie in tabel 3.1 is uitgesplitst naar vervoerwijze. Zoals gebruikelijk voor de reizigerskilometers zijn de afstanden gebaseerd op de ritinformatie4).

3.1 Totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar ritvervoerwijze per jaar
2019202020212022verschil 2022 t.o.v. 2021 (%)verschil 2022 t.o.v. 2019 (%)
Totaal218,8152,0*168,4*186,9*+11-15
Personenauto als bestuurder108,579,4*85,6*92,9*+9-14
Personenauto als passagier39,025,8*30,2*32,7*+8-16
Trein24,19,6*10,215,8*+54-35
Bus/tram/metro6,52,9*3,5*5,0*+46-22
Fiets17,8*15,5*16,1*18,4*+14+3
Lopen5,26,6*8,2*7,2*-12+40
Overig17,912,1*14,7*15,0+2-16
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Door de covid-19 pandemie en de maatregelen die de regering nam om de gevolgen voor de bevolking en de gezondheidszorg zo gunstig mogelijk te laten verlopen, waren 2020 en 2021 uitzonderlijke jaren. Veel van die maatregelen hadden ook hun weerslag op het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking. In 2022 zijn de meeste maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-19 beëindigd; halverwege januari 2022 eindigde een periode met een harde lockdown. Het virus en de bijbehorende maatregelen hadden in 2022 een minder grote uitwerking op de mobiliteit van Nederlandse bevolking dan in de twee jaren daarvoor. 2022 was echter ook het jaar waarin Rusland haar buurland Oekraïne binnenviel (24 februari 2022) en daarmee een oorlog startte die wereldwijd (economische) gevolgen had, zoals hogere brandstofprijzen.

In 2022 bedraagt de totale vervoersprestatie in ODiN 186,9 miljard reizigerskilometers zoals weergegeven in tabel 3.1. Dit is een significante toename van 11 procent ten opzichte van 2021. De totale vervoersprestatie is bijna een zevende minder dan in ODiN 2019 en uit nadere analyse blijkt ook dat verschil significant. Voor de meeste vervoerwijzen geldt dat de totale vervoersprestatie in 2022 significant is toegenomen ten opzichte van 2021. De vervoersprestatie voor de modaliteit ‘lopen’ is daarentegen significant lager dan in 2021 (-12 procent). Ten opzichte van 2019 liggen de vervoersprestaties van bijna alle vervoerwijzen in 2022 significant lager dan in 2019. Uitzondering hierop vormen de vervoersprestaties van fietsen en lopen die in 2022 significant hoger zijn dan in 2019 (3 en 40 procent, respectievelijk).

Het aantal reizigerskilometers afgelegd door autobestuurders van een personenauto in 2022 is in vergelijking met 2021 significant toegenomen met 9 procent tot 92,9 miljard kilometer. Vergeleken met 2019 is het aantal personenautobestuurderskilometers in 2022 significant lager (-14 procent). Het aantal kilometers voor passagiers in een personenauto nam in 2022 eveneens significant toe ten opzichte van 2021. Vergeleken met 2019 zijn de autopassagierskilometers in 2022 significant lager (-16 procent).

Voor het controleren van de plausibiliteit van het aantal personenautobestuurderskilometers door inwoners van Nederland op Nederlands grondgebied uit ODiN 2022, kon alleen een vergelijking worden gemaakt met voorlopige cijfers van het CBS over het aantal kilometers gemaakt met personenauto’s op Nederlands grondgebied in 2022, berekend op basis van kilometerregistraties uit de OKR (Online Kilometer Registratie) van de Dienst Wegverkeer (RDW)(CBS, 2023b). Op basis van die voorlopige cijfers blijkt dat in vergelijking met 2021 het aantal kilometers van Nederlandse plus buitenlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied in 2022 is toegenomen met ruim 8 procent (zie paragraaf 7.3). Op basis van beide resultaten van +9 procent (ODiN) én +8 procent (verkeersprestaties) blijkt dat deze elkaar ondersteunen en daarmee de plausibiliteit van het ODiN-resultaat.

Het aantal treinreizigerskilometers is in 2022 significant gewijzigd ten opzichte van 2021. Uit ODiN blijkt dat het aantal reizigerskilometers met de trein is toegenomen van 10,2 miljard in 2021 naar 15,8 miljard in 2022. Een toename van 54 procent. Ten opzichte van de 24,1 miljard reizigerskilometers in 2019 is het aantal treinreizigerskilometers in 2022 35 procent lager. De grootste treinvervoerder, de Nederlandse Spoorwegen (NS), rapporteert letterlijk in het jaarverslag over 2022: “In 2022 maakten reizigers 13,3 miljard kilometers met de trein (2021: 9 miljard)” (NS, 2023). Uit een NS-tabel over duurzame prestaties blijkt dat het aantal reizigerskilometers in 2019 18,9 miljard bedroeg, in 2020 8,3 miljard, in 2021 8,6 miljard en in 2022 13,3 miljard). Uit deze NS-cijfers is te berekenen dat in 2022 het aantal reizigerskilometers met de trein is toegenomen met 54 procent ten opzichte van 2021. In vergelijking met 2019 is het aantal treinreizigerskilometers in 2020 volgens de NS 29 procent lager. Deze tendens komt in grote mate overeen met de ODiN-resultaten.

Uit de ODiN-cijfers blijkt dat het aantal reizigerskilometers met bus, tram en metro met 46 procent (significant) toenam van 3,5 miljard kilometer in 2021 naar 5 miljard in 2022. Daarmee lag het aantal reizigerskilometers met deze vervoerwijzen bijna een kwart onder het niveau van 2019.

In de OV-klantenbarometer (CROW, 2023) wordt vermeld dat het aantal OV-reizigers dat bij het veldwerk is geteld, per rit in 2021 59 procent is van de bezetting in 2019. In 2022 kwam dit uit op 74 procent van de bezetting in 2019 (zie ook paragraaf 7.6.2.) Dit zijn cijfers over het gehele OV. Hoewel niet 1-op-1 vergelijkbaar met de resultaten uit ODiN in reizigerskilometers, kan uit de gegevens van de OV-klantenbarometer worden opgemaakt dat er in 2022 door meer personen is gereisd met het OV en dat het percentage reizigers in 2022 ongeveer een kwart lager is dan in 2019. Deze tendens wijst in dezelfde richting als de resultaten uit ODiN.

‘In 2022 27 procent minder ingecheckt in openbaar vervoer dan voor corona’, kopte het CBS (CBS, 2023a). Uit nieuwe cijfers over inchecktransacties bij trein, bus, tram en metro, samengesteld door het CBS en Translink blijkt dat in 2022 966 miljoen keer werd ingecheckt in het openbaar vervoer, hetgeen een toename is van 40 procent vergeleken met 2021 (zie ook paragraaf 7.6.4). Nu is het aantal inchecktransacties niet 1-op-1 vergelijkbaar met de reizigerskilometers en registreert Translink niet het complete OV, maar het geeft wel aan dat er vaker gereisd is in 2022 met het openbaar vervoer.

Het totale aantal reizigerskilometers op de fiets nam van 2021 naar 2022 significant toe met 2,3 miljard (14 procent). Enige ondersteuning voor een toename van het aantal reizigerskilometers op de fiets volgt uit resultaten van het Landelijk Reizigersonderzoek 2022 (IenW, 2023). Voor dit onderzoek onder Nederlanders van 18 jaar of ouder, zijn van begin oktober 2022 tot en met begin november 2022 data verzameld. Uit het rapport van het Landelijk Reizigersonderzoek opgesteld in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat blijkt dat volgens de deelnemers aan het onderzoek het aantal fietsritten in het woon-werkverkeer met ruim 2 miljoen per week is toegenomen ten opzichte van 2021 (zie paragraaf 7.5 voor meer informatie over dit onderzoek). 
Uit de gegevens van ODiN 2022 blijkt dat ten opzichte van 2019 de vervoersprestatie op de fiets ook significant verschilt. Het aantal van 18,4 miljard reizigerskilometers op de fiets in 2022 is significant hoger (3 procent) dan in 2019 (17,8 miljard kilometer).

De vervoersprestatie van lopen is in 2022 significant verminderd met 1 miljard reizigerskilometers (-12 procent) in vergelijking met 2021. Ten opzichte van 2019 is het aantal reizigerskilometers te voet in 2022 2 miljard hoger (40 procent), dat is significant.

Als laatste volgt de totale vervoersprestatie van ‘overige vervoerwijzen’. Uit de gegevens van 2022 blijkt dat deze niet significant is gewijzigd ten opzichte van 2021, maar wel ten opzichte van 2019. Het aantal reizigerskilometers met het totaal aan ‘overige vervoerwijzen’ waaronder bestelauto’s, brom-, snor- en motorfietsen, invalidevoertuigen, steps, skeelers en dergelijke, is in 2022 ongeveer een zesde deel lager dan in 2019.

Tabel 3.2 bevat de totale reguliere reizigerskilometers in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven naar verplaatsingsmotief.

3.2 Reguliere reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar motief per jaar
2019202020212022verschil 2022 t.o.v. 2021 (%)verschil 2022 t.o.v. 2019 (%)
Totaal210,9147,0*161,2*180,9*+12-14
Van en naar het werk57,0*36,4*36,344,3*+22-22
Zakelijk en beroepsmatig19,2*10,9*11,412,4+9-35
Diensten en verzorging4,33,6*4,4*4,3-2+1
Winkelen en boodschappen doen18,314,7*15,317,1*+12-7
Onderwijs of cursus volgen12,06,0*6,9*9,7*+40-19
Visite en logeren34,2*24,0*27,6*30,1*+9-12
Uitgaan, sport en hobby39,2*23,7*27,8*34,1*+23-13
Toeren en wandelen9,512,2*14,9*12,3*-17+29
Ander motief17,215,4*16,6*16,70-3
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit de ODiN-gegevens van tabel 3.2 volgt dat het totaal aantal reguliere reizigerskilometers in 2022 significant verschilt met 2021. Ook is er een significant verschil ten opzichte van 2019, blijkt uit aanvullende analyse. Het verschil tussen de totale vervoersprestatie (tabel 3.1) en het totaal aantal reguliere reizigerskilometers bedraagt in 2022 6,0 miljard kilometer (in 2021 was dat 7,1 miljard kilometer). Het verschil tussen beide gegevens is toe te schrijven aan de serieverplaatsingen die bij het berekenen van de totale vervoersprestatie wél worden meegenomen, maar niet bij de reguliere verplaatsingen. Het aantal kilometers aan serieverplaatsingen van 6,0 miljard reizigerskilometers is in 2022 ruim 15 procent lager dan in 2021, en ligt onder het niveau van 2019 toen er bijna 8 miljard kilometer aan serieverplaatsingen werd afgelegd. Aanvullende analyse van de serieverplaatsingen leert dat het aantal reizigerskilometers gereden in bestelauto’s in 2022 significant is afgenomen met ruim een miljard kilometers in vergelijking met 2021 (-33 procent). Aangezien bestelauto’s tijdens serieverplaatsingen veelal gebruikt worden voor het halen en brengen van goederen, ligt deze afname in lijn met andere CBS-onderzoeken waaruit volgt dat de Nederlander in 2022 minder goederen online koopt en dat de omzet van de internetverkopen in 2022 is afgenomen met 5,8 procent in vergelijking met 2021 (CBS, 2022a en CBS, 2022b).

Gelet op de verdeling naar motief in tabel 3.2 blijkt dat voor de motieven ‘Van en naar het werk’, ‘Winkelen en boodschappen doen’, ‘Onderwijs- of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’ en uit ‘Uitgaan, sport en hobby’ het aantal reguliere reizigerskilometers in ODiN 2022 significant hoger is dan bij ODiN 2021. Met als motief ‘Toeren en wandelen’ zijn in 2022 significant minder reizigerskilometers afgelegd. Voor alle andere motieven geldt dat het aantal reguliere reizigerskilometers in 2022 niet significant verschilt van 2021.

De overheid heeft in 2020 en 2021 vele maatregelen genomen om de kans op besmetting met en verspreiding van het coronavirus zo veel mogelijk te beperken (Rijksoverheid, z.d.), (RIVM, 2022). Eind 2021 werd een harde lockdown ingevoerd. In december 2021 meldt de Nederlandse regering dat het aantal coronabesmettingen (omikron variant) zeer snel oploopt. Zij kondigt daarop aan dat Nederland vanaf zondag 19 december in een lockdown gaat. De regels die dan gelden luiden: blijf zoveel mogelijk thuis, ook tijdens de feestdagen. Buiten maximaal met 2 personen of 1 huishouden samen zijn (kinderen jonger dan 13 uitgezonderd) en ontvang op 24 tot en met 26 december en tijdens de jaarwisseling maximaal 4 personen (maximaal 2 per dag). Publiek toegankelijke locaties gaan dicht met uitzondering van essentiële winkels en diensten, bibliotheken, banken en overheidsorganisaties. Ook scholen en buitenschoolse opvang (BSO) gaan dicht. Voor kwetsbare leerlingen en kinderen van ouders met een cruciaal beroep zijn er uitzonderingen.

Op 10 januari 2022 worden de regels versoepeld. Basisscholen, middelbare scholen en scholen voor speciaal (voortgezet) onderwijs en de BSO openen weer.

Op 15 januari 2022 gaan het MBO (middelbaar beroepsonderwijs), HBO (hoger beroepsonderwijs) en de universiteiten weer open. Diverse activiteiten mogen weer zowel binnen als buiten worden uitgeoefend zoals toneel- of muziekles, sporten. Maar er gelden nog restricties zoals de verplichting een coronatoegangsbewijs te hebben voor deelname. Het houden van sportwedstrijden is enkel toegestaan binnen de eigen club en zonder publiek. Niet essentiële winkels mogen open tot 17.00, noodzakelijke winkels tot 20.00 uur. In winkels is een mondkapje en 1,5 meter afstand houden verplicht. Er mag maximaal 1 bezoeker per 5m² worden ontvangen. Kappers, nagelstudio’s en sekswerkers mogen weer werken tot 17.00 uur. Thuis mag men nu maximaal 4 personen per dag van 13 jaar of ouder ontvangen.

Op 26 januari 2022 mogen restaurants, concertzalen, theaters, bioscopen, musea, dierentuinen en pretparken weer open tussen 05.00 en 22.00 uur. Binnen gelden vaste zitplaatsen. Evenementen (concerten en beurzen) mogen weer binnen en buiten met maximaal 1.250 mensen en vaste zitplaatsen. Grote evenementen mogen alleen buiten plaatsvinden, maar festivals zijn nog niet toegestaan.

Vanaf 15 februari 2022 is bezoek thuis weer mogelijk en mogen mensen de helft van de tijd op kantoor werken. In de maanden daarna verdwijnen stapsgewijs de meeste coronamaatregelen. Op 15 maart worden de coronaregels omgezet in adviezen en zijn er geen coronaregels en adviezen meer om thuis te werken (RIVM, 2023).

Uit de resultaten van ODiN 2022 blijkt dat het totaal aantal reguliere reizigerskilometers afgelegd voor het motief ‘Onderwijs of cursus volgen’ ten opzichte van 2021 significant is toegenomen met 40 procent tot 9,7 miljard. Ook in 2021 zorgden overheidsmaatregelen met betrekking tot het onderwijs ervoor dat onderwijsinstellingen soms fysiek moesten sluiten teneinde besmettingen te voorkomen Dit gold ook voor de kinderopvang en de buitenschoolse opvang (BSO). In 2022 golden dit soort maatregelen in vergelijking met de twee voorafgaande jaren voor een veel kortere periode namelijk alleen tot 15 januari. Voor een deel van het onderwijs gingen zelfs de deuren op 10 januari weer open. In vergelijking met ‘pre-coronajaar’ 2019 ligt het aantal reizigerskilometers voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ 19 procent lager.

Het aantal reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ is in vergelijking met 2021 met 22 procent significant toegenomen tot ruim 44 miljard in 2022. Ten opzichte van 2019 is dit significant lager (-22 procent ofwel 12,7 miljard reizigerskilometers minder). Tot 15 februari 2022 was op mensen die op kantoor werkten nog de coronaregel over thuis werken van toepassing. Vanaf 15 februari 2022 mochten mensen de helft van de tijd op kantoor werken. Volgens de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (TNO, 2023) was vanaf 2020 een sterke stijging te zien in het aandeel werknemers dat deels thuis, ofwel hybride werkt. Het aandeel steeg van bijna 37% in 2019 naar ruim 47% in 2020. Sinds de pandemie is het thuiswerken iets afgenomen. In 2022 werkten bijna de helft van de werknemers (45%) soms of meestal thuis. In totaal werkten Nederlanders in 2022 gemiddeld 11 uur per week thuis. Twee jaar daarvoor was dat nog 19 uur (Arboportaal.nl, 2023).

Volgens het Landelijk Reizigersonderzoek waarvan de dataverzameling is uitgevoerd van 10 oktober tot 8 november 2022 wordt er nog steeds thuisgewerkt, maar is dat minder vaak dan in voorgaande jaren. Uit dat onderzoek volgt dat er in 2022 gemiddeld 1,1 dag per week werd thuisgewerkt en dat dit minder was dan in 2021, maar meer dan vóór corona (IenW, 2023, zie ook paragraaf 7.5). Deze resultaten en ook de resultaten op basis van het NEA ondersteunen de plausibiliteit van de gevonden resultaten betreffende de veranderingen van het aantal reizigerskilometers gereisd om ‘Van en naar het werk’ te gaan van ODiN 2022 in vergelijking met ODiN 2021 en ODiN 2019.

In 2022 zijn significant meer reizigerskilometers afgelegd voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ namelijk 12 procent meer dan in 2021. Zoals hierboven gemeld werden de openingstijden van niet essentiële winkels op 15 januari 2022 verruimd en een maand later waren er weinig beperkingen meer voor het bezoeken van winkels. Ook de rest van 2022 volgden geen extra beperkingen meer van de reguliere openingstijden. Naast een toename van het aantal reizigerskilometers in ODiN, volgt ook uit de CBS-gegevens over de omzet van de detailhandel dat deze van 2021 naar 2022 is toegenomen met 7,5 procent (CBS, 2022b). In vergelijking met ODiN 2019 zijn er in 2022 significant minder reizigerskilometers afgelegd (-7 procent) om boodschappen te doen en te winkelen. Deze ontwikkeling is ook terug te zien in de omzetgegevens van de detailhandel waaruit volgt dat de omzet in 2022 bijna 19 procent lager is dan in 2019.

Uit ODiN blijkt dat in 2022 23 procent meer reizigerskilometers zijn gemaakt dan in 2021 om uit te gaan, te sporten of om een hobby uit te oefenen. Dat verschil is significant. In 2022 waren er na de harde lockdown nog voor een deel van het jaar beperkingen met betrekking tot bezoek aan uitgaansgelegenheden, bioscoop- en theatervoorstellingen, sportevenementen, festivals en dergelijke (RIVM, 2023). In het Landelijk Reizigersonderzoek (LRO) wordt gemeld dat het aandeel mensen dat reizen maakt voor bezoek aan familie en vrienden en voor vrijetijdsbesteding in 2022 op hetzelfde niveau gebleven is als in 2021 en nog niet terug is op het niveau van vóór corona. Bij het interpreteren van de deze LRO-resultaten is voorzichtigheid geboden. Gezien de periode waarin de dataverzameling in beide jaren plaatsvond is bij de doorrekening naar jaartotalen aangenomen dat de onderzoeksweek in oktober 2022 representatief is voor het hele jaar 2022. Dat zal waarschijnlijk niet het geval zijn geweest rapporteren de onderzoekers. Voor de 2021 uitkomsten geldt dit eveneens (IenW, 2023 pag. 19). Daarnaast is de onderzoekspopulatie van beide onderzoeken verschillend en zijn er mogelijk ook verschillen tussen de afbakening van de motieven in het ODiN en het LRO. Daarnaast is het moeilijk het aandeel mensen dat reizen maakt (LRO) te vergelijken met het aantal reizigerskilometers (ODiN). Dit alles maakt het lastig een uitspraak te doen of de in het LRO gemelde tendens wel of niet in lijn is met de gevonden toename het aantal reizigerskilometers voor de motieven ’Visite en logeren’ (9 procent) en ‘Uitgaan, sport en hobby’ (23 procent) van 2021 naar 2022 in het ODiN-onderzoek.

In ODiN 2022 blijkt dat er een significant verschil is tussen het aantal reizigerskilometers voor het motief ‘Uitgaan, sport en hobby’ in 2022 in vergelijking met 2019 (-13 procent). Dit lijkt wel meer in lijn met de gevonden richting in het Landelijk Reizigersonderzoek dat het aandeel mensen dat reizen maakt voor vrijetijdsbesteding in 2022 nog niet terug is op het niveau van vóór corona.

De significante toename in ODiN van het aantal reizigerskilometers met 9 procent voor het motief ‘Visite en logeren’ van 2021 naar 2022 was te verwachten. In 2022 waren nog maar een relatief korte periode (tot 15 februari) beperkende regels van kracht omtrent bezoek voor mensen die niet met het coronavirus besmet waren, in vergelijking met 2021 (zie RIVM, 2023). Ondanks de toename van het aantal reizigerskilometers voor dit motief in 2022 is het aantal reizigerskilometers voor ‘Visite en logeren’ ten opzichte van 2019 significant lager (-12 procent).

Het aantal kilometers dat is afgelegd met het motief ‘Zakelijk en beroepsmatig’ in 2022 is niet significant gewijzigd ten opzichte van een jaar eerder. Het aantal zakelijke en beroepsmatige kilometers in 2022 (12,4 miljard kilometer) was 35 procent lager dan in 2019.

Opmerkelijk is dat in 2022 het aantal reizigerskilometers gemaakt voor toeren en wandelen gedaald is met 17 procent. De afgelopen twee jaren was dit aantal reizigerskilometers steeds toegenomen. In 2020 en 2021 was wandelen en ook toeren, vaak een van de weinige dingen die mensen nog konden doen om een ‘frisse neus’ te halen binnen de beperkende maatregelen die er golden om besmettingen met het coronavirus te beperken. Uit de tijdlijn van het RIVM blijkt, dat er veel minder beperkende maatregelen waren in 2022 en Nederland uiteindelijk helemaal ‘van het slot’ ging in maart. Er was daardoor een grotere keuze in activiteiten. Er is een significant verschil tussen het aantal reizigerskilometers afgelegd voor toeren en wandelen in 2022 en 2019. Het aantal reizigerskilometers voor toeren en wandelen is in 2022 zo’n 2,8 miljard hoger (29 procent) dan in 2019. Op dit moment zijn er geen onderzoeken beschikbaar waar dit gevonden resultaat aan kan worden getoetst.

Het aantal reizigerskilometers met het motief ‘Diensten en verzorging’ in 2022 bleef nagenoeg gelijk aan dat van 2021 (verschil is niet significant). Ook het verschil in reizigerskilometers tussen 2022 ten opzichte van 2019 is niet significant voor dit motief. 
Ten behoeve van de plausibiliteitsrapportage van dit jaar is onderstaande extra analyse naar maand gemaakt voor resultaten gepresenteerd over de vervoersprestatie in tabel 3.1 en over de reguliere reizigerskilometers in tabel 3.2.

In grafiek 3.3 is de totale vervoersprestatie van 2018 tot en met 2022 per maand in beeld gebracht. De totale vervoersprestatie (zie ook tabel 3.1) is de som van het aantal reguliere reizigerskilometers en de kilometers van serieverplaatsingen. Uit de grafiek is af te leiden dat het patroon van de vervoersprestaties per maand over het hele jaar voor de jaren 2018 en 2019 grote overeenkomsten vertonen. Het niveau van beide jaren komt sterk overeen. De grootste verschillen komen voor in maanden augustus en november. In augustus en november was vervoersprestatie in 2019 7 procent hoger dan in 2018. Of deze verschillen significant zijn, is niet berekend.

3.3 Totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar maand per jaar
maand2018 (mld km)2019 (mld km)2020 (mld km)2021 (mld km)2022 (mld km)
januari18,517,716,79,812,4
februari16,516,316,29,812,7
maart18,217,511,812,216,1
april18,918,27,112,915,4
mei19,319,010,414,716,8
juni18,518,912,414,816,0
juli18,818,015,516,015,4
augustus17,418,714,516,816,2
september18,519,214,216,416,2
oktober19,118,911,917,316,6
november17,618,911,214,516,7
december16,817,710,213,116,2

De vervoersprestaties van de maanden januari en februari 2020 lopen tot en met februari relatief gelijk op met die in dezelfde maanden van 2018 en 2019. Na februari 2020 neemt de vervoersprestatie fors af. In maart 2020 kondigde de overheid een “intelligente” lockdown af; ze nam maatregelen met als doel verspreiding van het coronavirus te beperken (RIVM, 2022). Maart 2020 is de vervoersprestatie bijna een derde lager dan in dezelfde maand in 2019. In april 2020 is de vervoersprestatie in vergelijking met dezelfde maand in 2019 bijna twee derde lager. Vanaf mei 2020 worden enkele maatregelen versoepeld: meeste contactberoepen zijn weer mogelijk en basisscholen en kinderdagverblijven mogen weer open. In juni kunnen scholen voor voortgezet onderwijs gedeeltelijk open en mag ook de horeca weer open. Vanaf mei 2020 neemt de vervoersprestatie dan ook weer toe. In mei is de vervoersprestatie 45 procent lager dan in mei 2019 en in juni 34 procent lager dan in juni 2019 en deze neemt toe totdat het verschil in juli 2020 14 procent is vergeleken met juli 2019. In juli 2020 vindt er verdere versoepeling van de maatregelen plaats. Na juli 2020 neemt de vervoersprestatie weer af. Mogelijk is dat een combinatie van seizoensinvloeden zoals de vakantie en geleidelijke aanscherping van coronamaatregelen. Dit is niet verder onderzocht. In september 2020 is de vervoersprestatie ruim een kwart lager dan in september 2019. In oktober 2020 kondigde de overheid een gedeeltelijke lockdown af en op 14 december een lockdown met meer beperkende maatregelen. Vanaf oktober 2020 wordt het verschil in vervoersprestatie tussen dezelfde maanden in 2019 weer groter. De vervoersprestatie in oktober is 37 procent lager, in november 40 procent lager en in december 42 procent lager.

Gelet op de tijdlijnen van 2020 en 2021 in grafiek 3.3, is zichtbaar dat de vervoersprestatie van de maanden januari en februari 2021 fors lager ligt dan die van januari 2018, 2019 en 2020. Het verschil met 2020 in die maanden is rond de -40 procent. In januari 2021 werd aan de reeds geldende maatregelen ook een avondklok toegevoegd. Vanaf 1 maart 2021 volgen er weer wat versoepelingen. In maart 2021 neemt de vervoersprestatie toe tot 4 procent boven het niveau van maart 2020. In april ligt de vervoersprestatie van 2021 82 procent boven het niveau van april 2020. Een van de redenen daarvoor is dat in april 2020 de vervoersprestatie op een dieptepunt was. Toen gold de “intelligente lockdown”. Het verschil met april 2019 is dan -29 procent. Tot juli 2021 vinden er weer versoepelingen van maatregelen plaats (zie RIVM, 2022). Het niveau van de vervoersprestatie van de maanden mei en juni ligt dan ook hoger dan dat in 2020 in dezelfde maanden. In juli 2021 is de vervoersprestatie ruim een tiende lager dan in juli 2019. Na oktober 2021 worden de overheidsmaatregelen weer aangescherpt bijvoorbeeld met: “werk minimaal de helft van de tijd thuis” tot “ga alleen naar het werk als het moet”, sporten zonder publiek etc. Op 19 december 2021 volgt weer een lockdown. Ofschoon de totale vervoersprestatie ook in de maanden november en december hoger is dan in dezelfde maanden in 2020 toen ook daar strenge maatregelen en een lockdown golden was er toch een verschil in het pakket van maatregelen in die jaren. De vervoersprestatie in november en december 2021 was toch bijna 30 procent hoger dan in 2020, maar ongeveer een kwart lager dan in 2019.

Volgen we de tijdlijnen van 2022 en 2021, dan valt op dat in alle maanden van beide jaren de vervoersprestatie lager is dan in dezelfde maanden in 2019. In de maanden maart en december van 2022 is het verschil in vervoersprestatie het kleinst, namelijk rond 8 á 9 procent lager dan in dezelfde dagen in 2019. Of dit verschil statistisch significant is, is niet berekend. Het verschil is het grootst in de eerste twee maanden. In januari en februari 2022 is de totale vervoersprestatie respectievelijk bijna een derde en bijna een kwart lager dan in 2019 (-29 procent en -22 procent). In januari en in een deel van februari 2022 gold ook een lockdown. Ook in begin 2021 was er in die periode een lockdown. Het exacte pakket aan maatregelen waaruit beide lockdowns bestonden was overigens niet hetzelfde. De vervoersprestatie tijdens de lockdown in 2022 was hoger dan 2021. Vanaf maart 2022 is de vervoersprestatie in 2022 relatief stabiel en in de zomermaanden juli en augustus liggen de vervoersprestaties van de jaren 2020, 2021 en 2022 relatief dicht bij elkaar. In die periode golden er relatief weinig beperkende maatregelen of zelfs bijna geen mobiliteitsbeperkende maatregelen zoals in 2022. Het verschil in vervoersprestatie tussen juli 2019 en juli 2022 is -14 procent. In beide jaren zijn er op dat moment geen of nauwelijks nog maatregelen die de mobiliteit beperken.

Het totaal aantal reguliere reizigerskilometers is de totale vervoersprestatie minus de kilometers afgelegd tijdens serieverplaatsingen. In de eerder gepresenteerde tabel 3.2 is het aantal reguliere reizigerskilometers uitgesplitst naar motief. Voor het motief ‘Van en naar het werk’ zijn ook de verschillen per maand in de opeenvolgende jaren in kaart gebracht (grafiek 3.4). In de jaren 2020 en 2021 zijn tal van overheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van coronavirussen genomen en met name maatregelen die betrekking hebben op werken.

3.4 Reguliere reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar maand per jaar
maand2018 (mld km)2019 (mld km)2020 (mld km)2021 (mld km)2022 (mld km)
januari5,74,84,62,63,2
februari5,24,54,32,33,4
maart5,14,63,73,24,5
april5,04,91,93,03,4
mei5,25,12,32,83,8
juni5,34,33,03,23,8
juli5,54,93,03,33,3
augustus4,44,12,62,63,2
september4,74,73,23,53,9
oktober5,45,43,03,43,9
november5,25,22,63,54,1
december4,84,52,22,93,8

Op 12 maart 2020 werden mensen opgeroepen om zoveel mogelijk thuis te werken. Deze maatregel was vooral van toepassing voor mensen wier werk het zich leende om thuis te werken zoals veel kantoorpersoneel. Andere werkenden voor wie het werk op de werklocatie noodzakelijk was, zoals verplegend personeel of winkelpersoneel moesten toch hun gang naar het werk blijven maken. In januari en februari 2020 zijn er bescheiden verschillen (-4 procent, significantie niet berekend) met een jaar eerder in het aantal gereisde reguliere reizigerskilometers van en naar het werk. In maart 2020, als eerder genoemde maatregelen van start gaan, neemt het aantal reizigerskilometers af met een vijfde vergeleken met dezelfde maand in 2019. In de maanden april en mei 2020 ligt het aantal kilometers meer dan de helft lager (respectievelijk -62 procent en -54 procent) dan in dezelfde maanden in 2019. In de periode juni tot en met augustus 2020 worden de overheidsmaatregelen geleidelijk minder streng en volgen er versoepelingen van de openstelling van scholen. Ook het uitoefenen van contactberoepen is weer mogelijk en de horeca mag de deuren openen. Er worden geen specifieke versoepelingen aangekondigd voor bijvoorbeeld kantoorpersoneel dat thuis kan werken. De reizigerskilometers om van en naar het werk te gaan, nemen weliswaar toe ten opzichte van het dieptepunt in april maar liggen in die maanden een kwart tot een derde lager dan in dezelfde periode een jaar eerder. In augustus 2020 is het aantal reizigerskilometers van en naar het werk 37 procent minder dan in augustus 2019. In september 2020 is het aantal kilometers een derde minder dan in september 2019. In het laatste kwartaal van het jaar neemt het aantal reizigerskilometers gestaag af en wordt het verschil met 2019 groter. In november en december 2020 gingen er verzwarende maatregelen gelden en ging de overheid op 14 december over tot het uitroepen van een lockdown. Dat betekende onder andere sluiting van niet-essentiële winkels, sluiting van (sport)scholen en mensen werden gevraagd zoveel mogelijk thuis te blijven. Het aantal reizigerskilometers van en naar het werk neemt daarna in november en december 2020 af totdat het nog maar de helft bedraagt van het aantal kilometers gereisd van en naar het werk in november en december 2019.

Het aantal kilometers dat men van en naar het werk reist, bevindt zich in januari en februari 2021 nog steeds op een dieptepunt. Het verschil met januari en februari 2020 is dan respectievelijk -45 en -46 procent. Vanaf 1 maart mogen middelbare scholen en het MBO weer gedeeltelijk open, een deel van de contactberoepen mogen weer starten en (niet-essentiële) winkels mogen op afspraak weer klanten ontvangen. Ten opzichte van februari 2021 neemt het aantal reizigerskilometers voor reizen van en naar het werk weer toe. Het aantal kilometers in maart 2021 is bijna een derde lager (-29 procent) dan in 2019 toen dergelijke maatregelen niet golden. In april ligt het aantal reizigerskilometers van en naar het werk ruim boven dat van april 2020. Dat beeld is echter vertekenend, omdat in 2020 de “intelligente lockdown’ van kracht was waarin mensen werden opgeroepen zoveel mogelijk thuis te werken. In dezelfde periode in 2021 was de situatie wat minder streng maar bereikt het aantal gereisde kilometers van en naar het werk nog niet het niveau van 2019. Het aantal kilometers gereisd voor dit motief ligt in mei 45 procent lager dan in 2019 en in augustus 37 procent lager. Wel ligt in de periode april tot augustus 2021 het aantal reizigerskilometers hoger dan in 2020. In de zomermaand augustus ligt het aantal kilometers in 2020 en 2021 even hoog. Ook in de periode september tot en met december 2021 werd evenals in 2020 een oproep gedaan aan werkenden om thuis te werken als het kan of het aantal dagen op het werk te beperken tot de helft. Echter het aantal kilometers dat in deze maanden in 2021 wordt gereisd om van en naar het werk te gaan, ligt dan een tiende tot een derde hoger dan in dezelfde maanden in 2020, maar ruim een derde lager dan in 2019.

Ook begin 2022 geldt nog steeds de ‘harde lockdown’ die op 19 december 2021 was ingegaan. Vanaf 15 februari 2022 mogen mensen (weer) de helft van de tijd op kantoor werken. In januari 2022 is het aantal reizigerskilometers met het doel ‘Van en naar het werk’ alleen hoger dan in januari 2021 maar minder dan in januari 2018, 2019 en 2020. Als op 15 februari 2022, de lockdownmaatregelen worden versoepeld, neemt het aantal reizigerskilometers toe tot op nagenoeg hetzelfde niveau als in maart 2019. Op 15 maart worden de coronaregels afgevlakt tot adviezen en zijn er geen coronaregels en adviezen meer om thuis te werken. In januari 2022 worden er al bijna een kwart meer reizigerskilometers afgelegd om van en naar het werk te reizen dan in januari 2021. In februari en maart 2022 zijn dit al respectievelijk 46 en 38 procent meer kilometers dan in dezelfde maanden in 2021. In april 2022 is het aantal reizigerskilometers ondanks het feit dat per 15 maart de coronaregels alleen nog adviezen zijn, afgenomen met 23 procent (-1 miljard reizigerskilometers) in vergelijking met de maand ervoor. Over het eerste kwartaal van 2022 schrijft het CBS dat het ziekteverzuim het hoogst is dat ooit is gemeten (CBS, 2023c). Ook uit een onderzoek door Kantar onder leidinggevenden in opdracht van Nationale Nederlanden blijkt dat een record aantal mensen zich heeft ziekgemeld in het eerste kwartaal van 2022 (Nationale Nederlanden, 2023). In mei neemt het aantal gereisde kilometers van en naar het werk weer toe. In vergelijking met mei 2021 is het aantal reizigerskilometers in 2022 35 procent hoger. In juli is het aantal reizigerskilometers afgelegd met motief ‘Van en naar het werk’, gelijk aan dat van 2021. Na augustus 2022 neemt dit aantal weer toe. Het aantal reizigerskilometers blijft dan hoger dan in 2021 en 2020, maar is in 2022 lager dan in de jaren 2018 en 2019, variërend tussen -15 en -28 procent.

4) Dit is de meest zuivere bepaling. Verplaatsingen kunnen met meerdere vervoerwijzen worden gemaakt, bijvoorbeeld fiets-trein-bus-lopen. In dat geval wordt bij de hier gehanteerde afleiding de afgelegde afstand per rit van al de vier gebruikte vervoerwijzen binnen de hele verplaatsing ook toegekend aan elk van de vier gebruikte vervoerwijzen. ODiN kent daarnaast voor die gevallen een hoofdvervoerwijze toe voor de gehele verplaatsing op basis van de langst afgelegde afstand binnen de verplaatsing. Deze hoofdvervoerwijze speelt echter geen rol bij de toekenning van de hier gepresenteerde afstanden.

4. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag

De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en de verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar vervoerwijze en naar motief. Vanzelfsprekend is deze indicator gebaseerd op verplaatsingsinformatie, terwijl de tabellen in hoofdstuk 3 gebaseerd zijn op ritinformatie. Voor betere leesbaarheid zijn in alle tabellen van dit hoofdstuk de cijfers weergegeven per 1.000 personen van 6 jaar of ouder.

In tabel 4.1 wordt het gemiddeld aantal verplaatsingen in Nederland naar hoofdvervoerwijze van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland vermeld. Het betreft reguliere verplaatsingen5).

4.1 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze per jaar
2019202020212022verschil 2022 t.o.v. 2021 (%)verschil 2022 t.o.v. 2019 (%)
Totaal2 710*2 352*2 506*2 696*+80
Personenauto als bestuurder948805*823868*+5-9
Personenauto als passagier312240*257*278*+8-11
Trein8233*3552*+48-37
Bus/tram/metro72*35*3755*+48-23
Fiets757*626*636751*+18-1
Lopen426*523*614*585*-5+37
Overig11290*104*107+3-4
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 4.1 is af te leiden dat uit het ODiN-onderzoek van 2022 blijkt dat het totaal aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag (2.696) 8 procent hoger ligt ten opzichte van ODiN 2021. Deze toename is significant. Ten opzichte van 2019 is het totaal aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners nagenoeg gelijk. Voor de vervoerwijzen personenauto als bestuurder, personenauto als passagier, trein, bus/tram/metro en fiets, geldt dat het aantal verplaatsingen in 2022 significant is toegenomen. Het aantal verplaatsingen te voet is juist afgenomen in vergelijking met 2021. Ten opzichte van 2019 geldt dat met uitzondering van lopen, fiets en overig het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners in 2022 significant lager ligt dan in 2019. Voor de vervoerwijzen fiets en overig is er geen verschil tussen 2022 en 2019. Het aantal loopverplaatsingen is daarentegen significant toegenomen ten opzichte van 2019 met 37 procent tot 585 loopverplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2022.

De verhoudingsgewijze grootste toename in 2022 ten opzichte van 2021 deed zich voor bij het aantal verplaatsingen met het openbaar vervoer. Het aantal verplaatsingen met de trein of met bus/tram/metro was in 2022 voor beide vervoerwijzen 48 procent hoger dan in 2021. Dit sluit aan op de gerapporteerde toename van 40 procent aan inchecktransacties in 2022 bij trein, bus, tram en metro vergeleken met 2021 (zie ook paragraaf 7.6.4).

Ook het aantal verplaatsingen op de fiets is in 2022 toegenomen en wel met 18 procent. Mogelijk heeft onder andere het opheffen van de maatregelen in het begin van het jaar zoals sluiting van scholen, thuiswerken in plaats van op kantoor en dergelijke, ertoe bijgedragen dat er meer verplaatsingen op de fiets zijn gemaakt. In het Landelijk Reizigersonderzoek (onder personen van 18 jaar of ouder) wordt op basis van metingen in oktober/november 2022 een toename van het aantal fietsritten in het woon-werkverkeer voor heel 2022 gerapporteerd van ruim 17 procent. Uit de gegevens van ODiN 2022 blijkt dat er geen significant verschil is tussen het totaal aantal verplaatsingen op de fiets in 2022 en het jaar vóór de coronamaatregelen, 2019 (IenW, 2023).

Het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder als autobestuurder en als autopassagier van een personenauto, is in 2022 significant toegenomen met respectievelijk 5 procent en 8 procent. Volgens het Landelijk Reizigersonderzoek is het autogebruik in het woon-werkverkeer van mensen van 18 jaar of ouder toegenomen met 14 procent van 2021 naar 2022 (alleen gemeten in de maand oktober in 2021 en in oktober 2022 en daarbij zijn alleen mensen meegenomen die in een week minimaal één werkverplaatsing hebben gemaakt). Vergelijken we de ODiN-gegevens van 2022 met 2019 dan blijkt dat zowel het aantal verplaatsingen van personenautobestuurders (-9 procent) als dat van personenautopassagiers (-11) significant lager is in 2022.

Het aantal verplaatsingen te voet per 1.000 inwoners per dag is met -5 procent significant lager in 2022 dan in 2021. Ten opzichte van 2019 is het aantal loopverplaatsingen in 2022 ruim een derde hoger (37 procent).

Tabel 4.2 toont wederom het aantal dagelijkse verplaatsingen in Nederland per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland, maar ditmaal naar reismotief.

4.2 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar motief per jaar
2019202020212022verschil 2022 t.o.v. 2021 (%)verschil 2022 t.o.v. 2019 (%)
Totaal2 710*2 352*2 506*2 696*+80
Van en naar het werk505*370*371420*+13-17
Zakelijk en beroepsmatig107*72*7682+7-24
Diensten en verzorging8672*88*91+3+6
Winkelen en boodschappen doen544*552563580*+3+7
Onderwijs of cursus volgen222138*144183*+27-18
Visite en logeren273*238*259*263+2-4
Uitgaan, sport en hobby511357*374*481*+28-6
Toeren en wandelen171269*319*281*-12+64
Ander motief291*285312*317+2+9
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

De toename van het totaal aantal reguliere verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2022 met 8 procent is op basis van de indeling naar motief als volgt verdeeld.

De relatief grootste toename van het aantal reguliere verplaatsingen in 2022 in vergelijking met een jaar eerder vond plaats voor de motieven ‘Uitgaan, sport en hobby’ (28 procent) en ‘Onderwijs of cursus volgen’ (27 procent). Ook het gemiddeld aantal verplaatsingen om ‘Van en naar het werk’ te reizen nam toe met 13 procent van 2021 naar 2022. Ondanks deze toename ligt het aantal verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ met -17 procent significant onder het niveau van 2019. Het aantal verplaatsingen ten behoeve van ‘Uitgaan, sport en hobby’ is 6 procent lager dan in 2019. Ook het aantal verplaatsingen ten behoeve van ‘Onderwijs of cursus volgen’ is in 2022 significant (-18 procent) lager dan in 2019. Voor het motief ‘Winkelen en boodschappen doen’ is het aantal verplaatsingen in 2022 toegenomen met 3 procent (significant) in vergelijking met het vorig jaar. Ten opzichte van pre-coronajaar 2019 is het aantal winkelverplaatsingen toegenomen met 7 procent. Dat is eveneens significant.

In 2022 zijn er significant minder verplaatsingen gemaakt voor ‘Toeren en wandelen’ (-12 procent) dan in 2021. Ten opzichte van 2019 is het aantal verplaatsingen voor dit doel bijna twee derde hoger (64 procent).

Voor een deel van de motieven is er geen significant verschil gevonden tussen 2021 en 2022, maar wel tussen 2022 en 2019. Voor het motief ’Zakelijk en beroepsmatig’ volgt uit ODiN dat het aantal verplaatsingen voor dit motief in 2022 met -24 procent significant lager is dan in 2019. Ook het aantal verplaatsingen voor ’Visite en logeren’ is in 2022 lager dan in 2019 (-4 procent). Daarnaast is met betrekking tot ’Ander motief’ alleen een significant verschil gevonden tussen 2022 en 2019. Dat aantal verplaatsingen was in 2022 9 procent hoger. Het aantal verplaatsingen voor het motief ‘Diensten en verzorging’ verschilde zowel niet significant met 2021 als met 2019.

5) De hoofdvervoerwijze betreft de vervoerwijze waarmee binnen de verplaatsing de langste afstand is afgelegd.

5. Gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing

De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op de gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing naar vervoerwijze en naar motief. Evenals bij het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in het voorgaande hoofdstuk, wordt bij de afgelegde afstand per verplaatsing alleen gerekend met reguliere verplaatsingen. Voor deze indicator wordt vooral informatie op verplaatsingsniveau gebruikt. Echter, bij de indeling naar vervoerwijze wordt voor alle reguliere verplaatsingen gekeken naar de som van de ritafstanden per ritvervoerwijze (bijvoorbeeld de fiets) en deze wordt vervolgens gedeeld door het totaal aantal verplaatsingen waarvan (in dit geval) de fiets de hoofdvervoerwijze is.

In tabel 5.1 wordt de gemiddelde afstand per verplaatsing in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven naar vervoerwijze.

5.1 Gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar ritvervoerwijze per jaar
2019202020212022verschil 2022 t.o.v. 2021 (%)verschil 2022 t.o.v. 2019 (%)
Totaal13,2910,58*10,87*11,20*+3-16
Personenauto als bestuurder19,0016,33*17,08*17,44+2-8
Personenauto als passagier21,3018,21*19,83*19,61-1-8
Trein49,8448,5147,9450,73+6+2
Bus/tram/metro14,6413,6214,3714,25-1-3
Fiets3,974,16*4,224,04*-4+2
Lopen2,072,15*2,25*2,07*-80
Overig20,6117,33*17,4418,36+5-11
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 5.1 volgt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing voor het totaal van alle vervoerwijzen in ODiN 2022 11,2 kilometer is. Dat is significant langer (3 procent) dan in 2021. Vergeleken met 2019 is de gemiddelde verplaatsingsafstand van personen van 6 jaar of ouder in 2022 met -16 procent significant korter.

Alleen voor de vervoerwijzen fiets en lopen is er in 2022 sprake van een significante wijziging ten opzichte van een jaar eerder: De gemiddelde afstand per verplaatsing die fietsend of lopend werd afgelegd, nam af met respectievelijk -4 procent en -8 procent.

De gemiddelde afstand per verplaatsing voor zowel personenautobestuurders en personenautopassagiers was in 2022 significant korter (beide -8 procent) dan in 2019. Ook bij het gebruik van overige vervoerwijzen is de gemiddelde verplaatsingsafstand in 2022 korter dan in 2019 (-11 procent, significant). De gemiddelde verplaatsingsafstand van een verplaatsing met de trein, bus/tram/metro, met de fiets of lopend verschilde in 2022 niet significant met de verplaatsingsafstand in 2019.

In tabel 5.2 is de gemiddelde afstand per verplaatsing naar reismotief in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven.

5.2 Gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar motief per jaar
2019202020212022verschil 2022 t.o.v. 2021 (%)verschil 2022 t.o.v. 2019 (%)
Totaal13,2910,58*10,87*11,20*+3-16
Van en naar het werk19,2616,66*16,5417,61*+6-9
Zakelijk en beroepsmatig30,5625,76*25,2625,43+1-17
Diensten en verzorging8,51*8,558,447,92-6-7
Winkelen en boodschappen doen5,754,49*4,594,92*+7-14
Onderwijs of cursus volgen9,257,44*8,13*8,86*+9-4
Visite en logeren21,4117,10*18,0219,08*+6-11
Uitgaan, sport en hobby13,09*11,23*12,55*11,84*-6-10
Toeren en wandelen9,527,69*7,887,32*-7-23
Ander motief10,079,13*9,008,78-2-13
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 5.2 blijkt dat de gemiddeld afgelegde afstand per reguliere verplaatsing voor de motieven ‘Van en naar het werk’, ’Winkelen en boodschappen doen, ‘Onderwijs of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’, ‘Uitgaan, sport en hobby’ en ‘Toeren en wandelen’ significant verschilt met ODiN 2021. Echter de gemiddelde afstand per verplaatsing in 2022 is in vergelijking met 2019 voor alle motieven behalve ‘Diensten en verzorging’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’ significant lager.

De gemiddelde afstand per verplaatsing was in 2022 langer dan die in 2021 (3 procent). Ten opzichte van 2019 was deze 16 procent korter (-2,1 kilometer). Voor het motief ‘Van en naar het werk’ is de gemiddelde verplaatsingsafstand van 2021 op 2022 significant toegenomen met 6 procent (1,1 kilometer langer dan in 2021 en 1,7 kilometer korter dan in 2019). Ter vergelijking: In het Landelijk Reizigersonderzoek wordt aangegeven dat in 2022 de gemiddelde woon-werkafstand (van huis naar het vaste werkadres buitenshuis, exclusief volledige thuiswerkers) gelijk is aan 22,7 kilometer hetgeen 1,2 kilometer meer is dan in 2021 en 2,9 kilometer meer dan in 2019 (IenW, 2023). De definities voor ‘Van en naar het werk’ uit ODiN en de gehanteerde definitie voor ‘woon-werkafstand’ uit het Landelijk Reizigersonderzoek zijn verschillend, alsook de wijze waarop de data zijn gemeten. Met enige voorzichtigheid kan worden gesteld dat uit beide onderzoeken de tendens naar voren komt dat de gereisde afstand naar het werk in 2022 langer is dan in 2021 maar de resultaten tussen 2022 en 2019 ondersteunen elkaar niet (woon-werkafstand in het LRO is in 2019 korter dan in 2022 en volgens ODiN is de gemiddelde afstand per verplaatsing ‘Van en naar het werk’ in ODiN in 2022 korter dan die in 2019. Gezien de grote verschillen in o.a. waarneming, waarnemingsperiode, berekeningswijze, de keuze in het LRO om de woon-werkafstand af te leiden vanuit huis naar het vaste woonadres buitenshuis, zijn deze onderzoeksresultaten moeilijk vergelijkbaar.

Uit de andere ODiN-resultaten zoals weergegeven in tabel 5.2 volgt dat de gemiddelde verplaatsingsafstanden voor de motieven ‘Uitgaan, sport en hobby’ en ‘Toeren en wandelen’, daarentegen significant korter zijn in 2022 dan in 2021, namelijk respectievelijk -6 en -7 procent korter.

Gelet op het verschil tussen 2022 en 2019 met betrekking tot de gemiddelde verplaatsingsafstand, blijkt uit de resultaten dat er op totaalniveau een verschil is met 2019 van -16 procent. Ook is er een significant negatief verschil gevonden bij de meeste van de verplaatsingsmotieven. In vergelijking met 2019 is de verplaatsingsafstand in 2022 voor ‘Van en naar het werk’ 9 procent korter. Van 19,3 kilometer per verplaatsing in 2019 naar 17,6 kilometer per verplaatsing in 2022. Ook de afstand per verplaatsing voor doeleinden zoals ‘Zakelijk en beroepsmatig’ (-17 procent), ‘Winkelen en boodschappen doen’ (-14 procent), ‘Visite en logeren’ (-11 procent), ‘Uitgaan, sport en hobby’ (-10 procent) en ander motief (-13 procent) is significant korter. Het grootste verschil in de gemiddelde verplaatsingsafstand in 2022 in vergelijking met 2019 is te vinden voor het motief ‘Toeren en wandelen’; gemiddeld is de afstand voor dit motief in 2022 2,2 kilometer korter (-23 procent). Voor de motieven ‘Diensten en verzorging’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’ is er geen significant verschil ten opzichte van 2019.

6. Deelname aan het verkeer

Andere belangrijke indicatoren zijn de verkeersdeelname in het algemeen en de deelname aan het openbaar vervoer in het bijzonder. De eerste indicator wordt berekend op basis van verplaatsingsinformatie en voor de tweede wordt ritinformatie gebruikt.

6.1 Verkeersdeelname

Volgens de gehanteerde definitie bij ODiN neemt een persoon die in Nederland op een dag één of meer reguliere verplaatsingen of één of meer serieverplaatsingen maakt, deel aan het verkeer. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Uitzondering daarop vormen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig. Zij tellen niet mee voor de bepaling van verkeersdeelname. Ook personen die enkel verplaatsingen geheel in het buitenland maken tellen niet mee voor de verkeersdeelname. Bij nul verplaatsingen neemt een persoon niet deel aan het verkeer.

Tabel 6.1.1 geeft de percentages weer van de personen die op een gemiddelde dag in het betreffende jaar deelnemen aan het verkeer. Het betreft deelname aan het verkeer in Nederland van inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. De deelname is onderverdeeld naar geslacht.

6.1.1 Verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht per jaar1)
2019202020212022verschil 2022 t.o.v. 2021 (%)verschil 2022 t.o.v. 2019 (%)
Totaal81,9*73,8*78,1*79,7*+2-3
Mannen82,674,4*77,9*79,8*+2-3
Vrouwen81,3*73,2*78,4*79,7*+2-2
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag. Daarbij tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig niet mee.
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 6.1.1 blijkt dat op een gemiddelde dag in 2022 ruim 79,7 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder minstens eenmaal deelneemt aan het verkeer. Dat is significant hoger (2 procent) dan in ODiN 2021, maar significant lager (-3 procent) dan in 2019. Dit ligt in lijn met de eerdere constatering dat het gemiddeld aantal verplaatsingen in ODiN 2022 hoger is dan in ODiN 2021. Zowel bij vrouwen als mannen is er een significante toename in verkeersdeelname in 2022 ten opzichte van 2021 (toename bij beiden 2 procent). De deelname van zowel mannen als vrouwen ligt in 2022 significant onder het niveau van 2019 (mannen -3 procent, vrouwen -2 procent). In 2022 was er net als in 2021 geen significant verschil in verkeersdeelname tussen mannen en vrouwen. In 2020, evenals in 2019, namen mannen iets vaker deel aan het verkeer dan vrouwen. Het verschil in verkeersdeelname van mannen versus vrouwen was in ODiN 2020 en 2019 significant.

Tabel 6.1.2 geeft de percentages weer van de inwoners in particuliere huishoudens in Nederland die per dag deelnemen aan het verkeer in Nederland, onderverdeeld naar maatschappelijke participatie.

6.1.2 Verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar maatschappelijke participatie per jaar1)
2019202020212022verschil 2022 t.o.v. 2021 (%)verschil 2022 t.o.v. 2019 (%)
Totaal81,9*73,8*78,1*79,7*+2-3
Werkzaam 12-30 uur per week87,8*82,7*86,4*86,80-1
Werkzaam ≥ 30 uur per week88,780,5*82,8*83,6+1-6
Scholier/student86,474,9*80,0*82,5*+3-4
Werkloos71,266,1*66,466,30-7
Arbeidsongeschikt67,858,3*67,1*70,3+5+4
Gepensioneerd/VUT69,062,7*69,6*71,6*+3+4
Overig71,0*62,1*67,8*70,1*+3-1
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag.
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

De verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie, getoond in tabel 6.1.2, laat zien dat voor het totaal en drie van de onderscheiden groepen met betrekking tot maatschappelijke participatie de verkeersdeelname in 2022 significant hoger is dan in 2021. Voor zowel de categorieën ‘Scholier/student’, ‘Gepensioneerd/VUT’ en voor de mensen vallen onder de categorie ‘Overig’ is de verkeerdeelname in 2022 significant hoger (bij alle drie 3 procent). Bij het vergelijken van de verkeersdeelname tussen 2022 en 2019 blijkt dat de verkeersdeelname van mensen die meer dan 30 uur per week werken en de groep behorende tot de scholieren en studenten significant lager is dan in 2019 (respectievelijk -6 procent en -4 procent). De verkeersdeelname van mensen behorend tot de groep ‘Gepensioneerd/ VUT’ is met een toename van 4 procent significant hoger dan in 2019.

6.2 Deelname openbaar vervoer

In tabel 6.2.1 is het aandeel dat gebruik maakt van het openbaar vervoer in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven. De deelname aan het openbaar vervoer houdt in dat er door een persoon minstens één reguliere rit of minimaal één serieverplaatsing is gemaakt met het openbaar vervoer op de dag waarover gerapporteerd wordt in het onderzoek ODiN.

6.2.1 Deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht per jaar1)
2019202020212022verschil 2022 t.o.v. 2021 (%)verschil 2022 t.o.v. 2019 (%)
Totaal8,63,9*4,2*6,1*+43-29
Mannen7,93,6*3,85,6*+45-30
Vrouwen9,24,2*4,7*6,5*+41-29
1) Deelname aan het openbaar vervoer behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag met trein, bus, tram of metro.
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

In 2022 is het percentage OV-deelname significant gewijzigd ten opzichte van 2021. De OV-deelname is in 2022 43 procent hoger dan in 2021 en bijna een derde lager dan in ODiN 2019. Ook dit laatste verschil is significant. Bijna 6,1 procent van de inwoners van 6 jaar of ouder maakten in 2022 gemiddeld op een dag gebruik van trein, bus, tram of metro. De deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer was in 2022 6,5 procent. Dat is 41 procent hoger dan in 2021, maar wel bijna een derde (-29 procent) lager dan in 2019. De deelname van mannen aan het OV is in 2022 eveneens significant toegenomen in vergelijking met 2021, namelijk met 45 procent. In vergelijking met 2019 was de deelname van mannen aan het OV ook bijna een derde lager (-30 procent). Evenals in 2019, 2020 en 2021 was de deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer in 2022 significant hoger dan bij mannen.

7. Externe bronnen

In dit hoofdstuk worden diverse externe bronnen gepresenteerd die als achtergrondinformatie kunnen dienen voor het interpreteren van de resultaten van het ODiN 2022.

7.1 Het weer

Het weer kan een factor zijn die de mobiliteit en dus ook de keuze voor het gebruik van een vervoerwijze in positieve of negatieve zin kan beïnvloeden. Voor het verschil in weer tussen 2021 en 2022 is op hoofdlijnen gekeken naar wat het KNMI hierover bericht. Daaruit volgen de cijfers in tabel 7.1 over de jaren 2019 tot en met 2022 (KNMI, 2022).

7.1.1 Indicatoren van het weer per jaar
2019202020212022
IJsdagen (max. temp. lager dan 0,0 °C) 2 0 7 2
Vorstdagen (min. temp. lager dan 0,0 °C) 40 31 50 30
Warme dagen (max. temp. 20,0 °C of hoger) 99 110 97 112
Zomerse dagen (max. temp. 25,0 °C of hoger) 26 32 20 35
Tropische dagen (max. temp. 30,0 °C of hoger) 11 12 1 9
Zonuren1 9642 0261 8002 233
Neerslag (in mm) 783 785 806 729
Bron: KNMI.

De grootste verschillen ten opzichte van 2021 zien we bij het aantal warme dagen (+15) en zomerse dagen (+15). Wat het aantal zonuren betreft classificeert het KNMI 2022 als ’Extreem warm, recordzonnig en droog’, terwijl 2021 geclassificeerd werd als: ‘Gemiddeld normaal 2021 met recordaantal codes oranje en rood’. 2019 werd als ‘zeer zonnig’ en 2020 als ‘extreem warm, zeer zonnig’ getypeerd.

Het KNMI schrijft dat 2022 gekenmerkt werd door een onstuimige winter, zeer warme zomer met het hoogtepunt in augustus. 2022 was met een gemiddelde temperatuur van 11,6 °C het op twee na warmste jaar sinds 1901. Normaal is het 10,5 °C. De laagste temperatuur in 2022 namelijk -10,6 °C werd op 13 december in Eelde gemeten. De hoogste temperatuur (39,5 °C) werd gemeten op 19 juli in Beek. Alleen in april, september en december lag de gemiddelde temperatuur iets onder normaal.

Het jaar ervoor, 2021, was na drie zeer warme jaren qua temperatuur een normaal jaar. De gemiddelde temperatuur was 10,4 °C tegen 10,5 °C normaal. Uitschieters waren toen de zeer koude lente en warmste junimaand sinds 1901 (KNMI, 2021). 2020 gold als ‘aan de droge kant’ en 2019 kreeg de classificatie 'vrij droog'. Deze globale informatie geeft niet direct een eenduidige indicatie wat dit voor de mobiliteit in 2022 ten opzichte van 2021 zou kunnen betekenen.

In 2022 waren de twee wintermaanden zacht en kenmerkten zich door vier stormen. De eerste was Corrie, op 31 januari. In het noordwesten gold code oranje voor zeer zware windstoten. In februari was van 16 tot en met de 21-ste sprake van de “drielingstorm.” Op 16 februari was daar storm Dudley, op de 18-de storm Eunice. Deze veroorzaakte aan de kust enige tijd een zware westerstorm met windstoten tot ongeveer 130 km/uur. Het was de zwaarste storm sinds 1990 (zwaarst gemeten windstorm was 145 km/uur). In de kustprovincies gold code rood, landinwaarts code oranje (met uitzondering van Limburg). Vier mensen overleden. De derde van de “drielingstorm” was Franklin, op 20 februari. Enkele uren in de avond gold hiervoor code oranje. Samen veroorzaakten deze drie stormen voor minimaal een half miljard euro schade in Nederland.

7.2 Voertuigkilometers rijkswegennet

7.2.1 Voertuigkilometers op het rijkswegennet in 2022

In de Rapportage Rijkswegennet (3e periode 2022) wordt gemeld dat ten opzichte van eind 2021 het aantal afgelegde voertuigkilometers op het hoofdwegennet is toegenomen met 5,9 procent tot 67,4 miljard voertuigkilometers (Rijkswaterstaat, 2023).

Ook is in 2022 de jaarfilezwaarte toegenomen van 7,8 miljoen kilometerminuten naar 14,3 miljoen kilometerminuten (toename van 84 procent). In het rapport worden de reguliere spitsfiles (hoge intensiteit), gevolgd door incidentele files (ongevallen en incidenten) als grootste file-oorzaak genoemd.

Verder is geconstateerd dat het aantal uren dat alle weggebruikers gezamenlijk extra hebben moeten reizen is toegenomen met 116,8 procent (Rijkswaterstaat, 2003 pagina 4). Eind 2022 resulteerde dit in 58,1 miljoen uur voertuigverliesuren op jaarbasis. De gehanteerde definitie hierbij luidt: van reistijdverlies is sprake als een weggebruiker niet de referentiesnelheid van 100 kilometer per uur kan rijden. Volgens Rijkswaterstaat manifesteerde de toename in afgelegde kilometers zich over heel de dag, maar was dit met name overdag te merken, buiten de spitsperioden.

Sinds 2 februari 2022 maakt Rijkswaterstaat gebruik van floating-car-data (FCD) voor de inwinning van file-informatie. Door het gebruiken van de nieuwe methodiek wordt een grotere hoeveelheid files gerapporteerd binnen Rijkswaterstaat.

Ook in de Rijkswaterstaatrapportage over 2022 met betrekking tot het Rijkswegennet is aandacht besteed aan COVID-19/Corona. Er staat dat de verkeersprestatie in 2020 op het bemeten Rijkswegennet als gevolg van de coronamaatregelen met ingang van 13 maart 2020 is gereduceerd tot ongeveer 83 procent ten opzichte van 2019. Uit de metingen volgt dat in 2022 de verkeersprestatie is hersteld tot ongeveer 99% van de verkeersprestatie in 2019. Vergeleken met de covid-jaren 2020 en 2021 is het reistijdverlies in 2022 bijna verdubbeld, ten opzichte van 2019 is er 16 procent minder reistijdverlies. Rijkswaterstaat plaatst daar de opmerking bij dat er in de eerste 2 maanden van 2022 nog covidmaatregelen golden van de overheid die het verkeer beïnvloedden.

7.2.2 Relatie voertuigkilometers rijkswegennet met autobestuurderskilometers ODiN

Een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers op het Rijkswegennet kan een indicatie zijn voor een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers met de auto als bestuurder in Nederland gemeten met ODiN, maar dat hoeft niet zo te zijn. Allereerst wordt met de meetlussen al het verkeer op het Rijkswegennet gemeten. Met al het verkeer wordt hier bedoeld: al het gemotoriseerde verkeer (zoals ook vrachtwagens, trekkers voor opleggers, autobussen, speciale voertuigen en motorfietsen) dat van het Rijkswegennet gebruik mag maken en dit betreft zowel Nederlands als buitenlands wegverkeer. In ODiN wordt het verkeer gemeten door enkel inwoners van Nederland (op Nederlands grondgebied) op zowel Rijkswegen als andere wegen in Nederland. Kilometers gemaakt ten behoeve van goederenvervoer met voertuigen zoals vrachtwagens en trekkers voor opleggers, behoren niet tot de scope van ODiN en worden in ODiN dus niet gemeten – overigens is het op basis van informatie uit de meetlussen op het Rijkswegennet mogelijk om globaal op basis van voertuiglengte een onderscheid vrachtverkeer en personenverkeer te maken voor werkdagen of weekenddagen. In het ODiN-onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt naar wegtype. Daarom is het niet mogelijk om alleen op basis van ODiN eenduidig aan te geven hoeveel voertuigkilometers worden afgelegd door inwoners van Nederland op het Rijkswegennet. Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven hoeveel kilometers er worden gereden door mensen uit het buitenland op het Rijkswegennet.

Een toe- of afname van het verkeer op het Rijkswegennet kan meerdere oorzaken hebben zoals: een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door buitenlandse voertuigen, een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door binnenlandse voertuigen, of door beiden. Daarnaast kan uitbreiding van het aantal rijstroken, of uitbreiding van het aantal kilometers Rijkswegennet zorgen voor meer op Rijkswegen afgelegde autokilometers. Ook maatregelen zoals het weren van verkeer uit binnensteden, het instellen van milieuzones, omleidingsroutes gesuggereerd door route-navigatieapparatuur of navigatie-apps en dergelijke, kunnen leiden tot een verschuiving van het verkeer op niet-Rijkswegen naar Rijkswegen en vice-versa. Daarnaast zijn er economische, demografische en andere factoren die van invloed zijn op de volumes van het wegverkeer.

Dit alles maakt het moeilijk om een toe- of afname van de autobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet en omgekeerd. Wel kan op basis van deze bronnen worden afgeleid of de patronen eenzelfde richting op wijzen. Op basis van verkeerstellingen is een toename van het wegverkeer gemeten van 2021 naar 2022. Op basis van de ODiN-cijfers van 2022 van de vervoersprestatie van personenautobestuurders is eveneens sprake van een toename van het totaal aantal afgelegde kilometers in 2022 vergeleken met 2021. Ook op basis van beide bronnen kan worden gesteld dat het aantal afgelegde voertuigkilometers in 2022, lager is dan in 2019.

7.3 Voorlopige verkeersprestaties 2022

In april 2023 heeft het CBS voorlopige verkeersprestaties berekend op grond van tellerstanden van motorvoertuigen uit de kilometerregistraties uit OKR (Online Kilometer Registratie) en Erkenning KeuringsInstanties (EKI) van de RDW (Dienst Wegverkeer). Op basis van gegevens over de voorlopige verkeersprestaties van personenauto’s op Nederlands grondgebied is de verkeersprestatie toegenomen van 95,9 miljard voertuigkilometers naar 104,0 miljard, een toename van ruim 8 procent. In tegenstelling tot de ODiN gegevens over personenautobestuurderskilometers is in de verkeersprestatiecijfers op Nederlands grondgebied, naast de verkeersprestatie van Nederlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied ook de verkeersprestatie van buitenlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied meegenomen (CBS, 2022b).

De verkeersprestatie 2022 worden in het najaar van 2023 definitief berekend. De huidige cijfers over 2022 zijn berekend op basis van tellerstanden die zijn geregistreerd tot 1 maart 2023 in plaats van 1 juli 2023, de datum tot waarmee de definitieve cijfers worden berekend. Voor de verdeling van de kilometers over binnen- en buitenland in 2021 zijn dezelfde aandelen aangehouden als in 2020. In het laatste kwartaal van 2022 worden deze cijfers herzien op basis van tellerstanden tot 1 juli 2022. Dan worden ook de aandelen binnen- en buitenland opnieuw bepaald voor 2021. De populatie gebruikt voor de schatting van de voertuigkilometers is gebaseerd op het motorvoertuigenpark van RDW op 1 januari 2022. Echter in de loop van 2022 zullen de cijfers over het motorvoertuigenpark worden herzien op basis van een nieuwe, verbeterde selectie. Verwacht wordt dat dit op totaalniveau tot relatief kleine aanpassingen zal leiden.

Evenals in ODiN 2022 is er ook op basis van de voorlopige berekening van verkeersprestaties van personenauto’s van 2021 op 2022 een toename van het aantal kilometers afgelegd met een personenauto (als bestuurder). In ODiN is de toename van personenautobestuurderskilometers 7 procent, bij de voorlopige raming van de verkeersprestaties van personenauto’s op basis van de kilometertellerstanden is de toename 8 procent.

7.4 Reizigerskilometers met de trein

Op het gebied van het personenvervoer op het spoor is de NS de grootste spoorvervoeraanbieder, maar er zijn meer aanbieders, zoals Arriva, Connexxion, Thalys en Keolis. Ook buitenlandse vervoerders zijn actief in Nederland. Voorbeelden daarvan zijn Abellio Rail NRW, DB Regio NRW, NMBS en Eurobahn.

De NS schrijft in haar jaarrapport dat er een dieptepunt in de treindiensten was voor reizigers in 2022 wegens personeelstekort. Het dieptepunt voor de reizigers lag in september. Door een tekort aan medewerkers reden er toen fors minder treinen.

In 2022 vervoerde de NS minder reizigers dan vóór de coronapandemie. In maart, waarin de laatste coronamaatregelen zoals het verplichte mondkapje verdwenen, kwam de reizigersgroei weer op gang. In het najaar van 2022 stagneerde de groei. NS schrijft: “waardoor we nu 20 procent minder reizigers vervoeren dan voor corona”. Het is de NS opgevallen dat het reispatroon in Nederland fors veranderd is: drukker in de weekenden en doordeweeks vooral druk op dinsdag en donderdag. Op de andere werkdagen (maandag, woensdag en vrijdag) is het juist rustiger geworden omdat de forens meer vanuit huis is gaan werken.

In de duurzaamheidsrapportage van het NS-Jaarverslag rapporteert NS dat er in 2022 13,3 miljard reizigerskilometers met NS-treinen is afgelegd, in 2021 waren dat er 8,6 miljard en in 2019 was dat 18,9 miljard. Daaruit volgt dat in 2022 54 procent meer reizigerskilometers zijn afgelegd dan 2021. Het aantal reizigerskilometers is in 2022 29 procent lager dan in 2019 (NS, 2023).

Omdat de NS niet het totale spoorvervoer vertegenwoordigt is er geen compleet beeld te geven van het totale personenvervoer op het spoor in Nederland op grond van externe bronnen. Om die reden en ook wegens verschillen in de meetmethode laat een vergelijking van NS-gegevens met ODiN-gegevens ruimte voor interpretatie.

7.5 Mobiliteitsgegevens op basis van het Landelijk Reizigersonderzoek

Ten behoeve van het Landelijk Reizigersonderzoek (IenW, 2023) worden elk jaar in de derde week van oktober, data verzameld voor onderzoek naar woon-werkverkeer. De dataverzameling via een landelijk panel onder Nederlanders van 18 jaar of ouder is gestart op 10 oktober 2022 en afgesloten op 7 november van dat jaar. Sinds 2020 sluiten regio’s aan die regionale verdichting wensen. In 2022 waren dat de Metropoolregio Amsterdam (i.o.v. Vervoerregio Amsterdam), Zuidoost-Brabant (i.o.v. gemeente Eindhoven) en Noord-Brabant & Limburg (i.o.v. SmartwayZ.NL). In sommige gevallen werven zij extra respondenten via eigen panels. De totale respons komt hierdoor op bijna 13.000 mensen van 18 jaar of ouder.

De dataverzameling voor het LRO heeft in 2021 in oktober plaatsgevonden en in 2022 in de periode 10 oktober tot 7 november. In oktober 2021 waren er relatief weinig mobiliteitsbeperkende coronamaatregelen van kracht nadat in juni 2021 de samenleving weer open was gegaan (in oktober 2012 gold nog wel: thuiswerken als het kan, op kantoor mag als dat nodig is. Daarnaast waren er bijvoorbeeld regels over inachtneming van de 1,5 meter maatregel, regels rond het coronatoegangsbewijs en het dragen van mondkapjes). In oktober 2022 tot de eerste week van november was ten tijde van de dataverzameling de samenleving weer open nadat de regering op 15 maart 2022 bekend had gemaakt dat coronaregels adviezen werden en er geen coronaregels en adviezen meer waren om thuis te werken (Rijksoverheid, z.d.). Omdat de dataverzameling in 2021 heeft plaatsgevonden in een periode met relatief weinig mobiliteitsbeperkende maatregelen in vergelijking met andere perioden in 2021 waarin meer of andere maatregelen van kracht waren, zijn de uitkomsten van oktober 2021 mogelijk niet helemaal representatief als dit wordt doorgerekend voor het hele jaar 2021. Ook in 2022 was nog sprake van sterk fluctuerende mobiliteit (begin 2022 was nog sprake van een lockdown) en is de maand oktober waarschijnlijk ook niet helemaal representatief voor het hele jaar. Bij het vergelijken van LRO-resultaten over het ‘jaar 2021’ en het ‘jaar 2022’ dient hiermee rekening te worden gehouden. In de LRO-vragenlijst is onder andere gevraagd naar persoons- en huishoudkenmerken en reis- en thuiswerkgedrag. Hierbij zijn ook retrospectieve vragen gesteld: deelnemers geven zelf hun reisgedrag van een jaar eerder op. Onder “automobilisten” wordt verstaan: degenen die in 2021 en/of 2022 minimaal 1 dag per week de auto gebruiken voor het woon-werkverkeer). Ditzelfde principe geldt voor “OV-reizigers” (trein, bus, tram en metro) en “fietsers” (waaronder ook bromfiets, snorfiets, e-bike en speedpedelec vallen).

Bij het vaststellen van een deel van de in de rapportage genoemde resultaten worden mensen die zowel in oktober 2022 als 2021 volledig thuiswerkten buiten de analyse gelaten, omdat zij in geen van beide jaren woon-werkreizen maakten. Bij andere analyses van het LRO worden andere selecties van respondenten gemaakt: bij het bepalen van het gemiddeld aantal ritten of kilometers per persoon per week zijn alleen personen geselecteerd die in 2021 of 2022 met de auto, het OV of de fiets hebben gereisd.

Uit de gerapporteerde resultaten van het Landelijk Reizigersonderzoek blijkt dat het aantal fietsritten voor woon-werkverkeer met ruim 2 miljoen per week toegenomen is ten opzichte van 2021 (17 procent). Volgens de onderzoekers is de toename van het aantal fietsritten enerzijds toe te schrijven aan de toename van het aantal werkdagen, maar met name aan specifieke redenen om de fiets te gebruiken en niet de auto of het OV. Als specifieke redenen worden genoemd:

  1. Het verkrijgen van een reiskostenvergoeding voor de fiets (en niet voor auto en OV).
  2. Gezondheidsredenen
  3. Omdat fietsen leuk is
  4. Vanwege milieuredenen

Mensen die fietsen om gezondheidsredenen, omdat ze het leuk vinden of vanwege milieuredenen fietsen meer, mensen die meer gesteld zijn op comfort en vaste gewoonte, minder.

De toename van het aantal woonwerkritten met de auto van 2021 naar 2022 bedraagt in het Landelijk Reizigersonderzoek 14 procent. Het aantal OV-ritten voor woon-werkverkeer is in 2022 eveneens toegenomen met ruim 1 miljoen ritten per week ofwel 29 procent. Mensen die gebruik kunnen maken van een OV-halte dicht bij het werk, een goede OV-verbinding of die een OV-reiskostenvergoeding ontvangen reizen in 2022 (weer) vaker met het OV. Als de fietsafstand naar het werk te groot is of er staan files op de weg speelt dat een rol bij de afweging om voor het OV te kiezen. Bij mensen die geen gebruik van het OV te maken, worden comfort, reistijd, ontspannen reizen en privacy belangrijk gevonden.

Bovenstaande bevindingen (ofschoon niet 1-op-1 vergelijkbaar) ondersteunen de tendens die ook in ODiN 2022 wordt waargenomen: een toename van verplaatsingen van en naar het werk in 2022 in vergelijking met 2021, daarnaast een toename van het aantal verplaatsingen per fiets (zij het dat in het Landelijk Reizigersonderzoek enkel fietsritten in het woon-werkverkeer zijn gemeten) een toename van het aantal autoritten in het woon-werkverkeer en een toename van de OV-ritten (alleen OV-ritten met als doel werk zijn gemeten).

In hoofdstuk 5 van het LRO wordt het aandeel reizigers voor reisdoelen anders dan woon-werkverkeer aangegeven (N in 2021= 12.750). Daar wordt gerapporteerd dat in 2022 het aandeel van de mensen dat reizen maakt voor bezoek aan familie en vrienden en voor vrijetijdsbesteding op hetzelfde niveau is gebleven als in 2021 en daardoor nog niet terug op het oude niveau is van vóór corona (IenW, 2023). Gezien het tijdstip waarop in beide jaren de dataverzameling heeft plaatsgevonden (zie uitleg hierboven) kan er mogelijk sprake zijn van enige vertekening omdat de periodes van dataverzameling mogelijk niet helemaal representatief zijn voor het betreffende ‘hele’ jaar.

7.6 Andere bronnen

Er is ook nog naar andere bronnen gekeken om verschillen in de resultaten tussen ODiN 2022 en ODiN 2021 op plausibiliteit te kunnen beoordelen. Daarbij was dan vaak de conclusie dat de onderzoeksmethode te veel verschilde van ODiN om een goede vergelijking tussen de cijfers te kunnen maken.

7.6.1 Actuele verkeersgegevens NDW over 'personenverkeer'

Op de website van het CBS is onder de noemer Mobiliteit in coronatijd (CBS, z.d.) onder andere een grafische weergave gepubliceerd van het verloop van het 'personenverkeer' in 2020, 2021 en 2022 op basis van verkeersindexcijfers van het NDW. In de grafiek wordt afzonderlijk het verloop van het 'personenverkeer' getoond op werkdagen en op weekenddagen in 2020, 2021 en 2022 (2019=100, elke week in 2019 is op 100 gesteld). De verkeersgegevens zijn geselecteerd door de NDW op basis van voertuiglengtecategorieën afhankelijk van het type lus. Tot het personenverkeer worden gerekend de voertuigen met voertuiglengte groter dan 1,85 meter en kleiner of gelijk aan 5,60 meter. Binnen deze voertuiglengte kunnen ook voertuigen vallen die niet tot de personenauto's behoren zoals een deel van de bestelauto’s of motorfietsen die een ander mobiliteitspatroon hebben. Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties.

Als op basis van deze indexcijfers globaal een indexcijfer voor heel 2022 op werkdagen wordt berekend (som weekindexen gedeeld door het aantal weken) blijkt hieruit dat de verkeersintensiteit van het 'personenverkeer' over 2022 ten opzichte van 2019 op werkdagen 9,5 procent lager is en op weekenddagen ruim 6 procent lager. In 2022 is ten opzichte van 2021 de verkeersintensiteit van het personenverkeer toegenomen. Op werkdagen is de toename bijna 8 procent en op weekenddagen ruim 13 procent. Bij deze berekeningen moet de kanttekening worden geplaatst dat ze over een jaar een ongewogen gemiddelde weergeven. Er is geen rekening gehouden met de verschillen in verkeersprestaties van week tot week. Op basis van dit ongewogen gemiddelde lijkt het of de verkeersintensiteit in 2022 iets is toegenomen ten opzichte van 2021. Of dit zo is, of dat de toename misschien groter is, kan alleen worden berekend wanneer in plaats van indexcijfers de onderliggende cijfers (verkeersprestaties) kunnen worden gebruikt voor de berekening.

Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties en dus een ‘steekproef’ en is niet bekend in hoeverre de gegevens daardoor afwijken van de werkelijke situatie.

Een aantal factoren maakt het moeilijk om een toe- of afname van de personenautobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet door 'personenverkeer' op basis van het NDW en omgekeerd. Zoals hierboven aangegeven is dat het feit dat niet de onderliggende cijfers (verkeersprestaties) kunnen worden gebruikt voor de berekening. De verkeersgegevens zijn gebaseerd op een selectie van meetlocaties, en door het hanteren van een voertuiglengte voor de bepaling van het ‘personenverkeer’ waar niet alleen personenauto’s onder vallen maar mogelijk ook motoren en een deel van de bestelauto’s en ook dat er naast het verkeer van Nederlandse voertuigen ook verkeer van buitenlandse voertuigen wordt gemeten.

7.6.2 OV-Klantenbarometer 2022

De gegevens voor de OV-Klantenbarometer zijn gebaseerd op een enquête die onder reizigers in het openbaar vervoer wordt gehouden (CROW, 2023). Daarbij worden naast het stellen van vragen ook het aantal reizigers per OV-rit geteld.

Omdat 2022 startte met een lockdown is het veldwerk voor de OV-Klantenbarometer pas gestart in april. Er is geanticipeerd op een eventuele lockdown in het najaar van 2022. Daarom is bij aanvang van 2022 besloten het veldwerk volledig af te ronden voor 1 november. In andere jaren was de einddatum van het veldwerk 1 december. Het veldwerk in 2022 bevat geen metingen in het eerste kwartaal. In voorgaande jaren was dit anders.

CROW vermeldt dat naast de lockdown begin 2022 er gedurende 2022 veel meer verstoringen in de dienstregeling voorkwamen dan normaal. Er was een hoog ziekteverzuim in 2022 hetgeen resulteerde in hoog aantal uitgevallen OV-ritten. Daarnaast was er door de OV-bedrijven gekort in de dienstregelingen en waren er stakingen. Dat was lastig voor de uitvoering van het veldwerk en kan mogelijk ook invloed hebben gehad op het oordeel van de klant.

In de zomerperiode waren er overal in Nederland boerenprotesten die hier en daar de dienstregelingen van buslijnen verstoorden. Ook was er – en dat was al een lange tijd niet meer voorgekomen – sprake van stakingen: Bij NS waren er regionale stakingen tussen 24 en 31 augustus en op 9 september. Het regionaal openbaar vervoer had te maken met regionale stakingen op 6, 7, 8 en 9 september en met landelijke stakingen op 16 september en 19, 20 en 21 oktober.

Een van de vele resultaten uit de OV-Klantbarometer is dat het aantal reizigers dat bij het veldwerk is geteld, per rit in 2021 uitkwam op 59% en in 2022 op 74% van de bezetting in 2019. Volgens het CROW duidt dit op een behoorlijk herstel, maar is het openbaar vervoer nog niet terug bij de aantallen van voorheen.

7.6.3 Informatie overige vervoersaanbieders

HTM-personenvervoer 
In het nieuws over het jaarverslag van 2022 meldt HTM dat dit vervoersbedrijf in 2022 zo’n 76,5 miljoen reizigers heeft vervoerd. Dat is ruim een derde meer dan in 2021 toen HTM nog zo’n 56 miljoen reizigers vervoerde. Vergelijken met het pre-corona jaar 2019 is er nog steeds een flinke afname van het aantal reizigers te zien. “Wat vooral opvalt is dat we gedurende een werkweek een ander reispatroon waarnemen. Het meer thuiswerken speelt daarin een belangrijke rol. Dinsdag, woensdag en donderdag waren relatief de drukste dagen van de werkweek. Maar het meest opvallende is toch dat tijdens de weekenden het aantal reizigers procentueel sterker herstelde dan op de werkdagen. Structureel lag het aantal reizigers in de weekenden boven de 90% ten opzichte van het referentiejaar 2019.” aldus de algemeen directeur van HTM Personenvervoer. “We doen er alles aan om het aantal reizigers verder te laten groeien, maar we vervoeren vandaag de dag zo’n 85% van het aantal ten opzichte van 2019” (HTM, 2023). De tendens dat het OV is toegenomen van 2021 naar 2022 en het OV in 2022 (in dit geval het aantal reizigers) lager ligt dan in 2019, komt ook overeen met de tendens in ODiN in dezelfde jaren. Dit geldt ook voor de resultaten die worden gemeld door de RET en het GVB hierna.

RET 
In het jaarverslag van de RET over 2022 wordt vermeld dat het aantal reizigerskilometers, 743 miljoen bedraagt, een toename van 39% ten opzichte van 2021. Het aantal instappers is toegenomen tot 136 miljoen in 2022 (+37% ten opzichte van 2021). De RET meldt verder “De reizigersaantallen stegen van circa 60% van pre-corona begin van 2022 naar 85% aan het eind van het jaar” (RET, 2023).

GVB
Volgens de in het jaarplan van de GVB vermeldde kerncijfers bedraagt het aantal reizigersritten per gemiddelde werkdag (inclusief veerdiensten) 707.000 in 2022. In 2021 waren dit er 466.000 (GVB, 2023). Daarvan uitgaande is het aantal reizigersritten per gemiddelde werkdag van 2021 naar 2022 toegenomen met ruim de helft.

7.6.4 Aantal check-ins in het openbaar vervoer

Het CBS publiceert gegevens over het aantal keren dat is ingecheckt in het openbaar vervoer. Deze gegevens zijn afkomstig van Translink en CBS (2023a). Het aantal keren dat er wordt ingestapt in het openbaar vervoer is bepaald aan de hand van het aantal check-ins met de ov-chipkaart. Eén persoon kan per reis meerdere keren inchecken; bijvoorbeeld eerst in de bus, dan in de trein, en daarna overstappen op een trein van een andere vervoerder. Omdat één reiziger per dag meerdere malen kan inchecken, is het aantal check-ins hoger dan het aantal reizigers. Gegevens over losse kaartverkoop en dergelijke zijn hierin niet opgenomen.

De statistiek gebaseerd op het aantal check-ins is beschikbaar vanaf 1 januari 2019 en wordt regelmatig geactualiseerd. Op basis van het aantal check-ins met de OV-chipcard over het totale openbaar vervoer (dus inclusief trein) in 2022 blijkt dat er 966 miljoen keer is ingecheckt in het openbaar vervoer. Vergeleken met 2021 is dit een toename van 40 procent, maar vergeleken met 2019 is dit ruim 27 procent minder. In november 2022 werd het vaakst ingecheckt. In januari, toen er nog coronamaatregelen waren, werd er het minst ingecheckt bij trein, bus, tram en metro.

8. Samenvatting en conclusie

In dit rapport zijn de resultaten van het verplaatsingsonderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2022 gepresenteerd en die van de voorgaande drie onderzoeksjaren. Vanwege het feit dat de maatregelen genomen tegen de verspreiding van de coronapandemie zowel in 2020, 2021 en een deel van 2022 van toepassing waren en de mobiliteit in deze jaren een trendbreuk vormt met 2019 en de jaren ervoor zijn de verschillen tussen de resultaten van ODiN 2022 met zowel ODiN 2021 als ODiN 2019 onderzocht en beschreven.

8.1 Samenvatting

In deze paragraaf staan puntsgewijs de belangrijkste bevindingen over de resultaten van ODiN 2022.

8.1.1 Totale vervoersprestatie

In ODiN 2022 is de totale vervoersprestatie ten opzichte van ODiN 2021 met 11 procent toegenomen tot 186,9 miljard reizigerskilometers. Dit is een significante toename.

Voor de totale vervoersprestatie geldt:

Voor alle vervoerwijzen is de vervoersprestatie significant toegenomen, behalve voor lopen dat significant is afgenomen. De vervoersprestaties ‘overige vervoerwijzen’ is stabiel gebleven.

  • De vervoersprestatie te voet nam af met 1 miljard kilometer tot 7,2 miljard in 2022.
  • De vervoersprestatie met de personenauto als bestuurder bedraagt in 2022 92,9 miljard kilometers en is ten opzichte van 2021 toegenomen met 9 procent.
  • Het aantal reizigerskilometers overbrugd als passagier in een personenauto is sinds 2021 significant toegenomen met 8 procent tot 32,7 miljard reizigerskilometers in 2022.
  • Het aantal reizigerskilometers met de trein is in 2022 significant toegenomen met 54 procent ten opzichte van 2021 en bedraagt 15,8 miljard reizigerskilometers.
  • De vervoersprestatie met bus, tram en metro nam toe ten opzichte van 2021 met 46 procent tot 5,0 miljard reizigerskilometers in 2022.
  • De vervoersprestatie met de fiets (18,4 miljard kilometers) is in ODiN 2022 significant toegenomen met ruim 14 procent ten opzichte van 2021.
  • De reizigerskilometers met overige vervoerwijzen zijn in 2022 niet significant gewijzigd in vergelijking met 2021.

Vergelijking met 2019: De vervoersprestatie van vijf van de zeven modaliteiten ligt in 2022 significant beneden het niveau van 2019. Uitzondering daarop is ‘lopen’, dat ondanks de afname van 12 procent in 2022 ten opzichte van 2021 nog steeds significant boven het niveau van 2019 uitkomt. Daarnaast is fietsen een uitzondering dat na een toename van het aantal reizigerskilometers met 14 procent in 2022, 3 procent (significant) hoger ligt dan in 2019.

Ten behoeve van deze plausibiliteitsrapportage is een extra analyse gemaakt van de tabel met de totale vervoersprestatie van 2018 tot en met 2022 naar maand. Deze analyse is opgenomen hoofdstuk 3.

8.1.2 Reguliere reizigerskilometers

Het aantal reguliere reizigerskilometers in ODiN 2021 is 180,9 miljard. Dit is 19,7 miljard meer dan in ODiN 2021. Het gaat om een significante toename van 12 procent. De reguliere reizigerskilometers van 6 van de 9 motieven zijn significant gewijzigd.

Resultaten van de verdeling van motieven in de reguliere reizigerskilometers:

Voor 5 van de 9 motieven zijn de reguliere reizigerskilometers significant toegenomen. Voor het motief ‘Toeren en wandelen’ is sprake van een significante afname en voor de motieven ‘Zakelijk en beroepsmatig’, ‘Diensten en verzorging’ en ‘Ander motief’ zijn de resultaten stabiel gebleven.

  • Het aantal reguliere reizigerskilometers met het motief ‘Van en naar het werk’, is in ODiN 2022 significant toegenomen in vergelijking met een jaar eerder, namelijk met 22 procent.
  • Voor het motief ‘Winkelen en boodschappen doen’ zijn de reguliere reizigerskilometers ten opzichte van 2021 significant toegenomen met bijna een achtste tot 17,1 miljard in 2021.
  • De reguliere reizigerskilometers voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ zijn met 40 procent toegenomen van 2021 naar 2022.
  • Het aantal gereisde kilometers voor het motief ‘Visite en logeren’ is in ODiN 2022 met een toename van 9 procent significant hoger dan in 2021.
  • Ook de reguliere kilometers gereisd voor ‘Uitgaan, sport en hobby’ waren met een toename van 23 procent in 2022 significant boven het niveau van 2021.
  • ‘Toeren en wandelen’ nam af in 2022. Het aantal kilometers voor dit motief nam na twee jaren van toenames af met 17 procent tot 12,3 miljard.

Vergelijking met 2019: De reizigerskilometers van zes van de negen motieven en het ‘totaal van de motieven’ liggen in 2022 significant beneden het niveau van 2019. Het betreft ‘Van en naar het werk’ (-22 procent), ‘Zakelijk en beroepsmatig’ (-35 procent), ‘Winkelen en boodschappen doen’ (-7 procent), ‘Onderwijs en cursus volgen’ (-19 procent), ‘Visite en logeren’ (-12 procent) en ‘Uitgaan, sport en hobby’ (-13 procent). De gemaakte reizigerskilometers voor ‘Toeren en wandelen’ in 2022 liggen bijna een derde (29 procent) hoger dan in 2019.

Ten behoeve van deze plausibiliteitsrapportage is ook een extra analyse gemaakt van de tabel met de reguliere reizigerskilometers voor het motief ‘Van en naar het werk’ van 2018 tot en met 2022 naar maand. Deze analyse is opgenomen hoofdstuk 3.

8.1.3 Gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners per dag

Het aantal verplaatsingen (gemiddeld per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag) is significant hoger (8 procent) in ODiN 2022 dan in ODiN 2021. Voor 6 van de 7 vervoerwijzen is er een significante wijziging. Bij de motieven is er bij 5 van de 9 klassen een significante wijziging ten opzichte van ODiN 2021.

Resultaten van de verdeling naar vervoerwijze:

Voor 5 van de 7 vervoerwijzen is er een significante toename en voor lopen een significante afname in het aantal verplaatsingen per persoon in 2022. De vervoerwijze ‘overig’ is stabiel gebleven.

  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag is voor lopen in 2022 met 5 procent afgenomen ten opzichte van 2021.
  • De gemiddelde aantallen verplaatsingen als personenautobestuurder en als -passagier zijn in 2022 toegenomen met respectievelijk 5 en 8 procent.
  • Het aantal verplaatsingen met de trein is in 2022 toegenomen met 48 procent in vergelijking met een jaar eerder.
  • De verplaatsingen met bus/tram/metro zijn ook met 48 procent toegenomen van 2021 naar 2022.
  • Met de fiets is het aantal verplaatsingen van 2021 naar 2022 significant toegenomen met 18 procent.

Vergelijking met 2019: Het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in 2022 ligt rond hetzelfde niveau als in 2019. Uitgesplitst naar vervoerwijze, is het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag in 2022 in de meeste gevallen significant lager dan in 2019. Uitzondering vormen lopen, dat significant hoger ligt (37 procent), en de fiets en de ‘overige vervoerwijzen’ die in 2022 niet verschillen met 2019.

Resultaten van de verdeling naar motief:

Voor 4 van de 9 motieven, geldt dat deze significant zijn toegenomen. Een significante afname is gemeten voor ‘Toeren en wandelen’.

  • Het aantal verplaatsingen voor het motief ‘Van en naar het werk' nam in 2022 toe met 13 procent in vergelijking met een jaar eerder.
  • In 2022 zijn er met +3 procent significant meer verplaatsingen gemaakt met als motief ‘Winkelen en boodschappen doen’.
  • Voor het volgen van ‘Onderwijs of een cursus’ is het aantal gemaakte verplaatsingen in 2022 toegenomen met ruim een kwart (27 procent) tegenover 2021.
  • Ook het aantal verplaatsingen met als motief 'Uitgaan, sport en hobby' nam in ODiN 2022 significant toe en wel met 28 procent ten opzichte van ODiN 2021.
  • Het aantal verplaatsingen voor 'Toeren en wandelen' is daarentegen significant afgenomen in ODiN 2022 (-12 procent).

Vergelijking met 2019: Hoewel het totaal aantal reguliere verplaatsingen per 1.000 inwoners per jaar in 2022 niet verschilt met 2019, geldt dat uitgesplitst naar motief alleen voor ‘Diensten en verzorging’. Voor alle andere motieven is er wel een significant verschil met 2019. Het aantal verplaatsingen voor ‘Winkelen en boodschappen doen’, 'Toeren en wandelen' en 'Overige reismotieven' ligt in 2022 significant hoger dan in 2019. Voor de motieven ‘Van en naar het werk’, ‘Zakelijk en beroepsmatig’, ‘Onderwijs of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’ en 'Uitgaan, sport en hobby' is het aantal verplaatsingen in 2022 significant lager dan in 2019.

8.1.4 Gemiddeld afgelegde afstand per verplaatsing

De gemiddelde verplaatsingsafstand voor het totaal is in ODiN 2022 3 procent hoger (significant) dan in ODiN 2021 en bedraagt in 2022 11,2 kilometer.

  • Voor fietsen en lopen geldt dat de afgelegde afstand per verplaatsing in ODiN 2022 significant is afgenomen ten opzichte van die in 2021. Voor alle andere vervoerwijzen is de afgelegde afstand per verplaatsing stabiel gebleven in vergelijking met ODiN 2021.
  • Vergelijking met 2019: De gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing is in ODiN 2022 significant korter dan in ODiN 2019. Uitgesplitst naar vervoerwijze is te zien dat behoudens de gemiddelde afstand per verplaatsing met de trein, ‘bus, tram en metro’, de fiets en lopen voor de andere vervoerwijzen de verplaatsingsafstand significant afwijkt van die van 2019. De verplaatsingsafstand van personenauto als bestuurder, personenauto als passagier en met ‘overige vervoermiddelen’ is in 2022 significant korter dan in 2019.

  • In 2022 verschillen de gemiddelde afstanden per verplaatsing voor de motieven ‘Van en naar het werk ’, ‘Winkelen en boodschappen doen, ‘Onderwijs of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’, ‘Uitgaan, sport en hobby’ en ‘Toeren en wandelen’ significant ten opzichte van 2021. ‘Van en naar het werk’ is toegenomen met 6 procent, ‘Winkelen en boodschappen doen’ met 7 procent, ‘Onderwijs of cursus volgen’ met 9 procent en ‘Visite en logeren’ met 6 procent. ‘Uitgaan, sport en hobby’ en ‘Toeren en wandelen’ zijn met respectievelijk -6 procent en -7 procent, afgenomen.
  • Vergelijking met 2019: Van bijna alle motieven (met uitzondering van ‘Diensten en verzorging’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’) is de gemiddeld afgelegde afstand per verplaatsing significant korter (variërend van 9 tot 23 procent) dan in ODiN 2019.

8.1.5 Verkeersdeelname

De deelname aan het verkeer in ODiN 2022 is bijna 80 procent. In ODiN 2021 was dit significant lager en bedroeg de verkeersdeelname ruim 78 procent. Andere constateringen zijn:

  • Zowel bij mannen als bij vrouwen is de toename in verkeersdeelname in 2022 ten opzichte van 2021 significant. In 2022 is er geen significant verschil tussen de verkeersdeelname van mannen en vrouwen.
  • Uit de verdeling van verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie blijkt dat er tussen ODiN 2022 en ODiN 2021 bij ‘Scholier/student, ‘Gepensioneerd/VUT’ en ‘Overig’ een significante toename is in de verkeersdeelname. De toename in verkeersdeelname bij bovengenoemde groepen is 3 procent.
  • Vergelijking met 2019: Van twee van de onderscheiden groepen binnen maatschappelijke participatie is de deelname aan het verkeer in 2022 significant lager dan in 2019, namelijk voor de groep ’Werkzaam 30 uur of meer per week’ en voor de groep ‘Scholier/student’. Daarentegen is de verkeersdeelname van mensen in de groep ‘Gepensioneerd/VUT’ significant hoger dan in 2019.

  • De deelname aan het openbaar vervoer is in 2022 ten opzichte van 2021 significant toegenomen met 43 procent en ten opzichte van 2019 met 29 procent afgenomen en daarmee significant lager. De deelname van mannen aan het openbaar vervoer is in 2022 in vergelijking met 2021 significant toegenomen met 45 procent en voor vrouwen met 41 procent. In zowel 2022, 2021, 2020 als in 2019 blijkt de deelname aan het openbaar vervoer van vrouwen significant hoger dan van mannen.

8.2 Conclusie

ODiN 2022 laat op een aantal plaatsen significante verschillen in het mobiliteitsbeeld zien vergeleken met ODiN 2021 en 2019. Ook begin 2022 waren nog maatregelen van kracht om de gevolgen van de coronapandemie te beteugelen.

Vanaf maart 2020 nam het kabinet diverse maatregelen om de gevolgen van de coronapandemie in goede banen te leiden en deze duurden tot in 2022. Veel van die maatregelen zoals lockdowns, thuiswerkadvies, online onderwijs, avondklok en beperkingen voor luchtvaart en openbaar vervoer hadden ook hun weerslag op het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking. In 2022 zijn de meeste maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-19 beëindigd; halverwege januari 2022 eindigde een periode met een ‘harde lockdown’. Het virus en de bijbehorende maatregelen hadden in 2022 een minder grote uitwerking op de mobiliteit van Nederlandse bevolking dan in de twee jaren daarvoor. 2022 was echter ook het jaar waarin Rusland haar buurland Oekraïne binnenviel (24 februari 2022) en daarmee een oorlog startte die wereldwijd (economische) gevolgen had, zoals hogere brandstofprijzen.

De verschillen in maatregelen in 2022 en 2021 zijn moeilijk met elkaar te vergelijken en lastig te duiden. In elk geval is het duidelijk dat de overheidsmaatregelen in 2022 een kortere periode van kracht waren dan in 2021. In hoeverre de gevolgen van de oorlog en de daarmee samenhangende toename van de brandstofprijzen van invloed zijn geweest op de mobiliteit is niet onderzocht.

Totale vervoersprestatie is significant toegenomen 
Uit resultaten van ODiN 2022 blijkt dat de totale vervoersprestatie met 11 procent is toegenomen ten opzichte van ODiN 2021. Van bijna alle modaliteiten zijn de reizigerskilometers significant toegenomen, behalve voor de modaliteit lopen. Hiervan is de vervoersprestatie significant lager dan een jaar eerder. Er is in 2022 een significant negatief verschil in het aantal afgelegde reizigerskilometers met 2019 voor alle modaliteiten behalve lopen en met de fiets. Lopend en per fiets worden in 2022 significant meer kilometers afgelegd dan in 2019.

Uit ODiN 2022 blijkt dat de vervoersprestatie van de personenauto als bestuurder significant is toegenomen (9 procent). Ook uit de voorlopige gegevens van de verkeersprestaties van personenauto’s op Nederlands grondgebied op basis van de kilometerregistraties komt dit beeld naar voren. Uit die voorlopige cijfers volgt een toename van ruim 8 procent. Rijkswaterstaat rapporteert dat ten opzichte van 2022 het aantal afgelegde voertuigkilometers op het hoofdwegennet met 5,9 procent is toegenomen. Hoewel deze gegevens niet direct met elkaar vergelijkbaar zijn (zie paragraaf 7.2.1 en 7.2.2), wijzen beide resultaten op een toename van het aantal gereden kilometers. Ook de resultaten over het Rijkswegennet en de actuele verkeersgegevens betreffende het ‘personenvervoer’ van NDW, die beiden eveneens een toename van het verkeer laten zien, ondersteunen dit beeld en daarmee de plausibiliteit van dit ODiN-resultaat aangaande de toename van de autobestuurderskilometers van 2021 naar 2022.

 De vervoersprestatie met de trein is in ODiN 2022 met 54 procent toegenomen, vergeleken met 2021. Ten opzichte van 2019 is het aantal treinreizigerskilometers in 2022 35 procent lager. Uit NS-gegevens over duurzame prestaties blijkt dat het aantal reizigerskilometers met de trein in 2022 is toegenomen met 54 procent ten opzichte van 2021. In vergelijking met 2019 is het aantal treinreizigerskilometers volgens NS in 2022 ruim 29 procent lager. Deze tendens komt in grote mate overeen met de ODiN-resultaten. Ofschoon de NS dezelfde toename van het aantal reizigerskilometers moet worden opgemerkt dat er toch verschillen kunnen zijn. Het NS-cijfer vertegenwoordigt bijvoorbeeld niet het totaal aantal reizigerskilometers met de trein, omdat de gegevens van andere maatschappijen die op het spoor actief zijn, ontbreken.

Uit de ODiN-cijfers blijkt dat de vervoersprestatie van bus/tram/metro van 2021 op 2022 significant is toegenomen. Naast de hierboven gerapporteerde toename van het aantal OV-check-ins van 2021 op 2022 volgt uit de jaarverslagen van de HTM, de RET en het GVB een zelfde tendens: toename van OV-gebruik van 2021 naar 2022. Ten opzichte van 2019 is het OV-gebruik in 2022 lager.

Uit cijfers over inchecktransacties bij trein, bus, tram en metro, samengesteld door het CBS en Translink blijkt dat in 2022 het aantal keren dat werd ingecheckt, toenam met 40 procent vergeleken met 2021. Ten opzichte van 2019 werd in 2022 27 procent minder ingecheckt in het openbaar vervoer (zie ook paragrafen 7.4 en 7.6.4). Het aantal inchecktransacties is weliswaar niet 1-op-1 vergelijkbaar met de reizigerskilometers met het OV in ODiN, maar het geeft wel aan dat er op basis van deze bronnen vaker is gereisd met het openbaar vervoer.

Reguliere reizigerskilometers en aantal reguliere verplaatsingen ook toegenomen
Het aantal reguliere reizigerskilometers (dus exclusief kilometers voor serieverplaatsingen) is in 2022 ten opzichte van voorgaand jaar significant toegenomen met 12 procent. De toename van het aantal reguliere verplaatsingen tussen beide jaren is 8 procent. Opmerkelijk is dat in 2022 de afgelegde kilometers en het aantal verplaatsingen dat toerend en wandelend is afgelegd na de significante toename van 2019 naar 2020 en 2021 in 2022 is afgenomen.

Het aantal reizigerskilometers en het aantal verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ is met respectievelijk ruim een vijfde en ruim een achtste significant toegenomen van 2021 naar 2022. Vanaf 15 februari 2022 mochten mensen de helft van de tijd op kantoor werken. Volgens de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA, 2022) was vanaf 2020 een sterke stijging te zien in het aantal werknemers dat deels thuis, ofwel hybride werkt. Het aantal steeg van bijna 37% in 2019 naar ruim 47% in 2020. In 2022 werkte bijna de helft van de werknemers (45%) soms of meestal thuis. In totaal werkten Nederlanders in 2022 gemiddeld 11 uur per week thuis. Twee jaar daarvoor was dat nog 19 uur (Arboportaal.nl, 2023). Uit het Landelijk Reizigersonderzoek volgt dat er in 2022 gemiddeld 1,1 dag per week werd thuisgewerkt en dat dit minder was dan in 2021, maar meer dan vóór corona (IenW, 2023). De mogelijkheid om vaker naar het werk te gaan, alsook de constatering dat er minder werd thuisgewerkt ondersteunen daarmee de plausibiliteit van de ODiN-resultaten. Ook daaruit blijkt dat het aantal verplaatsingen en het aantal reizigerskilometers om ‘Van en naar het werk’ te gaan van ODiN 2022 in vergelijking met ODiN 2021 is toegenomen.

In 2022 is zowel het totaal aantal reguliere reizigerskilometers afgelegd voor het motief ‘Onderwijs of cursus volgen’ als het aantal verplaatsingen ten opzichte van 2021 significant toegenomen en wel met respectievelijk 40 en 27 procent. Dit ligt in de lijn der verwachting, omdat in 2022 overheidsmaatregelen zoals de fysieke sluiting van scholen, kinderopvang en de buitenschoolse opvang in vergelijking met de twee voorafgaande jaren voor een veel kortere periode golden. Half januari mocht alles weer open. In vergelijking met ‘pre-coronajaar’ 2019 ligt het aantal reizigerskilometers voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ 19 procent lager.

Voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ zijn in 2022 significant meer reizigerskilometers afgelegd namelijk 12 procent meer dan in 2021 en ook significant meer verplaatsingen (3 procent). De mogelijkheid om niet-essentiële winkels te bezoeken was in 2022 groter. In februari waren er bijna geen beperkingen meer van de reguliere openingstijden. Gedeeltelijke ondersteuning voor bovengenoemde ODiN-gegevens volgt uit CBS-gegevens over de omzet van de detailhandel. Deze nam van 2021 naar 2022 toe met 7,5 procent (CBS, 2022b). In vergelijking met ODiN 2019 zijn er in 2022 significant minder reizigerskilometers afgelegd (-7 procent) om boodschappen te doen en te winkelen. Deze ontwikkeling is ook terug te zien in de omzetgegevens van de detailhandel. De omzet is in 2022 bijna 19 procent lager dan in 2019.

Ook wat betreft het motief ‘Visite en logeren’ is het aantal reizigerskilometers in ODiN significant toegenomen met 9 procent ten opzichte van 2021. Dit is aannemelijk, omdat in 2022 een relatief korte periode (tot 15 februari) beperkende regels golden omtrent het bezoeken van niet met het coronavirus besmette mensen, in vergelijking met 2021 (zie RIVM, 2023). Het aantal reizigerskilometers voor ‘Visite en logeren’ is in 2022 ten opzichte van 2019 significant lager (-12 procent). Het aantal verplaatsingen voor ‘Visite en logeren’ is van 2021 op 2022 niet significant gewijzigd. Wél is dat aantal verplaatsingen significant lager dan in 2019 (-4 procent). Hoewel moeilijk vergelijkbaar verschilt deze tendens in ODiN deels met die van het Landelijk Reizigersonderzoek. Daarin is geen verschil gevonden tussen 2021 en 2022, en tussen 2019 en 2022 in het aandeel mensen dat reizen maakt voor bezoek aan familie en vrienden. Gezien de periode waarin in beide jaren de dataverzameling heeft plaatsgevonden voor het LRO, kan er mogelijk sprake zijn van enige vertekening (zie ook 7.5).

In 2022 zijn 23 procent meer reizigerskilometers en ruim een kwart meer verplaatsingen gemaakt dan in 2021 voor ‘Uitgaan, sport of hobby’. In 2022 waren er na de harde lockdown nog voor een deel van het jaar beperkingen met betrekking tot bezoek aan uitgaansgelegenheden, bioscoop- en theatervoorstellingen, sportevenementen, festivals en dergelijke (RIVM, 2023).

Afstand per verplaatsing meestal onder niveau van 2019
De gemiddelde afstand per verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder is in 2022 3 procent langer dan in 2021 en 16 procent korter dan in 2019. De gemiddelde afstand per verplaatsing is in 2022 in vergelijking met 2021 alleen voor de fiets en lopen significant gewijzigd, namelijk significant korter. Bij de 3 modaliteiten waarbij de verplaatsingsafstand in 2022 significant verschilt met die van 2019 is de gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing korter dan in 2019 (personenauto als bestuurder, personenauto als passagier en de groep ‘overige vervoerwijzen’. Wat betreft de motieven geldt dat voor de motieven ‘Van en naar het werk’ (6 procent), ‘Winkelen en boodschappen doen’ (7 procent), ‘Onderwijs of cursus volgen’ (9 procent) en ‘Visite en logeren’ (6 procent) de gemiddelde afstand per verplaatsing in 2022 significant langer is dan het jaar ervoor. Voor ‘Uitgaan, sport en hobby’ en ‘Toeren en wandelen’ is de gemiddelde afstand per verplaatsing in 2022 significant korter dan in 2021 (respectievelijk -6 en -7 procent). Voor de motieven ‘Diensten en verzorging’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’ is er geen significant verschil in verplaatsingsafstand met 2019, voor alle andere motieven wel. Voor die motieven is de verplaatsingsafstand in 2022 significant korter dan in 2019.

Verkeersdeelname toegenomen
In 2022 nam bijna 80 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder minimaal één keer per dag deel aan het verkeer. In 2021 gold dit voor 78 procent van de bevolking. In 2019 lag de verkeersdeelname op 82 procent. De toename in verkeersdeelname in 2022 ten opzichte van 2021 was significant voor de groepen scholieren en studenten, gepensioneerden en de groep overigen. In vergelijking met 2019 is bij mensen die meer dan 30 uur werkzaam zijn per week en scholieren en studenten de deelname aan het verkeer in 2022 significant lager. Gepensioneerden nemen daarentegen significant meer deel aan het verkeer in 2022 dan in 2019.

Eindconclusie
In 2022 waren evenals in 2021 nog steeds maatregelen van kracht vanwege covid-19, maar wel voor een veel kortere duur. Al met al zien we in de ODiN-resultaten over 2022 een opleving van de mobiliteit. In deze rapportage zijn waar mogelijk de resultaten van ODiN 2022 geconfronteerd met resultaten uit andere onderzoeken of is een (mogelijke) verklaring gegeven voor gevonden verschillen tussen ODiN 2022 en ODiN 2021 en soms tussen ODiN 2022 en ODiN 2019. Hoewel een deel van de onderzoeken niet altijd directe ondersteuning biedt en de verschillen soms moeilijk te duiden zijn, blijken zij veelal de tendens gevonden in ODiN 2022, te ondersteunen.

Referenties

Arboportaal.nl (2023): Arbotrends 2022: minder thuiswerken en meer ziekteverzuim

CBS (2022a): Nederlander koopt meer digitale producten maar minder goederen online (cbs.nl)

CBS (2022b): Statline: Detailhandel; omzetontwikkeling internetverkopen, index 2015=100.

CBS (2023a): In 2022 27 procent minder ingecheckt in openbaar vervoer dan voor corona (cbs.nl)

CBS (2023b): Voorlopige cijfers verkeersprestaties, 2021-2022 (cbs.nl)

CBS (2023c): In eerste kwartaal 2022 hoogste ziekteverzuim ooit gemeten (cbs.nl)

CROW (2023): ov-klantenbarometer-2022-hoofdrapport.aspx (crow.nl)

GVB (2023): Jaarverslag 2022 (gvb.nl)

HTM (2023): Jaarverslag 2022 (htm.nl)

KNMI (2021): KNMI - Gemiddeld normaal 2021 met recordaantal codes oranje en rood

KNMI (2022): KNMI - Jaar 2022: hitte, droogte en stormen

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (2023): Landelijk reizigersonderzoek 2022

Nationale Nederlanden (2023): Recordaantal ziekmeldingen eerste kwartaal 2022 Werkgevers verwachten minder ziekteverzuim

NS (2023): NS Jaarverslag 2022

RET (2023): Jaarcijfers 2022: Reizigers keren terug, vroegere groeipad verlaten

Rijksoverheid (z.d.) geraadpleegd mei 2023: November 2021: Meer coronamaatregelen en avondlockdown

Rijkswaterstaat (2023): Rapportage Rijkswegennet 3e periode 2022

RIVM (2023) geraadpleegd op 20 april 2023: Tijdlijn van coronamaatregelen 2022

TNO (2023): Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2022

Bijlage A Marges

In deze bijlage staan de schattingen (waarden) van resultaten van ODiN 2022 uit de hoofdstukken 3 tot en met 6 vermeld samen met de onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval en de relatieve marge in procenten. De onder- en bovengrens begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.

A.3.1 Marges totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar ritvervoerwijze, 2022
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal186,9183,9190,01,6
Personenauto als bestuurder92,990,795,02,3
Personenauto als passagier32,731,334,04,2
Trein15,814,716,86,8
Bus/tram/metro5,04,75,46,8
Fiets18,418,018,82,1
Lopen7,27,17,41,9
Overig15,013,716,28,4

A.3.2 Marges reguliere reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar motief, 2022
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal180,9178,1183,71,5
Van en naar het werk44,342,945,63,1
Zakelijk en beroepsmatig12,411,413,58,6
Diensten en verzorging4,34,04,67,7
Winkelen en boodschappen doen17,116,417,73,7
Onderwijs of cursus volgen9,79,110,36,0
Visite en logeren30,128,731,44,4
Uitgaan, sport en hobby34,132,735,44,0
Toeren en wandelen12,311,812,84,1
Ander motief16,715,817,65,4

A.4.1 Marges aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze, 2022
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 6962 6762 7170,7
Personenauto als bestuurder 868 854 8811,6
Personenauto als passagier 278 271 2852,6
Trein 52 49 545,1
Bus/tram/metro 55 53 585,2
Fiets 751 739 7631,6
Lopen 585 575 5951,7
Overig 107 102 1135,3

A.4.2 Marges aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar motief, 2022
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 6962 6762 7170,7
Van en naar het werk 420 412 4271,8
Zakelijk en beroepsmatig 82 78 865,1
Diensten en verzorging 91 87 954,1
Winkelen en boodschappen doen 580 571 5891,6
Onderwijs of cursus volgen 183 177 1882,9
Visite en logeren 263 257 2692,4
Uitgaan, sport en hobby 481 472 4891,7
Toeren en wandelen 281 275 2862,0
Ander motief 317 308 3252,7

A.5.1 Marges gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar ritvervoerwijze, 2022
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal11,2011,0311,371,5
Personenauto als bestuurder17,4417,1017,792,0
Personenauto als passagier19,6118,9220,313,6
Trein50,7348,4553,004,5
Bus/tram/metro14,2513,5914,924,6
Fiets4,043,974,111,7
Lopen2,072,032,101,6
Overig18,3616,9819,757,5

A.5.2 Marges gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar motief, 2022
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal11,2011,0311,371,5
Van en naar het werk17,6117,1618,062,5
Zakelijk en beroepsmatig25,4323,6927,166,8
Diensten en verzorging7,927,408,446,6
Winkelen en boodschappen doen4,924,755,093,4
Onderwijs of cursus volgen8,868,389,335,4
Visite en logeren19,0818,3319,833,9
Uitgaan, sport en hobby11,8411,4112,283,7
Toeren en wandelen7,327,047,593,8
Ander motief8,788,359,214,9

A.6.1.1 Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2022
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal79,779,380,20,5
Mannen79,879,280,40,7
Vrouwen79,779,180,20,7

A.6.1.2 Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar maatschappelijke participatie, 2022
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal79,779,380,20,5
Werkzaam 12-30 uur per week86,885,787,71,2
Werkzaam ≥ 30 uur per week83,682,984,20,8
Scholier/student82,581,583,51,2
Werkloos66,362,370,05,9
Arbeidsongeschikt70,367,872,73,6
Gepensioneerd/VUT71,670,772,61,3
Overig70,168,571,62,2

A.6.2.1 Marges deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2022
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal6,15,96,33,5
Mannen5,65,35,95,3
Vrouwen6,56,26,94,8

Bijlage B Aantal typen dagen per jaar

Het aantal reizigerskilometers per jaar zoals gepresenteerd in hoofdstuk 3 is onder andere ook afhankelijk van het aantal dagen van het jaar en bijvoorbeeld het aantal werkdagen in een jaar. Onderstaand overzicht geeft daarin enig inzicht.

B.1 Aantal typen dagen per jaar
2019202020212022
Alle dagen365366365365
Doordeweekse dagen261262261260
Weekenddagen104104104105
Weekenddagen plus feestdagen1)111113112112
Werkdagen2)254253253253
1) Feestdagen: nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, beide paasdagen, Koningsdag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, beide pinksterdagen, beide kerstdagen en oudjaarsdag.
2) Werkdagen: doordeweekse dagen exclusief feestdagen.