Jeugdbescherming en jeugdreclassering 2020
Over deze publicatie
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hulp aan jongeren. Dat is vastgelegd in de Jeugdwet. Om de gemeenten bij de uitvoering ervan te ondersteunen is in de Jeugdwet een regeling opgenomen voor het ontsluiten van beleidsinformatie. De beleidsinformatie betreft informatie over jeugdhulpgebruik en de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen verstrekken hierover gegevens aan het CBS.
In deze rapportage staan de voorlopige resultaten over de verstrekte jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2020, waarbij ook een vergelijking wordt gemaakt met de jaren 2016 tot en met 2019. De resultaten over jeugdhulp worden in een aparte rapportage beschreven.
Samenvatting
In deze rapportage presenteert het CBS de voorlopige cijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2020. Op 31 december 2020 waren er 32,8 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In twee derde van de gevallen ging het om een vorm van ondertoezichtstelling en in een derde van de gevallen om een voogdijmaatregel. Er werden in 2020 minder maatregelen gestart, maar ook minder beëindigd dan in voorgaande jaren. Het aantal jongeren met een reguliere ondertoezichtstelling is in 2020 verder gestegen, naar 22 415 jongeren op 31 december. Het aantal jongeren met een reguliere voogdijmaatregel bleef met 9 825 redelijk constant. De gemiddelde duur van ondertoezichtstellingen nam af en bij voogdijmaatregelen nam deze toe. De meeste trajecten werden beëindigd vanwege het bereiken van de meerderjarigheid van de jongeren. Jeugdbescherming kwam relatief gezien het meest voor in de jeugdregio’s Zuid-Limburg en Midden-Holland.
Aan het einde van 2020 waren er 5 555 jeugdreclasseringsmaatregelen van kracht. In de meeste gevallen ging het om een vorm van toezicht en begeleiding. Het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel is verder gedaald, naar 5 445 jongeren op 31 december 2020. Er werden minder maatregelen beëindigd dan in voorgaande jaren, maar de afname was niet zo sterk als bij het aantal gestarte maatregelen. De meeste trajecten werden beëindigd volgens plan en de gemiddelde duur van beëindigde trajecten nam toe. Jeugdreclassering kwam het meeste voor in de regio’s Rotterdam en Amsterdam.
1. Jeugdbescherming
Op 31 december 2020 waren er 32,8 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan twee derde van de gevallen betrof het een vorm van ondertoezichtstelling (OTS). In 31 procent van alle maatregelen ging het om een voogdijmaatregel, al dan niet voorlopig of tijdelijk (tabel 1.0.1).
In 2020 was er een lichte stijging te zien in het totaal aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Op 31 december 2020 waren er 1,5 procent meer maatregelen actief dan aan het begin van het jaar. Deze stijging wordt veroorzaakt doordat het aantal reguliere toezichtstellingen is gestegen met 3,1 procent. Bij de voorlopige ondertoezichtstellingen en alle vormen van voogdij was sprake van een afname in 2020.
Beginstand | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 32 330 | 11 630 | 11 155 | 32 800 |
Ondertoezichtstelling | 21 705 | 8 475 | 7 805 | 22 370 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 425 | 1 640 | 1 705 | 360 |
Voogdij | 9 905 | 1 220 | 1 305 | 9 820 |
Voorlopige en tijdelijke voogdij | 300 | 295 | 340 | 255 |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 31 december tellen niet mee in de eindstand. |
1.1 Minder trajecten gestart en beëindigd
Het aantal gestarte jeugdbeschermingstrajecten in 2020 ligt 10,4 procent lager dan in 2019. Ook het aantal beëindigde trajecten is gedaald met 8,6 procent (figuur 1.1.1). De oorzaak van de daling in de instroom en uitstroom ligt mogelijk deels in de uitbraak van het coronavirus in Nederland vanaf maart 2020 (figuur 1.1.3 en 1.1.4).
Ook bij de ondertoezichtstellingen is er een sprake van een daling bij de in- en uitstroom. Net als in de jaren 2017, 2018 en 2019 worden er nog steeds meer ondertoezichtstellingen gestart dan beëindigd. Bij de voogdij zijn er in 2020, net als in de twee voorafgaande jaren, iets meer maatregelen die zijn beëindigd dan gestart. Het aantal gestarte en beëindigde voogdijmaatregelen ligt lager dan in de jaren ervoor (figuur 1.1.1).
Maatregel | 2020* (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | |||||
Instroom | 11630 | 12980 | 12160 | 12250 | 12320 |
Uitstroom | 11155 | 12205 | 11835 | 11875 | 12830 |
OTS¹⁾ | |||||
Instroom | 8475 | 9345 | 8850 | 8830 | 8480 |
Uitstroom | 7805 | 8575 | 8455 | 8625 | 9620 |
Voogdij²⁾ | |||||
Instroom | 1220 | 1340 | 1345 | 1590 | 1975 |
Uitstroom | 1305 | 1410 | 1430 | 1405 | 1400 |
1)Exclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 2)Exclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
Bij de voorlopige ondertoezichtstellingen en de voorlopige en tijdelijke voogdijtrajecten is ook een daling in het aantal gestarte en beëindigde maatregelen te zien. Er werden meer maatregelen beëindigd dan gestart in 2020 (figuur 1.1.2).
Maatregel | 2020* (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|
Vrl. OTS | |||||
Instroom | 1640 | 1920 | 1705 | 1550 | 1560 |
Uitstroom | 1705 | 1845 | 1685 | 1545 | 1495 |
Vrl. en tijd. voogdij | |||||
Instroom | 295 | 375 | 260 | 280 | 305 |
Uitstroom | 340 | 375 | 270 | 300 | 310 |
Het aantal gestarte jeugdbeschermingsmaatregelen ligt in alle maanden van 2020 lager dan in dezelfde maanden in 2019, behalve in de maand juni (figuur 1.1.3). De instroom lag dus ook in de twee maanden voordat het coronavirus in Nederland uitbrak al lager dan in 2019. Het verschil in instroom is het grootst in de maanden maart en oktober, toen de eerste en tweede lockdown in Nederland werden ingevoerd.
Jaar | Instroom 2019 (Maatregelen) | Instroom 2020* (Maatregelen) |
---|---|---|
Jan | 1250 | 1040 |
Feb | 960 | 915 |
Mrt | 1055 | 830 |
Apr | 1100 | 945 |
Mei | 1100 | 1040 |
Jun | 1010 | 1100 |
Jul | 1240 | 1140 |
Aug | 1030 | 995 |
Sep | 1010 | 885 |
Okt | 1160 | 885 |
Nov | 970 | 910 |
Dec | 1100 | 935 |
Het aantal beëindigde maatregelen ligt in de eerste drie maanden van 2020 nog ongeveer gelijk aan 2019. In de maanden april tot en met december 2020 worden er duidelijk minder maatregelen beëindigd dan in dezelfde maanden in 2019 (figuur 1.1.4). De uitbraak van corona in Nederland vanaf maart 2020 heeft hier vermoedelijk aan bijgedragen.
Jaar | Uitstroom 2019 (Maatregelen) | Uitstroom 2020* (Maatregelen) |
---|---|---|
Jan | 1085 | 1080 |
Feb | 940 | 955 |
Mrt | 975 | 980 |
Apr | 1000 | 820 |
Mei | 970 | 885 |
Jun | 1095 | 925 |
Jul | 1060 | 985 |
Aug | 970 | 855 |
Sep | 985 | 965 |
Okt | 1120 | 875 |
Nov | 935 | 870 |
Dec | 1075 | 955 |
1.2 Meer jongeren met ondertoezichtstelling
Op 31 december 2020 stonden 22 415 jongeren onder toezicht; eind 2019 ging het om 21 645 jongeren (figuur 1.2.1). In de periode 2009 tot en met 2016 daalde het aantal jongeren met een ondertoezichtstelling, sinds 2016 stijgt dit aantal. Het gaat hier uitsluitend om de reguliere ondertoezichtstellingen. De voorlopige ondertoezichtstellingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Datum | Voogdij (x 1 000) | Ondertoezichtstelling (x 1 000) |
---|---|---|
2005 | 5,035 | 23,98 |
2006 | 5,21 | 26,38 |
2007 | 5,46 | 29,605 |
2008 | 5,79 | 32,145 |
2009 | 6,38 | 33,17 |
2010 | 6,95 | 32,565 |
2011 | 7,445 | 31,5 |
2012 | 7,535 | 31,105 |
2013 | 8,43 | 28,145 |
2014* | 8,86 | 25,32 |
2015 | 9,205 | 21,395 |
2016 | 9,755 | 20,085 |
2017 | 9,935 | 20,38 |
2018 | 9,94 | 20,77 |
2019 | 9,835 | 21,645 |
2020* | 9,825 | 22,415 |
1)Personen met voogdij of ondertoezichtstelling op peildatum 31 december, exclusief voorlopige voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige ondertoezichtstellingen. 2)Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. |
1.3 Aantal jongeren met voogdij redelijk constant
Op 31 december 2020 gold voor 9 825 jongeren een voogdijmaatregel. Sinds 2017 ligt dit aantal redelijk constant rond de 9,9 duizend. In de jaren daarvoor was een duidelijke stijging te zien; het aantal voogdijmaatregelen is in de periode 2005 tot en met 2016 bijna verdubbeld (figuur 1.2.1). Het betreft hier uitsluitend de reguliere voogdij. Voorlopige en tijdelijke voogdij zijn buiten beschouwing gelaten.
1.4 Voogdijtrajecten meestal langer dan drie jaar
Van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen in 2020 duurde 72 procent drie jaar of langer (tabel 1.4.1). De meeste reguliere ondertoezichtstellingen duurden één tot drie jaar. Voorlopige ondertoezichtstellingen duurden bijna altijd korter dan 3 maanden; dit is officieel ook de maximale duur van een voorlopige OTS, daarna dient deze ofwel te worden beëindigd ofwel te worden omgezet in een reguliere OTS. Tijdelijke voogdij duurt meestal drie jaar of langer. Dit is een maatregel die wordt toegepast als gevolg van een gezagsvacuüm, bijvoorbeeld als de ouders langdurig in het buitenland verblijven of als zij zijn overleden.
Totaal aantal beëindigde maatregelen | Duur maatregel | Duur maatregel | Duur maatregel | Duur maatregel | Duur maatregel | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 11 155 | 1 930 | 550 | 2 205 | 4 020 | 2 455 |
Ondertoezichtstelling | 7 805 | 90 | 420 | 2 065 | 3 735 | 1 495 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 1 705 | 1 680 | 20 | . | . | . |
Voogdij | 1 305 | 15 | 25 | 55 | 275 | 940 |
Voorlopige voogdij | 305 | 140 | 80 | 75 | 10 | . |
Tijdelijke voogdij | 35 | . | . | . | . | 20 |
Bron: CBS. 1) Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in 2020. |
De gemiddelde duur van de reguliere voogdijmaatregelen is met 2 130 dagen een stuk langer dan die van de reguliere ondertoezichtstellingen (821 dagen) én is de afgelopen jaren gestegen. Dit in tegenstelling tot de gemiddelde duur van de reguliere ondertoezichtstellingen die de afgelopen jaren juist aan het dalen is (figuur 1.4.2). De gemiddelde duur van de beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten is, na een stijging in 2019, in 2020 weer ongeveer gelijk aan 2017 en 2018. Het gaat in 2020 echter maar om 35 beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten in totaal (tabel 1.4.1).
Maatregel | 2020* (dagen) | 2019 (dagen) | 2018 (dagen) | 2017 (dagen) | 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 844 | 867 | 877 | 934 | 1026 |
OTS | 821 | 867 | 888 | 965 | 1085 |
Vrl. OTS | 72 | 71 | 73 | 73 | 74 |
Voogdij | 2130 | 2061 | 1873 | 1833 | 1823 |
Vrl. voogdij | 144 | 141 | 174 | 147 | 129 |
Tijd. voogdij | 1566 | 1850 | 1508 | 1597 | 1160 |
1)Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in gehele jaar. |
1.5 Meeste ondertoezichtstellingen beëindigd door bereiken meerderjarigheid
In 2020 werden er 11 155 jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd, waarvan 9 510 beëindigde ondertoezichtstellingen en 1 645 beëindigde voogdijmaatregelen (zie tabel 1.4.1). Bijna 60 procent van de ondertoezichtstellingen werden in 2020 beëindigd doordat de jongere meerderjarig werd. De afgelopen jaren werden steeds minder ondertoezichtstellingen beëindigd vanwege een gezagsbeëindigende maatregel (figuur 1.5.1).
Reden beëindiging OTS | 2020* (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|
Bereiken meerderjarigheid | 5610 | ||||
Beëindiging volgens plan | 2280 | ||||
VOTS naar OTS | 1145 | ||||
Tussentijdse opheffing | 245 | 275 | 290 | 315 | 325 |
Gezagsbeëindigende maatregel | 185 | 610 | 785 | 1070 | 1600 |
Niet verlengd | 40 | ||||
Overlijden jeugdige | |||||
1)Ondertoezichtstellingen en voorlopige ondertoezichtstellingen, beëindigd in het gehele jaar. 2)Voor de redenen 'bereiken meerderjarigheid', 'beëindiging volgens plan', 'VOTS naar OTS' en 'niet verlengd' zijn er over de jaren 2016 t/m 2019 geen betrouwbare cijfers. |
Het aantal voogdijmaatregelen dat is beëindigd door herstel van het gezag is de afgelopen jaren gestegen en ligt in 2020 op 535 maatregelen. De meest voorkomende reden om voogdij te beëindigen is echter nog steeds het bereiken van meerderjarigheid van de jongere, wat 930 keer voorkwam in 2020. Het aantal voogdijmaatregelen dat beëindigd is met deze reden is echter wel afgenomen de afgelopen jaren (figuur 1.5.2). Ook het aantal voogdijtrajecten dat is beëindigd omdat de voogdij naar de pleegouder ging, is gedaald in 2020.
2020* (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) | |
---|---|---|---|---|---|
Bereiken meerderjarigheid | 930 | 1050 | 1200 | 1240 | 1210 |
Voogdij naar pleegouder | 170 | 310 | 245 | 270 | 295 |
Voogdij naar contactpersoon | 10 | 10 | 10 | ||
Herstel gezag | 535 | 415 | 240 | 190 | 195 |
Overlijden jeugdige | |||||
1)Voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij, beëindigd in het gehele jaar. |
1.6 Samenloop jeugdbescherming met jeugdreclassering neemt af
Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in 2020 jeugdbescherming ontvangen, heeft iets minder dan 3 procent in hetzelfde jaar ook een jeugdreclasseringsmaatregel lopen. Dit percentage neemt de laatste jaren iets af: van 4,0 procent in 2016 naar 2,9 procent in 2020 (tabel 1.6.1). Dit komt voornamelijk doordat de samenloop bij onder toezicht gestelde jongeren daalde van 4,7 procent in 2016 naar 3,4 procent in 2020. De samenloop van voogdij met jeugdreclassering is in 2020 ook gedaald, naar 1,4 procent.
Het gaat in deze cijfers om alle jongeren die in een jaar op enig moment jeugdbescherming ontvingen. Van hen is bepaald voor welk percentage ook een jeugdreclasseringsmaatregel gold in dezelfde periode.
Jongeren met jeugdbescherming en jeugdreclassering | Jongeren met ondertoezichtstelling en jeugdreclassering2) | Jongeren met voogdij en jeugdreclassering3) | |
---|---|---|---|
% van totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | % van totaal aantal jongeren met ondertoezichtstelling | % van totaal aantal jongeren met voogdij | |
2016 | 4,0 | 4,7 | 1,6 |
2017 | 3,7 | 4,4 | 1,6 |
2018 | 3,5 | 4,1 | 1,7 |
2019 | 3,3 | 3,8 | 1,7 |
2020* | 2,9 | 3,4 | 1,4 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met een jeugdbeschermingsmaatregel. 2) Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 3) Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.7 De meeste jongeren met jeugdbescherming krijgen ook jeugdhulp
In 2020 ontving driekwart van de jongeren met een ondertoezichtstelling daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.7.1). Het aandeel jongeren met een ondertoezichtstelling en daarnaast ook jeugdhulp zonder verblijf, is met 63 procent gelijk gebleven aan vorig jaar. Het aandeel jongeren dat naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt neemt in de laatste jaren af; van 40 procent in 2016 naar 32 procent in 2020. In deze gevallen krijgen jongeren een ondertoezichtstelling en ontvangen zij jeugdhulp die mede inhoudt dat zij niet thuis verblijven.[1]
Samenloop | 2020* (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|
OTS en Jeugdhulp | 75 | 76 | 76 | 76 | 74 |
OTS en JH zonder verblijf | 63 | 63 | 62 | 61 | 56 |
w.v. | |||||
Wijkteam | 11 | 12 | 14 | 14 | 9 |
Ambulant | 38 | 39 | 39 | 40 | 36 |
Daghulp | 7 | 6 | 5 | 5 | 5 |
Netwerk jongere | 32 | 31 | 29 | 25 | 25 |
OTS en JH met verblijf | 32 | 34 | 36 | 38 | 40 |
w.v. | |||||
Pleegzorg | 17 | 19 | 19 | 21 | 23 |
Gezinsgericht | 4 | 4 | 5 | 4 | 4 |
Gesloten plaatsing | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Overig²⁾ | 13 | 13 | 14 | 16 | 15 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar met een ondertoezichtstelling én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met een ondertoezichtstelling. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. 2)Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
Van alle jongeren die een voogdijmaatregel hebben in 2020, ontvangt 91 procent daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.7.2). Het aandeel jongeren dat in 2020 naast voogdij ook jeugdhulp zonder verblijf kreeg, is met 45 procent gelijk gebleven aan vorig jaar. In 2020 ontving 82 procent van de jongeren met voogdij daarbij ook jeugdhulp met verblijf. Dat percentage is lager dan in voorgaande jaren.
Samenloop | 2020* (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|
Voogdij en Jeugdhulp | 91 | 91 | 91 | 93 | 90 |
Voogdij en JH zonder verblijf | 45 | 45 | 44 | 44 | 40 |
w.v. | |||||
Wijkteam | 5 | 6 | 6 | 7 | 3 |
Ambulant | 33 | 34 | 34 | 35 | 32 |
Daghulp | 6 | 5 | 4 | 4 | 3 |
Netwerk jongere | 13 | 12 | 10 | 9 | 9 |
Voogdij en JH met verblijf | 82 | 86 | 86 | 87 | 86 |
w.v. | |||||
Pleegzorg | 63 | 66 | 65 | 69 | 69 |
Gezinsgericht | 10 | 11 | 12 | 11 | 10 |
Gesloten plaatsing | 2 | 3 | 2 | 3 | 3 |
Overig²⁾ | 18 | 18 | 18 | 19 | 17 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar met voogdij én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met voogdij. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. 2)Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
1.8 Bijna 1 procent van alle jongeren ontvangt jeugdbescherming
Ongeveer 1 procent van alle jongeren tot en met 17 jaar ontvangt op 31 december 2020 jeugdbescherming. Bij jongeren die jeugdbescherming ontvangen gaat het net iets vaker om jongens dan om meisjes. In totaal ontvingen 17 285 jongens op 31 december 2020 jeugdbescherming, wat overeenkomt met 1 procent van alle jongens van 0 tot en met 17 jaar. Bij meisjes bedroeg dit aantal 15 430, wat gelijkstaat aan 0,9 procent van alle meisjes in deze leeftijd (tabel 1.8.1).
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | Voogdij | Voorlopige en tijdelijke voogdij | Ondertoezichtstelling | Voorlopige ondertoezichtstelling | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 3 337 245 | 32 715 | 9 745 | 250 | 22 365 | 365 | |
Geslacht: | Jongens | 1 709 605 | 17 285 | 5 000 | 130 | 11 970 | 190 |
Geslacht: | Meisjes | 1 627 640 | 15 430 | 4 745 | 125 | 10 395 | 170 |
Leeftijd: | 0 tot 4 jaar | 686 685 | 3 245 | 530 | 60 | 2 570 | 90 |
Leeftijd: | 4 tot 8 jaar | 711 552 | 6 205 | 1 455 | 35 | 4 655 | 60 |
Leeftijd: | 8 tot 12 jaar | 756 440 | 8 600 | 2 445 | 45 | 6 045 | 65 |
Leeftijd: | 12 tot 18 jaar | 1 182 568 | 14 665 | 5 315 | 115 | 9 095 | 140 |
Migratieachtergrond: | Nederlands | 2 437 926 | 21 895 | 6 555 | 100 | 15 045 | 195 |
Migratieachtergrond: | Overig westers | 283 834 | 3 250 | 950 | 50 | 2 200 | 50 |
Migratieachtergrond: | Niet-westers | 615 485 | 7 570 | 2 240 | 100 | 5 115 | 120 |
Samenstelling huishouden3): | Tweeoudergezin | 2 728 966 | 6 035 | 185 | 20 | 5 700 | 125 |
Samenstelling huishouden3): | Éénoudergezin | 539 139 | 13 915 | 450 | 75 | 13 225 | 175 |
Samenstelling huishouden3): | Overig | 69 140 | 12 760 | 9 110 | 155 | 3 440 | 60 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2020 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdbescherming (31 december 2020). 3) Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen, maar geen pleegkinderen. |
Op 31 december 2020 waren 14 665 jongeren met jeugdbescherming tussen de 12 en 18 jaar oud, wat neerkomt op 1,2 procent van alle jongeren in deze leeftijd (tabel 1.8.1). Van alle 8- tot 12-jarigen in Nederland ontving 1,1 procent jeugdbescherming, dat waren op 31 december 2020 8 600 jongeren. Ongeveer 0,9 procent van de kinderen tussen 4 en 8 jaar kreeg jeugdbescherming, 6 205 in totaal. De groep 0- tot 3-jarigen was met 3 245 het kleinst; ongeveer 0,5 procent in deze leeftijdsgroep ontving jeugdbescherming (tabel 1.8.1).
Onder de jongeren met een ondertoezichtstelling is de groep jongeren van 8 tot 12 jaar oud gestegen van 24 procent in 2016 naar 27 procent in 2020. Het aandeel jongeren van 0 tot 4 en 12 tot 18 jaar nam ten opzichte van 2016 iets af (figuur 1.8.2). Bij de voogdijmaatregelen is een lichte stijging van de oudste leeftijdsgroep te zien, van 53 procent in 2016 naar 55 procent in 2020.
Jaar | 0 tot 4 jaar (%) | 4 tot 8 jaar (%) | 8 tot 12 jaar (%) | 12 tot 18 jaar (%) |
---|---|---|---|---|
Nederland | ||||
2020* | 20,58 | 21,32 | 22,67 | 35,44 |
2019 | 20,47 | 21,38 | 22,49 | 35,67 |
2018 | 20,49 | 21,4 | 22,23 | 35,88 |
2017 | 20,39 | 21,58 | 22,06 | 35,97 |
2016 | 20,36 | 21,67 | 22,09 | 35,88 |
OTS | ||||
2020* | 11,48 | 20,81 | 27,03 | 40,67 |
2019 | 11,83 | 21,42 | 26,34 | 40,41 |
2018 | 12,45 | 20,74 | 25,75 | 41,05 |
2017 | 12,51 | 20,28 | 25,14 | 42,08 |
2016 | 12,84 | 20,2 | 24,25 | 42,72 |
Vrl. OTS | ||||
2020* | 25,34 | 17,08 | 18,46 | 39,12 |
2019 | 28,4 | 19,25 | 15,73 | 36,62 |
2018 | 21,14 | 17,43 | 15,14 | 46,29 |
2017 | 19,81 | 18,58 | 19,5 | 42,11 |
2016 | 28,4 | 17,59 | 18,83 | 35,19 |
Voogdij | ||||
2020* | 5,42 | 14,95 | 25,1 | 54,53 |
2019 | 5,53 | 14,67 | 25,37 | 54,43 |
2018 | 5,59 | 14,75 | 25,22 | 54,44 |
2017 | 5,74 | 15,07 | 24,96 | 54,23 |
2016 | 5,98 | 15,38 | 25,57 | 53,07 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||
2020* | 23,9 | 13,94 | 17,13 | 45,02 |
2019 | 21,72 | 14,34 | 15,98 | 47,95 |
2018 | 24,61 | 12,04 | 14,66 | 48,69 |
2017 | 29,86 | 18,75 | 14,58 | 36,81 |
2016 | 37,5 | 9,56 | 11,03 | 41,91 |
1)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 december. |
Jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd in de jeugdbescherming. Van alle 0- tot en met 17-jarigen in Nederland heeft 18 procent een niet-westerse migratieachtergrond, bij jongeren met jeugdbescherming is dat 23 procent. Op peildatum 31 december 2020 ontvingen 7 570 jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond jeugdbescherming. Dit komt overeen met 1,2 procent van alle jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond in Nederland. Bij jongeren met een Nederlandse respectievelijk een westerse migratieachtergrond bedroegen deze aandelen 0,9 en 1,1 procent (tabel 1.8.1).
Bij de reguliere voogdijmaatregelen is het aandeel jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond de afgelopen jaren gedaald en het aandeel met een Nederlandse achtergrond gestegen (figuur 1.8.3). Voor heel Nederland zagen we juist een stijging in het aandeel jongeren onder de 18 met een niet-westerse achtergrond en een daling van jongeren met een Nederlandse achtergrond.
Jaar | NL (%) | Westers (%) | Niet-westers (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2020* | 73,05 | 8,51 | 18,44 |
2019 | 73,63 | 8,24 | 18,13 |
2018 | 74,14 | 8 | 17,86 |
2017 | 74,71 | 7,8 | 17,49 |
2016 | 75,31 | 7,62 | 17,07 |
OTS | |||
2020* | 67,28 | 9,84 | 22,88 |
2019 | 67,46 | 9,84 | 22,71 |
2018 | 67,55 | 9,41 | 23,04 |
2017 | 67,07 | 9,85 | 23,08 |
2016 | 66,59 | 9,86 | 23,55 |
Vrl. OTS | |||
2020* | 53,72 | 13,5 | 32,78 |
2019 | 50,7 | 10,56 | 38,73 |
2018 | 58 | 12,86 | 29,14 |
2017 | 50,15 | 15,17 | 34,67 |
2016 | 58,64 | 11,42 | 29,94 |
Voogdij | |||
2020* | 67,28 | 9,74 | 22,99 |
2019 | 66,93 | 9,53 | 23,53 |
2018 | 66,15 | 9,46 | 24,4 |
2017 | 65,43 | 9,37 | 25,2 |
2016 | 65,15 | 9,04 | 25,82 |
Vrl. en tijd. voogdij | |||
2020* | 40,64 | 20,32 | 39,04 |
2019 | 37,7 | 19,67 | 42,62 |
2018 | 41,88 | 18,32 | 39,79 |
2017 | 35,42 | 22,92 | 41,67 |
2016 | 49,26 | 25,74 | 25 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 december. |
In totaal woonden op 31 december 2020 13 915 jongeren met jeugdbescherming in een éénoudergezin, wat gelijk staat aan 2,6 procent van alle jongeren die in een éénoudergezin wonen. Bij de overige huishoudens is dit aandeel het hoogst: 18 procent van alle jongeren in een overig huishouden ontvangt jeugdbescherming. Een overig huishouden is bijvoorbeeld een institutioneel huishouden of een alleenwonende (tabel 1.8.1).
Het aandeel tweeoudergezinnen is bij de jongeren met een reguliere ondertoezichtstelling en reguliere voogdij de laatste jaren aan het dalen. Bij de jongeren met een ondertoezichtstelling neemt ook het aandeel in een overig huishouden af en stijgt het aandeel in een éénoudergezin. Ten opzichte van vorig jaar stijgt het percentage tweeoudergezinnen bij jongeren met een voorlopige ondertoezichtstelling en bij voorlopige en tijdelijke voogdij (figuur 1.8.4).
Het in deze figuur beschreven huishouden is de situatie in de Basisregistratie Personen (BRP). Dit kan zowel het ouderlijk huishouden zijn als een ander huishouden. Bij een voogdijmaatregel woont de jongere niet meer in het ouderlijk huis, maar wordt hij of zij opgevoed in een pleeggezin of in een tehuis. Bij een ondertoezichtstelling kan een jongere nog wel bij de ouders thuis wonen, tenzij er een uithuisplaatsing is uitgesproken.
Jaar | Tweeoudergezin (%) | Éénoudergezin (%) | Overig (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2020* | 81,77 | 16,16 | 2,07 |
2019 | 81,92 | 16,02 | 2,06 |
2018 | 82,05 | 15,78 | 2,16 |
2017 | 82,27 | 15,53 | 2,2 |
2016 | 82,53 | 15,43 | 2,03 |
OTS | |||
2020* | 25,5 | 59,13 | 15,38 |
2019 | 26,38 | 58,04 | 15,58 |
2018 | 26,89 | 57,09 | 16,02 |
2017 | 27,55 | 55,85 | 16,6 |
2016 | 28,46 | 54,04 | 17,51 |
Vrl. OTS | |||
2020* | 34,71 | 48,48 | 16,8 |
2019 | 29,81 | 54,46 | 15,73 |
2018 | 25,14 | 55,71 | 19,14 |
2017 | 29,41 | 54,49 | 16,1 |
2016 | 33,95 | 45,37 | 20,68 |
Voogdij | |||
2020* | 1,92 | 4,62 | 93,46 |
2019 | 2,11 | 4,74 | 93,15 |
2018 | 2,24 | 4,69 | 93,07 |
2017 | 2,28 | 4,51 | 93,21 |
2016 | 2,42 | 4,74 | 92,84 |
Vrl. en tijd. voogdij | |||
2020* | 8,76 | 29,08 | 62,15 |
2019 | 4,92 | 28,69 | 66,39 |
2018 | 5,24 | 30,89 | 63,87 |
2017 | 7,64 | 32,64 | 59,72 |
2016 | 5,88 | 33,82 | 60,29 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 december. |
1.9 Jeugdbescherming vooral in Zuid-Limburg en Midden-Holland
De jeugdregio’s met het grootste aandeel jeugdbescherming zijn Zuid-Limburg, Midden-Holland, Kop van Noord-Holland, Noord-Limburg en Fryslân. De laagst scorende regio’s liggen in het zuiden van Noord-Holland en in de provincie Utrecht (figuur 1.9.1 en tabel 1.9.2).
Jeugdzorgregios_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Achterhoek | 1,26 |
Alkmaar(Noord-Kennemerland) | 0,99 |
Amsterdam-Amstelland | 0,59 |
Arnhem | 1 |
Drenthe | 1,02 |
Eemland | 0,82 |
Flevoland | 1,05 |
FoodValley | 1,02 |
Fryslân | 1,29 |
GooienVechtstreek | 0,65 |
Groningen | 1,27 |
Haaglanden | 0,79 |
Haarlemmermeer | 0,45 |
HollandRijnland | 0,8 |
IJmond(MiddenKennemerland) | 1,11 |
IJsselland | 1 |
KopvanNoord-Holland | 1,33 |
Lekstroom | 0,88 |
Midden-Brabant | 0,93 |
MiddenHolland | 1,35 |
MiddenIJssel/OostVeluwe | 1,21 |
Midden-LimburgOost | 1,28 |
Midden-LimburgWest | 1,08 |
Nijmegen | 0,94 |
Noord-Limburg | 1,3 |
NoordoostBrabant | 1 |
Noord-Veluwe | 1,21 |
Rijnmond | 1,06 |
Rivierenland | 0,87 |
Twente | 1,29 |
UtrechtStad | 0,56 |
UtrechtWest | 0,77 |
WestBrabantOost | 0,76 |
WestBrabantWest | 0,88 |
WestFriesland | 1,12 |
Zaanstreek-Waterland | 0,79 |
Zeeland | 1,14 |
Zuid-HollandZuid | 1,07 |
ZuidKennemerland | 0,67 |
Zuid-Limburg | 1,43 |
Zuidoost-Brabant | 0,84 |
ZuidoostUtrecht | 0,87 |
1)De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2020 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2020). |
% van het totale aantal personen van | ||
---|---|---|
Hoogste aandelen: | Zuid-Limburg | 1,43 |
Hoogste aandelen: | Midden-Holland | 1,35 |
Hoogste aandelen: | Kop van Noord-Holland | 1,33 |
Hoogste aandelen: | Noord-Limburg | 1,3 |
Hoogste aandelen: | Friesland (Fryslân) | 1,29 |
Laagste aandelen: | Haarlemmermeer | 0,45 |
Laagste aandelen: | Utrecht Stad | 0,56 |
Laagste aandelen: | Amsterdam-Amstelland | 0,59 |
Laagste aandelen: | Gooi en Vechtstreek | 0,65 |
Laagste aandelen: | Zuid Kennemerland | 0,67 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met jeugdbescherming. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2020 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2020). |
De gemeenten waar relatief gezien de meeste jongeren met jeugdbescherming wonen zijn Stadskanaal, Heerlen en Twenterand[2] (figuur 1.9.3).
Gemeente_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
AaenHunze | 1,18 |
Aalsmeer | 0,35 |
Aalten | 0,99 |
Achtkarspelen | 1,60 |
Alblasserdam | 1,19 |
Albrandswaard | 0,30 |
Alkmaar | 1,18 |
Almelo | 1,83 |
Almere | 0,86 |
AlphenaandenRijn | 1,01 |
Alphen-Chaam | 0,59 |
Altena | 0,84 |
Ameland | 0,72 |
Amersfoort | 0,83 |
Amstelveen | 0,39 |
Amsterdam | 0,64 |
Apeldoorn | 1,49 |
Appingedam | 1,69 |
Arnhem | 1,01 |
Assen | 0,89 |
Asten | 1,15 |
Baarle-Nassau | 0,26 |
Baarn | 0,88 |
Barendrecht | 0,53 |
Barneveld | 1,19 |
Beek | 0,82 |
Beekdaelen | 0,92 |
Beemster | 0,67 |
Beesel | 1,44 |
Bergeijk | 1,04 |
Bergen(L.) | 1,11 |
Bergen(NH.) | 0,60 |
BergenDal | 1,14 |
BergenopZoom | 1,02 |
Berkelland | 1,00 |
Bernheze | 0,77 |
Best | 0,53 |
Beuningen | 0,85 |
Beverwijk | 0,96 |
Bladel | 0,63 |
Blaricum | 0,39 |
Bloemendaal | 0,52 |
Bodegraven-Reeuwijk | 1,11 |
Boekel | 0,69 |
Borger-Odoorn | 1,77 |
Borne | 0,93 |
Borsele | 0,76 |
Boxmeer | 1,18 |
Boxtel | 1,03 |
Breda | 0,70 |
Brielle | 0,24 |
Bronckhorst | 1,39 |
Brummen | 1,26 |
Brunssum | 1,52 |
Bunnik | 0,51 |
Bunschoten | 0,80 |
Buren | 1,10 |
CapelleaandenIJssel | 1,01 |
Castricum | 0,68 |
Coevorden | 0,82 |
Cranendonck | 0,88 |
Cuijk | 1,51 |
Culemborg | 0,52 |
Dalfsen | 0,66 |
Dantumadiel | 1,49 |
DeBilt | 0,74 |
DeFryskeMarren | 0,73 |
Delft | 1,04 |
Delfzijl | 1,91 |
DenHelder | 2,06 |
DeRondeVenen | 0,67 |
Deurne | 0,85 |
Deventer | 0,89 |
DeWolden | 0,52 |
Diemen | 0,37 |
Dinkelland | 1,12 |
Doesburg | 1,92 |
Doetinchem | 1,45 |
Dongen | 0,95 |
Dordrecht | 1,20 |
Drechterland | 0,99 |
Drimmelen | 0,88 |
Dronten | 1,21 |
Druten | 0,74 |
Duiven | 0,66 |
Echt-Susteren | 1,01 |
Edam-Volendam | 0,43 |
Ede | 0,89 |
Eemnes | 0,48 |
Eersel | 0,77 |
Eijsden-Margraten | 0,92 |
Eindhoven | 0,97 |
Elburg | 0,93 |
Emmen | 1,30 |
Enkhuizen | 1,05 |
Enschede | 1,51 |
Epe | 0,83 |
Ermelo | 2,01 |
Etten-Leur | 0,72 |
Geertruidenberg | 0,46 |
Geldrop-Mierlo | 0,61 |
Gemert-Bakel | 1,05 |
Gennep | 1,24 |
GilzeenRijen | 0,73 |
Goeree-Overflakkee | 0,89 |
Goes | 1,29 |
Goirle | 0,98 |
GooiseMeren | 0,56 |
Gorinchem | 0,99 |
Gouda | 1,51 |
Grave | 1,40 |
Groningen | 1,03 |
Gulpen-Wittem | 0,77 |
Haaksbergen | 0,92 |
Haaren | 0,44 |
Haarlem | 0,68 |
Haarlemmermeer | 0,49 |
Halderberge | 0,74 |
Hardenberg | 1,04 |
Harderwijk | 0,97 |
Hardinxveld-Giessendam | 1,33 |
Harlingen | 1,50 |
Hattem | 0,80 |
Heemskerk | 0,83 |
Heemstede | 0,33 |
Heerde | 1,15 |
Heerenveen | 1,27 |
Heerhugowaard | 1,17 |
Heerlen | 2,22 |
Heeze-Leende | 0,42 |
Heiloo | 0,22 |
Hellendoorn | 0,90 |
Hellevoetsluis | 1,24 |
Helmond | 0,79 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,64 |
Hengelo | 1,59 |
HetHogeland | 0,82 |
Heumen | 0,53 |
Heusden | 0,69 |
Hillegom | 0,52 |
Hilvarenbeek | 0,49 |
Hilversum | 0,63 |
HoekscheWaard | 0,74 |
HofvanTwente | 0,87 |
HollandsKroon | 1,18 |
Hoogeveen | 1,07 |
Hoorn | 1,08 |
HorstaandeMaas | 1,16 |
Houten | 0,70 |
Huizen | 0,65 |
Hulst | 0,82 |
IJsselstein | 0,54 |
KaagenBraassem | 0,75 |
Kampen | 0,97 |
Kapelle | 0,51 |
Katwijk | 0,83 |
Kerkrade | 1,65 |
Koggenland | 0,68 |
KrimpenaandenIJssel | 1,05 |
Krimpenerwaard | 1,33 |
Laarbeek | 0,90 |
Landerd | 0,90 |
Landgraaf | 1,48 |
Landsmeer | 0,63 |
Langedijk | 1,41 |
Lansingerland | 0,54 |
Laren | 0,59 |
Leeuwarden | 1,48 |
Leiden | 0,98 |
Leiderdorp | 0,65 |
Leidschendam-Voorburg | 0,90 |
Lelystad | 1,28 |
Leudal | 1,68 |
Leusden | 0,68 |
Lingewaard | 0,65 |
Lisse | 0,89 |
Lochem | 0,91 |
LoonopZand | 0,70 |
Lopik | 1,21 |
Loppersum | 1,01 |
Losser | 1,03 |
Maasdriel | 1,13 |
Maasgouw | 1,03 |
Maassluis | 1,18 |
Maastricht | 1,61 |
Medemblik | 1,35 |
Meerssen | 0,76 |
Meierijstad | 0,76 |
Meppel | 0,92 |
Middelburg | 1,10 |
Midden-Delfland | 0,49 |
Midden-Drenthe | 0,99 |
Midden-Groningen | 1,39 |
MillenSintHubert | 1,20 |
Moerdijk | 0,92 |
Molenlanden | 1,14 |
Montferland | 1,22 |
Montfoort | 0,56 |
MookenMiddelaar | 0,61 |
Neder-Betuwe | 0,88 |
Nederweert | 0,87 |
Nieuwegein | 0,81 |
Nieuwkoop | 0,69 |
Nijkerk | 0,95 |
Nijmegen | 0,98 |
Nissewaard | 1,30 |
Noardeast-Fryslân | 1,28 |
Noord-Beveland | 0,81 |
Noordenveld | 0,51 |
Noordoostpolder | 1,26 |
Noordwijk | 0,36 |
Nuenen,GerwenenNederwetten | 0,50 |
Nunspeet | 0,82 |
Oegstgeest | 0,53 |
Oirschot | 0,44 |
Oisterwijk | 0,83 |
Oldambt | 1,76 |
Oldebroek | 1,16 |
Oldenzaal | 0,91 |
Olst-Wijhe | 1,12 |
Ommen | 0,96 |
Oosterhout | 0,78 |
OostGelre | 1,26 |
Ooststellingwerf | 1,23 |
Oostzaan | 0,63 |
Opmeer | 1,32 |
Opsterland | 1,70 |
Oss | 1,23 |
OudeIJsselstreek | 1,46 |
Ouder-Amstel | 0,24 |
Oudewater | 1,23 |
Overbetuwe | 0,95 |
Papendrecht | 1,07 |
PeelenMaas | 0,77 |
Pekela | 1,59 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,35 |
Purmerend | 0,84 |
Putten | 1,29 |
Raalte | 0,81 |
Reimerswaal | 0,80 |
Renkum | 1,25 |
Renswoude | 1,02 |
Reusel-DeMierden | 0,99 |
Rheden | 1,35 |
Rhenen | 0,58 |
Ridderkerk | 0,78 |
Rijssen-Holten | 0,80 |
Rijswijk | 0,77 |
Roerdalen | 1,32 |
Roermond | 1,42 |
Roosendaal | 0,91 |
Rotterdam | 1,19 |
Rozendaal | 0,00 |
Rucphen | 1,03 |
Schagen | 0,83 |
Scherpenzeel | 0,89 |
Schiedam | 1,14 |
Schiermonnikoog | 0,00 |
Schouwen-Duiveland | 0,98 |
's-Gravenhage | 0,80 |
's-Hertogenbosch | 1,08 |
Simpelveld | 1,64 |
SintAnthonis | 0,84 |
Sint-Michielsgestel | 0,61 |
Sittard-Geleen | 1,36 |
Sliedrecht | 1,51 |
Sluis | 1,29 |
Smallingerland | 1,70 |
Soest | 0,99 |
Someren | 0,35 |
SonenBreugel | 0,45 |
Stadskanaal | 2,35 |
Staphorst | 0,47 |
StedeBroec | 1,06 |
Steenbergen | 0,91 |
Steenwijkerland | 1,36 |
Stein | 0,87 |
StichtseVecht | 0,71 |
Súdwest-Fryslân | 1,11 |
Terneuzen | 1,41 |
Terschelling | 0,56 |
Texel | 1,13 |
Teylingen | 0,54 |
Tholen | 1,27 |
Tiel | 1,42 |
Tilburg | 1,15 |
Tubbergen | 1,09 |
Twenterand | 2,04 |
Tynaarlo | 0,70 |
Tytsjerksteradiel | 1,54 |
Uden | 1,00 |
Uitgeest | 0,68 |
Uithoorn | 0,45 |
Urk | 1,42 |
Utrecht | 0,61 |
UtrechtseHeuvelrug | 1,06 |
Vaals | 0,47 |
ValkenburgaandeGeul | 1,30 |
Valkenswaard | 0,72 |
Veendam | 1,93 |
Veenendaal | 1,19 |
Veere | 0,93 |
Veldhoven | 0,61 |
Velsen | 1,21 |
Venlo | 1,70 |
Venray | 1,17 |
Vijfheerenlanden | 0,98 |
Vlaardingen | 1,25 |
Vlieland | 0,00 |
Vlissingen | 1,59 |
Voerendaal | 0,81 |
Voorschoten | 0,61 |
Voorst | 1,06 |
Vught | 0,47 |
Waadhoeke | 1,25 |
Waalre | 0,90 |
Waalwijk | 0,74 |
Waddinxveen | 1,34 |
Wageningen | 0,75 |
Wassenaar | 0,57 |
Waterland | 0,35 |
Weert | 0,63 |
Weesp | 0,71 |
WestBetuwe | 0,61 |
Westerkwartier | 0,67 |
Westerveld | 0,64 |
Westervoort | 1,47 |
Westerwolde | 1,39 |
Westland | 0,68 |
WestMaasenWaal | 0,73 |
Weststellingwerf | 1,39 |
Westvoorne | 0,59 |
Wierden | 1,21 |
Wijchen | 0,91 |
Wijdemeren | 0,45 |
WijkbijDuurstede | 0,92 |
Winterswijk | 1,00 |
Woensdrecht | 0,93 |
Woerden | 0,73 |
Wormerland | 0,99 |
Woudenberg | 1,05 |
Zaanstad | 0,89 |
Zaltbommel | 0,48 |
Zandvoort | 1,02 |
Zeewolde | 1,03 |
Zeist | 0,80 |
Zevenaar | 1,19 |
Zoetermeer | 1,26 |
Zoeterwoude | 0,42 |
Zuidplas | 1,22 |
Zundert | 0,76 |
Zutphen | 1,33 |
Zwartewaterland | 0,97 |
Zwijndrecht | 1,26 |
Zwolle | 1,10 |
1)De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2020 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2020). |
[1] De jongere verblijft in deze gevallen elders. Of anders gezegd: de jongere slaapt formeel elders, niet zijnde thuis in het eigen gezin. Dit betekent dat het hier alleen om de verblijfsvormen gaat waarbij er sprake is van een overnachting. Ook verblijf in logeerhuizen, alleen tijdens weekenden of juist door de week, vallen onder jeugdhulp met verblijf.
[2] Volgens het woonplaatsbeginsel.
2. Jeugdreclassering
Aan het einde van 2020 was op 5 445 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Dit betreft personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. In totaal waren op dat moment 5 555 jeugdreclasseringsmaatregelen van kracht. Dat zijn er 510 minder dan bij de start van het jaar (tabel 2.0.1).
De twee varianten van toezicht en begeleiding (T&B) worden het meest toegepast, samen goed voor 97 procent van alle jeugdreclasseringsmaatregelen. Het gaat hier dan vooral om toezicht en begeleiding in het gedwongen kader (4 800 maatregelen aan het einde van 2020). Terwijl voor dit type maatregel geldt dat het aantal maatregelen aan het eind van het jaar met 610 is afgenomen ten opzichte van het begin van het jaar, is dit bij toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader juist toegenomen met 100 maatregelen. De (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel en het scholings- en trainingsprogramma komen nauwelijks meer voor (tabel 2.0.1).
Beginstand | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 6 065 | 5 015 | 5 525 | 5 555 |
Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | 5 410 | 2 995 | 3 605 | 4 800 |
Toezicht en begeleiding: vrijwillig | 485 | 1 660 | 1 560 | 585 |
Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | 125 | 260 | 250 | 130 |
Individuele trajectbegeleiding Criem | 35 | 80 | 85 | 30 |
Scholings- en trainingsprogramma | . | . | . | . |
Gedragsbeïnvloedende maatregel | 10 | 10 | 15 | . |
Voorbereiding gedragsbeïnvloedende maatregel | . | 10 | 10 | . |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 31 december tellen niet mee in de eindstand. |
2.1 Minder trajecten gestart en beëindigd
De uitstroom van jeugdreclasseringsmaatregelen is in 2020 met 5 procent gedaald ten opzichte van 2019 (figuur 2.1.1). De instroom is echter sterker afgenomen, namelijk met 13 procent. In 2019 was er nog sprake van een stijging. De oorzaak van de daling in de instroom ligt mogelijk in de uitbraak van het coronavirus vanaf maart 2020. Verderop (figuur 2.1.3 en 2.1.4) wordt ingegaan op de maand tot maand ontwikkeling.
Het aantal ingestroomde jeugdreclasseringsmaatregelen ligt de gehele onderzochte periode onder het aantal uitgestroomde maatregelen. De grootste afname in het aantal uitgestroomde maatregelen vindt plaats bij toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader, met in 2020, 225 minder beëindigde maatregelen dan in 2019. Mede door deze afname is de instroom bij dit type maatregel in 2020 groter dan de uitstroom (figuur 2.1.1).
Maatregel | 2020* (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|
Totaal²⁾ | |||||
Instroom | 5015 | 5775 | 5525 | 5760 | 5765 |
Uitstroom | 5525 | 5810 | 6040 | 6100 | 6255 |
T&B gedwongen | |||||
Instroom | 2995 | 3660 | 3505 | 3675 | 3435 |
Uitstroom | 3605 | 3650 | 3955 | 3995 | 3760 |
T&B vrijwillig | |||||
Instroom | 1660 | 1725 | 1640 | 1690 | 1720 |
Uitstroom | 1560 | 1780 | 1695 | 1705 | 1855 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. 2) Inclusief ITB Harde Kern, ITB Criem en overig. |
Van alle trajecten binnen de jeugdreclassering is enkel bij de individuele trajectbegeleiding Harde Kern sprake van een toename, zowel in de uitstroom (13 procent) als in de instroom (10 procent). Deze toename was vorig jaar ook al duidelijk zichtbaar. Bij de individuele trajectbegeleiding Criem is er al een aantal jaren sprake van een afname in zowel de in- als uitstroom (figuur 2.1.2).
Maatregel | 2020* (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|
ITB Harde Kern | |||||
Instroom | 260 | 235 | 185 | 210 | 180 |
Uitstroom | 250 | 220 | 195 | 190 | 200 |
ITB Criem | |||||
Instroom | 80 | 125 | 155 | 160 | 180 |
Uitstroom | 85 | 125 | 160 | 170 | 160 |
Overig²⁾ | |||||
Instroom | 20 | 25 | 40 | 30 | 250 |
Uitstroom | 25 | 35 | 35 | 45 | 280 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Het aantal gestarte jeugdreclasseringstrajecten per maand in 2020 was in de maanden maart tot en met december 16 procent lager dan in diezelfde periode van 2019. Met name in de maanden april en mei was het verschil met 2019 het grootst, met achtereenvolgens 43 en 32 procent minder gestarte jeugdreclasseringsmaatregelen. Dit valt samen met de uitbraak van corona in Nederland (figuur 2.1.3).
Jaar | Instroom 2019 (Jeugdreclasseringstrajecten) | Instroom 2020* (Jeugdreclasseringstrajecten) |
---|---|---|
Jan | 448 | 479 |
Feb | 496 | 496 |
Mrt | 519 | 453 |
Apr | 477 | 270 |
Mei | 490 | 332 |
Jun | 535 | 437 |
Jul | 558 | 474 |
Aug | 333 | 300 |
Sep | 424 | 443 |
Okt | 546 | 488 |
Nov | 509 | 438 |
Dec | 439 | 403 |
In januari tot en met juni 2020 is het aantal beëindigde jeugdreclasseringsmaatregelen lager dan in 2019. Sinds juli 2020 ligt de uitstroom weer op het niveau van 2019, met een opvallende piek in september 2020 (figuur 2.1.4).
Jaar | Uitstroom 2019 (Jeugdreclasseringstrajecten) | Uitstroom 2020* (Jeugdreclasseringstrajecten) |
---|---|---|
Jan | 460 | 390 |
Feb | 456 | 435 |
Mrt | 611 | 526 |
Apr | 483 | 354 |
Mei | 427 | 348 |
Jun | 580 | 520 |
Jul | 534 | 544 |
Aug | 325 | 329 |
Sep | 470 | 619 |
Okt | 510 | 506 |
Nov | 462 | 459 |
Dec | 490 | 494 |
2.2 Steeds minder jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel
Op peildatum 31 december 2020 hadden 5 445 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel. In de periode 2011-2020 is een dalende trend te zien. Tussen 31 december 2011 en 31 december 2020 is het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel meer dan gehalveerd. Dat de dalende trend zich in 2020 voortzet, heeft mogelijk deels te maken met de uitbraak van het coronavirus in maart 2020 (figuur 2.2.1).
Jaar | Jeugdreclassering (aantal jongeren) |
---|---|
2011 | 11110 |
2012 | 10830 |
2013 | 9210 |
2014 | 7790 |
2015 | 7590 |
2016 | 6735 |
2017 | 6420 |
2018 | 5925 |
2019 | 5915 |
2020* | 5445 |
1)Personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. 2)Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. |
2.3 Jeugdreclassering bijna altijd beëindigd volgens plan
Jeugdreclassering werd in 2020 in nagenoeg alle gevallen beëindigd volgens plan. De overige mogelijke redenen van beëindiging komen nauwelijks voor. In de eerdere jaren was dat ook al het geval (figuur 2.3.1). Hierbij speelt vermoedelijk mee dat jeugdreclasseringstrajecten met tussentijdse wijzigingen, waarbij de jeugdreclassering wel ononderbroken wordt voortgezet, als één doorlopend traject worden gezien. Alleen de reden van beëindiging bij het definitieve einde van de maatregel komt daarmee in beeld in deze figuur.
Reden | 2020* (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 5525 | 5810 | 6040 | 6100 | 6255 |
Beëindiging volgens plan | 5505 | 5740 | 5970 | 5980 | 6165 |
Overig²⁾ | 20 | 65 | 70 | 120 | 90 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in gehele jaar. 2)Tussentijdse opheffing, overgang naar volwassen reclassering, overlijden jeugdige, terugmelding, nader besluit rechter. |
2.4 Gemiddelde duur toezicht en begeleiding in vrijwillige kader blijft afnemen
Van alle afgesloten jeugdreclasseringsmaatregelen duurden de maatregelen toezicht en begeleiding in het gedwongen kader het langst. Bijna 60 procent van deze maatregelen duurde een jaar of langer (tabel 2.4.1). De overige vormen van jeugdreclassering duurden meestal korter dan 3 maanden, met uitzondering van individuele trajectbegeleiding Harde Kern waar ruim 65 procent van de trajecten 3 tot 6 maanden duurt.
0 tot | 3 tot | 6 tot | 12 tot | 24 tot | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 1 130 | 1 165 | 1 020 | 1 590 | 435 | 185 |
T&B: gedwongen | 290 | 535 | 640 | 1 525 | 425 | 185 |
T&B: vrijwillig | 730 | 440 | 325 | 55 | . | . |
ITB Harde Kern | 30 | 165 | 40 | 10 | . | . |
ITB Criem | 65 | 20 | . | . | . | . |
Overig2) | 10 | . | . | . | . | . |
Bron: CBS. 1) Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in 2020. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De gemiddelde duur van de maatregelen is in 2020 gestegen met 5 procent ten opzichte van een jaar eerder, terwijl er in 2019 en 2018 nog sprake was een afname. De stijging komt met name door de toename in de gemiddelde duur van toezicht en begeleiding in het gedwongen kader. De gemiddelde duur van de ‘Overige trajecten’ is met 18 procent het sterkst gestegen, maar het aantal trajecten is hier klein waardoor de gemiddelde duur hier relatief sterk kan fluctueren. De gemiddelde duur van de maatregel toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader neemt nu voor het derde achtereenvolgende jaar af (figuur 2.4.2).
Maatregel | 2020* (dagen) | 2019 (dagen) | 2018 (dagen) | 2017 (dagen) | 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 402 | 381 | 391 | 416 | 415 |
T&B gedwongen | 542 | 524 | 518 | 554 | 586 |
T&B vrijwillig | 131 | 133 | 151 | 152 | 147 |
ITB Harde Kern | 190 | 193 | 185 | 189 | 198 |
ITB Criem | 110 | 116 | 105 | 109 | 111 |
Overig²⁾ | 207 | 175 | 101 | 315 | 234 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in gehele jaar. 2)Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.5 Ruim vier op de tien jongeren met jeugdreclassering ontvangt ook jeugdhulp
Jeugdreclassering gaat in ruim vier op de tien gevallen gepaard met de inzet van jeugdhulp. Dit is minder dan bij jeugdbescherming, waar 75 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling en 91 procent van de jongeren met voogdij ook jeugdhulp ontvangt (figuur 1.7.1 en 1.7.2). Een deel van de jongeren met jeugdreclassering is ouder dan 18 jaar en kan aanvullende zorg en hulp mogelijk ook ontvangen vanuit andere zorgdomeinen (de Wet Langdurige Zorg, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of de Zorgverzekeringswet).
Van de 5 445 jongeren die op 31 december 2020 een jeugdreclasseringsmaatregel hadden, ontving 43 procent op hetzelfde moment ook jeugdhulp, in totaal betrof dat 2 300 jongeren (tabel 2.5.1). Dit aandeel is nog niet zo hoog geweest sinds 2016.
Aan het eind van 2020 blijkt dat bij alle vormen van jeugdreclassering, het aandeel samenloop met jeugdhulp in 2020 is gestegen ten opzichte van 2019. Voor alle jaren geldt dat het aandeel samenloop met jeugdhulp het hoogst is bij de Overige jeugdreclasseringstrajecten, gevolgd door individuele trajectbegeleiding Harde Kern. Vooral bij de Overige jeugdreclasseringstrajecten gaat het echter wel om kleine aantallen.
Totaal jongeren met jeugdreclassering en ook jeugdhulp | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | Individuele trajectbegeleiding Criem | Overig2) | |
---|---|---|---|---|---|---|
% van totaal jongeren met jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | |
2016 | 40,6 | 40,4 | 40,7 | 51,6 | 22,6 | 51,9 |
2017 | 40,6 | 40,7 | 39,2 | 47,4 | 36,7 | 60,0 |
2018 | 41,7 | 41,9 | 39,0 | 54,2 | 29,2 | 66,7 |
2019 | 41,0 | 41,4 | 38,6 | 42,9 | 34,0 | 58,3 |
2020* | 42,5 | 42,3 | 45,4 | 51,9 | 36,7 | 75,0 |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met een jeugdreclasseringsmaatregel op peildatum 31 december die tegelijkertijd jeugdhulp ontvingen. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.6 Jongens vaker in jeugdreclassering dan meisjes
Op 31 december 2020 waren meer jeugdreclasseringsmaatregelen bij jongens dan bij meisjes van kracht. Dit geldt voor ieder type jeugdreclassering. In totaal was op 4 665 jongens een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Bij meisjes bedroeg dit aantal 780 (tabel 2.6.1). Ook relatief gezien komt jeugdreclassering vaker voor bij jongens dan bij meisjes, respectievelijk bij 0,4 en 0,1 procent.
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugd-reclassering | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele traject-begeleiding Harde Kern | Individuele traject-begeleiding Criem | overig4) | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2 281 060 | 5 445 | 4 810 | 585 | 130 | 30 | 10 | |
Geslacht: | Jongens | 1 163 891 | 4 665 | 4 090 | 525 | 130 | 30 | 10 |
Geslacht: | Meisjes | 1 117 169 | 780 | 720 | 60 | . | . | . |
Leeftijd: | 12 tot en met 14 jaar | 571 422 | 205 | 175 | 30 | . | . | . |
Leeftijd: | 15 tot en met 17 jaar | 611 146 | 2 395 | 2 030 | 350 | 80 | 20 | . |
Leeftijd: | 18 tot en met 22 jaar | 1 098 492 | 2 845 | 2 605 | 205 | 50 | . | . |
Migratieachtergrond: | Nederlands | 1 658 176 | 2 510 | 2 250 | 245 | 50 | . | . |
Migratieachtergrond: | Overig westers | 205 108 | 470 | 420 | 55 | . | . | . |
Migratieachtergrond: | Niet-westers | 417 776 | 2 465 | 2 140 | 290 | 75 | 25 | . |
Samenstelling huishouden3): | Tweeoudergezin | 1 538 177 | 1 845 | 1 630 | 190 | 50 | 15 | . |
Samenstelling huishouden3): | Éénoudergezin | 417 375 | 2 425 | 2 145 | 275 | 50 | 10 | . |
Samenstelling huishouden3): | Overig | 325 508 | 1 175 | 1 035 | 125 | 35 | . | . |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclasseringsmaatregelen op peildatum 31 december 2020. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2020 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdreclassering (31 december 2020). 3) Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen maar geen pleegkinderen. 4) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Sinds 2016 neemt het aandeel jongens onder jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel ieder jaar licht toe, dit geldt voor alle vormen van jeugdreclassering. Vergeleken met 2016 is het aandeel jongens in 2020 met zes procentpunten gestegen, waarbij het aandeel jongens bij toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader met elf procentpunten het sterkst is gestegen (figuur 2.6.2).
Maatregel | Jongens (%) | Meisjes (%) |
---|---|---|
Nederland | ||
2020* | 51,02 | 48,98 |
2019 | 51,07 | 48,93 |
2018 | 51,09 | 48,91 |
2017 | 51,11 | 48,89 |
2016 | 51,08 | 48,92 |
T&B gedwongen | ||
2020* | 85,01 | 14,99 |
2019 | 81,84 | 18,16 |
2018 | 80,25 | 19,75 |
2017 | 79,54 | 20,46 |
2016 | 79,33 | 20,67 |
T&B vrijwillig | ||
2020* | 89,61 | 10,39 |
2019 | 83,72 | 16,28 |
2018 | 79,82 | 20,18 |
2017 | 79,75 | 20,25 |
2016 | 78,44 | 21,56 |
Overig³⁾ | ||
2020* | 96,43 | 3,57 |
2019 | 96,07 | 3,93 |
2018 | 94,19 | 5,81 |
2017 | 94,74 | 5,26 |
2016 | 90,26 | 9,74 |
1) Personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 31 december. 3) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De groep 15- tot en met 17-jarigen is relatief gezien het ruimst vertegenwoordigd in de jeugdreclassering (tabel 2.6.1). Dit betrof 2 395 jongeren wat overeenkomt met 0,4 procent van alle personen in deze leeftijdsklasse. Bij de 18- tot en met 22-jarigen is dit 0,3 procent en bij de leeftijdscategorie 12- tot en met 14-jaar ligt dit aandeel flink lager: 0,04 procent.
Van alle jongeren met jeugdreclassering neemt het aandeel jongeren van 18 tot en met 22 jaar sinds 2016 toe, alleen in 2019 was er sprake van een kleine afname in dit aandeel. Op 31 december 2020 is inmiddels meer dan de helft tussen de 18 en 22 jaar, in 2016 was dit nog 47 procent. Het aandeel jongeren in de leeftijdscategorie 15 tot en met 17 jaar is in dezelfde periode afgenomen van 49 procent naar 44 procent. Bij toezicht en begeleiding in het gedwongen kader is het aandeel jongeren van 18 tot en met 22 jaar altijd al 50 procent of meer geweest (figuur 2.6.3).
Maatregel | 12 tot en met 14 jaar (%) | 15 tot en met 17 jaar (%) | 18 tot en met 22 jaar (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2020* | 25,05 | 26,79 | 48,16 |
2019 | 25,47 | 27,15 | 47,38 |
2018 | 26,05 | 27,46 | 46,49 |
2017 | 26,55 | 27,44 | 46,01 |
2016 | 26,97 | 27,32 | 45,70 |
T&B gedwongen | |||
2020* | 3,66 | 42,24 | 54,11 |
2019 | 3,78 | 43,39 | 52,79 |
2018 | 2,81 | 43,59 | 53,60 |
2017 | 3,38 | 46,51 | 50,10 |
2016 | 3,09 | 46,90 | 50,01 |
T&B vrijwillig | |||
2020* | 5,11 | 59,80 | 35,09 |
2019 | 5,43 | 55,76 | 38,65 |
2018 | 6,16 | 55,01 | 38,83 |
2017 | 6,10 | 53,68 | 40,08 |
2016 | 9,85 | 62,48 | 27,67 |
Overig²⁾ | |||
2020* | 2,38 | 61,31 | 36,31 |
2019 | 5,06 | 58,43 | 36,52 |
2018 | 5,81 | 56,98 | 37,21 |
2017 | 2,92 | 59,06 | 37,43 |
2016 | 6,49 | 62,99 | 30,52 |
1)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 31 december. 2) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Op 31 december 2020 was op 2 465 jongeren met niet-westerse migratieachtergrond een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing (tabel 2.6.1). Dit komt overeen met 0,6 procent van alle jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Bij jongeren met westerse respectievelijk Nederlandse (migratie)achtergrond was dit 0,2 procent.
Van alle jongeren met jeugdreclassering aan het eind van 2020 was het aandeel jongeren met een Nederlandse achtergrond 46 procent. Sinds 2016 is er bij het totaal aantal jeugdreclasseringsmaatregelen nauwelijks wat veranderd in de aandelen naar migratieachtergrond. Bij de Overige jeugdreclasseringsmaatregelen is het aandeel met een niet-westerse migratieachtergrond (61 procent) het grootst. Het gaat hier om lage aantallen, waardoor de aandelen relatief sterk fluctueren. Bij toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader is het aandeel met een niet-westerse migratieachtergrond in de periode 2016-2020 met zeven procentpunten het sterkst toegenomen (zie figuur 2.6.4).
Maatregel | Nederlands (%) | Westers (%) | Niet-westers (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2020* | 72,69 | 8,99 | 18,31 |
2019 | 73,42 | 8,63 | 17,95 |
2018 | 74,06 | 8,31 | 17,63 |
2017 | 74,74 | 8,03 | 17,23 |
2016 | 75,43 | 7,82 | 16,74 |
T&B gedwongen | |||
2020* | 46,79 | 8,73 | 44,48 |
2019 | 46,84 | 8,36 | 44,80 |
2018 | 46,52 | 9,35 | 44,14 |
2017 | 45,72 | 8,74 | 45,54 |
2016 | 45,91 | 9,08 | 45,01 |
T&B vrijwillig | |||
2020* | 41,57 | 9,20 | 49,23 |
2019 | 47,04 | 8,88 | 44,08 |
2018 | 45,45 | 8,63 | 45,92 |
2017 | 48,27 | 10,68 | 41,05 |
2016 | 49,75 | 8,49 | 41,77 |
Overig³⁾ | |||
2020* | 32,74 | 5,95 | 61,31 |
2019 | 17,42 | 11,80 | 70,79 |
2018 | 29,07 | 9,30 | 61,63 |
2017 | 24,56 | 11,70 | 63,74 |
2016 | 23,05 | 6,82 | 70,13 |
1)Personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 31 december. 3)ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Jeugdreclassering komt, relatief gezien, het vaakst voor in de groep thuiswonende kinderen in een éénoudergezin (tabel 2.6.1). Dit betrof 2 425 jongeren wat overeenkomt met 0,6 procent van alle thuiswonende kinderen in een éénoudergezin. Dit aandeel is dalende sinds 2016, waar het nog 0,8 procent was. Bij thuiswonende kinderen in een tweeoudergezin (0,1 procent) en overige huishoudens (0,4 procent) ligt dit aandeel lager in 2020.
Van alle jongeren met jeugdreclassering op 31 december 2020 woonde 34 procent thuis in een tweeoudergezin, 44 procent thuis in een éénoudergezin en 22 procent in een andere samenstelling van het huishouden. Over het algemeen is er geen sprake van grote ontwikkelingen hierin over de jaren heen en verschilt het niet sterk tussen de type jeugdreclasseringsmaatregelen (zie figuur 2.6.5).
Maatregel | Tweeoudergezin (%) | Éénoudergezin (%) | Overig⁴⁾ (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2020* | 67,43 | 18,30 | 14,27 |
2019 | 67,56 | 18,06 | 14,38 |
2018 | 67,37 | 17,74 | 14,89 |
2017 | 67,21 | 17,39 | 15,40 |
2016 | 66,94 | 17,24 | 16,17 |
T&B gedwongen | |||
2020* | 33,86 | 44,63 | 21,51 |
2019 | 34,51 | 44,61 | 20,88 |
2018 | 34,91 | 43,14 | 21,95 |
2017 | 35,43 | 43,79 | 20,78 |
2016 | 35,17 | 44,71 | 20,12 |
T&B vrijwillig | |||
2020* | 32,54 | 46,51 | 20,95 |
2019 | 36,51 | 43,09 | 20,39 |
2018 | 33,74 | 47,46 | 18,80 |
2017 | 32,04 | 46,05 | 21,91 |
2016 | 37,35 | 47,71 | 14,94 |
Overig³⁾ | |||
2020* | 39,29 | 38,10 | 22,62 |
2019 | 38,20 | 39,33 | 22,47 |
2018 | 39,53 | 36,05 | 24,42 |
2017 | 36,84 | 38,60 | 24,56 |
2016 | 41,56 | 44,16 | 14,29 |
1)Personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 31 december. 3) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. 4)Onder overig vallen bijvoorbeeld institutionele huishoudens en éénpersoonshuishoudens. |
2.7 Jeugdreclassering vooral in regio Rotterdam
In de regio Rotterdam en Amsterdam wonen, ook relatief gezien, veel jongeren met jeugdreclassering (zie figuur 2.7.1 voor het aandeel per arrondissement en figuur 2.7.2 voor het aandeel per gemeente).[3] Ook in de gemeenten Nissewaard, Delfzijl en Lelystad komen met 0,5 procent of meer relatief veel jongeren met jeugdreclassering voor.
Arrondissement | Jeugdreclassering (%) |
---|---|
Amsterdam | 0,39 |
Noord-Holland | 0,16 |
Gelderland | 0,2 |
Midden-Nederland | 0,21 |
Noord-Nederland | 0,24 |
Overijssel | 0,23 |
DenHaag | 0,24 |
Rotterdam | 0,37 |
Limburg | 0,23 |
Oost-Brabant | 0,18 |
Zeeland-West-Brabant | 0,22 |
1) De peildatum van het totale aantal kinderen is 1 januari 2020 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (31 december 2020). |