1993 Deregulering luchtvaart en opkomst van de budgetvliegmaatschappijen
In 1993 werd het Europese luchtruim gedereguleerd, dat wil zeggen dat het werd opengesteld voor andere luchtvaartmaatschappijen dan de nationale luchtvaartmaatschappijen zoals KLM. Zo werd de weg vrijgemaakt voor maatschappijen die zich richtten op bijvoorbeeld goedkope vakantievluchten. Dat zorgde voor grote veranderingen in de lucht. Vliegen werd een stuk betaalbaarder.
Door de deregulering van het Europese luchtruim in 1993 steeg het aantal passagiers op de Nederlandse luchthavens. Voor die tijd waren er vooral nationale luchtvaartmaatschappijen in Europa, en vaak waren zij eigendom van overheden. Na de deregulering ontstond er een vrije markt en was er ruimte voor nieuwe spelers. Maatschappijen zoals Ryanair en easyJet kwamen naar Nederland, en lokten passagiers met lage tarieven. Voor een groep die het eerder niet kon betalen kwam een vliegreis naar de zon of een stedentrip binnen bereik. Soms bleek die vliegreis naar de zon goedkoper dan een vakantie in eigen land.

Budgetmaatschappijen werken volgens een eigen businessmodel met lage overheadkosten. Om de ticketprijzen zo laag mogelijk te houden moeten passagiers bijbetalen voor dienstverlening aan boord, zoals stoelreserveringen, eten en drinken, of hun bagage. Er wordt met zo min mogelijk verschillende vliegtuigtypes gevlogen en de toestellen worden intensief gebruikt.
Budgetmaatschappijen vervoeren bijna 40 procent passagiers
In 2024 reisde 36 procent van de aankomende en vertrekkende passagiers op Nederlandse luchthavens met een budgetmaatschappij, de rest vloog met een traditionele luchtvaartmaatschappij. In 2004 vloog maar 21 procent van de passagiers met een budgetmaatschappij.
In totaal vlogen er in 2024 27,8 miljoen passagiers van of naar Nederland met een budgetmaatschappij, dat zijn er drie keer zoveel als in 2004 (9,3 miljoen passagiers). De traditionele luchtvaartmaatschappijen vervoerden in 2024 48,4 miljoen passagiers, tegenover 35,2 miljoen in 2004. De groei was hier met 38 procent minder sterk dan bij de budgetmaatschappijen.
| Traditionele luchtvaartmaatschappijen (%) | Budgetmaatschappijen (%) | |
|---|---|---|
| 2004 | 79,1 | 20,9 |
| 2005 | ||
| 2006 | ||
| 2007 | 72,1 | 27,9 |
| 2008 | ||
| 2009 | ||
| 2010 | 72,4 | 27,6 |
| 2011 | 70,5 | 29,5 |
| 2012 | 69,3 | 30,7 |
| 2013 | 68,6 | 31,4 |
| 2014 | 67,8 | 32,2 |
| 2015 | 66,9 | 33,1 |
| 2016 | 65 | 35 |
| 2017 | ||
| 2018 | ||
| 2019 | 64 | 36 |
| 2020 | ||
| 2021 | ||
| 2022 | ||
| 2023 | 62,8 | 37,2 |
| 2024 | 63,5 | 36,5 |
Lokale luchthavens groeien mee, Schiphol blijft grootste
Budgetmaatschappijen vliegen vaak op kleinere luchthavens, waar de luchthaven- en afhandelingskosten lager zijn. Ook in Nederland zijn door de opkomst van budgetmaatschappijen de kleinere nationale vliegvelden belangrijker geworden (Eindhoven, Rotterdam, Maastricht en Groningen). Tussen 2004 en 2024 verviervoudigde het aantal passagiers op deze vliegvelden. 98 procent van de passagiers die in 2024 van of naar een kleiner nationaal vliegveld in Nederland vlogen, vlogen met een budgetmaatschappij.

Ondanks de groei van het aantal passagiers van budgetmaatschappijen op Eindhoven, Rotterdam, Maastricht en Groningen, reist het grootste deel van de passagiers van budgetmaatschappijen via Schiphol. In 2024 landden of vertrokken 18,6 miljoen passagiers per budgetmaatschappij op Schiphol, tegenover 9,2 miljoen op de overige vier nationale luchthavens.
| luchthaven | Traditionele luchtvaartmaatschappijen (x mln) | Budgetmaatschappijen (x mln) |
|---|---|---|
| Amsterdam Schiphol | 48,2 | 18,6 |
| Overige nationale luchthavens | 0,2 | 9,2 |
Maar de traditionele luchtvaartmaatschappijen waren nog altijd goed voor de meeste passagiers op Schiphol. Van alle passagiers die via Schiphol reisden (bijna 67 miljoen in 2024) vloog 72 procent met een traditionele maatschappij.
Bronnen
Europees parlement, Luchtvervoer: marktregels
Bouke van Gorp en Ben de Pater (KNAG), Revolutie in het luchtverkeer, 1 maart 2025